GHvJ, 28-06-2017, nr. HAR 97/17
ECLI:NL:OGHACMB:2017:56
- Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
- Datum
28-06-2017
- Zaaknummer
HAR 97/17
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:OGHACMB:2017:56, Uitspraak, Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba, 28‑06‑2017; (Eerste aanleg - meervoudig, Beschikking)
Uitspraak 28‑06‑2017
Inhoudsindicatie
Sint Maarten. Het Hof staat toe dat een advocaat uit Nederland als raadsman optreedt in de Sint Maartense strafzaak, mits hij samenwerkt met een bij het Hof ingeschreven advocaat. Art. 6 lid 3, aanhef en sub c, EVRM (recht op vrije advocaatkeuze) verzet zich er niet tegen dat het Hof in zijn beoordeling de vraag betrekt of de buitenlandse advocaat over een expertise beschikt die niet wordt aangetroffen bij de bij het Hof ingeschreven advocaten.
Partij(en)
Strafzaken over 2017 Beschikking no.:
Registratienummer: HAR 97/17
Datum: 28 juni 2017
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en
van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
B E S C H I K K I N G
op het verzoek op de voet van art. 57 lid 2 Sv van de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1971 in [geboorteplaats],
wonende in [woonplaats],
thans gedetineerd in Sint Maarten,
om toe te staan dat
mr. H.W.A.A. de Jong,
advocaat te Rotterdam, Nederland,
als zijn raadman optreedt.
1. Het verloop van de procedure
1.1
Bij verzoekschrift van 24 juni 2017 heeft mr. C.R. Rutte, advocaat in
Sint Maarten, namens de verdachte het Hof verzocht toe te staan dat
mr. De Jong naast mr. Rutte als raadman van de verdachte optreedt.
1.2
Het verzoek is op 27 juni 2017 behandeld in raadkamer van het Hof in Curaçao. In Curaçao is verschenen: mr. A.C. van der Schans,
(wnd.) procureur-generaal. In Sint Maarten zijn verschenen: mrs. Rutte en
De Jong. Zij zijn gehoord door middel van videoconferentieapparatuur.
De verdachte heeft afstand gedaan van zijn aanwezigheidsrecht.
De procureur-generaal heeft zich verzet tegen toewijzing van het verzoek.
2. De beoordeling
2.1
Art. 57 Sv luidt:
1. Als raadslieden worden slechts toegelaten advocaten, die bij het Hof van Justitie zijn ingeschreven.
2. In bijzondere gevallen kan het Hof van Justitie op verzoek van de verdachte aan advocaten, die niet bij het Hof van Justitie zijn ingeschreven, toestaan als raadsman op te treden, mits deze samenwerkt met een bij het Hof van Justitie ingeschreven advocaat.
3. Medeverdachten, die geen tegenstrijdige belangen hebben, kunnen door dezelfde raadsman worden bijgestaan.
2.2
De Memorie van Toelichting vermeldt als toelichting bij deze bepaling:
Als raadsman kan slechts optreden de advocaat, die bij het Hof van Justitie is ingeschreven. Van die regel kan door het Hof in bijzondere gevallen worden afgeweken. Denkbaar is dat in een bepaalde zaak het advies wordt ingeroepen van een buitenlandse advocaat, die beschikt over expertise welke niet in het land zelf wordt aangetroffen. Zo'n advocaat zou dan ook zelf als raadsman moeten kunnen optreden, mits hij met een plaatselijk advocatenkantoor samenwerkt, vooropgesteld dat hij ter zake de geldende voorschriften in het land is toegelaten. In art. 57 is de regeling van art. 50 ter, lid 3 (oud) overgenomen: een advocaat kan meerdere verdachten tegelijk bijstaan, mits zij geen tegenstrijdige belangen hebben. Bij het bestaan van een dergelijke strijdigheid staat het OM de procedure van art. 42 (thans: art. 43) open teneinde een onwillige advocaat ertoe te bewegen de verdediging te beperken.
2.3
Art. 6 lid 3, aanhef en sub c, EVRM, bepaalt dat ieder tegen wie een vervolging is ingesteld, het recht heeft bij de verdediging bijstand te hebben van een raadsman naar eigen keuze.
2.4
Over dit recht vermeldt de "Guide on Article 6 (criminal limb)", gepubliceerd als Case-law Guide op de site van het EHRM (www.echr.coe.int), het volgende:
285. The right of everyone charged with a criminal offence to be defended by counsel of his own choosing is not absolute (Meftah and Others v. France [GC], § 45; Pakelli v. Germany, Commission report, § 31). Although, as a general rule, the accused’s choice of lawyer should be respected (Lagerblom v. Sweden, § 54), the national courts may override that person's choice when there are relevant and sufficient grounds for holding that this is necessary in the interests of justice (Meftah and Others v. France [GC], § 45; Croissant v. Germany, § 29). For instance, the special nature of the proceedings, considered as a whole, may justify specialist lawyers being reserved a monopoly on making oral representations (Meftah and Others v. France [GC], § 47).
2.5
Art. 6 lid 3, aanhef en sub c, EVRM verzet zich er niet tegen dat het Hof verzoeken als de onderhavige slechts toewijst in bijzondere gevallen, in overeenstemming met de tekst van art. 57 lid 2 Sv. De verdragsbepaling verzet zich er evenmin tegen dat het Hof in zijn beoordeling de vraag betrekt of de buitenlandse advocaat over een expertise beschikt die niet wordt aangetroffen bij de advocaten die bij het Hof staan ingeschreven, in overeenstemming met het bij de memorie van toelichting gegeven voorbeeld.
2.6
Namens de verdachte is, verkort weergegeven, het volgende aangevoerd:
a. Mr. De Jong is sinds november 2016 betrokken bij het onderzoek tegen de verdachte en heeft daarom kennis over de zaak verworven.
b. De verdachte heeft een vertrouwensband opgebouwd met mr. De Jong.
c. De verdachte is een bekende inwoner van Sint Maarten en wenst zich niet te laten bijstaan door een strafadvocaat die hij reeds uit anderen hoofde kent.
Mr. De Jong komt niet uit Sint Maarten en kan de verdachte met professionele distantie bijstaan.
d. Mr. De Jong is een expert op het gebied van omvangrijke en complexe financiële zaken en heeft een verdachte uit het Rotterdamse Havenbedrijf bijgestaan in een vergelijkbare strafzaak.
2.7
De namens de verdachte aangevoerde omstandigheden zijn aannemelijk geworden en leveren, in onderling verband en samenhang beschouwd, een bijzonder geval in de zin van de wet op.
2.8
De procureur-generaal heeft zich tegen de toewijzing van het verzoek verzet op grond van de omstandigheden dat mr. De Jong ook als advocaat van de Haven optreedt, dat aan de verdachte beperkingen zijn opgelegd en dat het onderzoek naar de verdachte ook leidt naar de Haven en naar personen die aan de Haven gelieerd zijn.
2.9
De door de procureur-generaal aangevoerde omstandigheden brengen niet mee dat mr. De Jong medeverdachten bijstaat, laat staan dat hij medeverdachten bijstaat die tegenstrijdige belangen hebben als bedoeld in
art. 57 lid 3 Sv. De omstandigheden leveren ook voor het overige geen goede reden op om het verzoek niet toe te wijzen.
2.10
Op grond van het voorgaande wordt als volgt beslist.
B E S L I S S I N G
Het Hof staat mr. De Jong toe als raadsman van de verdachte op te treden, mits hij samenwerkt met een bij het Hof ingeschreven advocaat.
Deze beschikking is op 28 juni 2017 gegeven door mrs. G.C.C. Lewin,
T.A.M. Tijhuis en S.A. Carmelia, leden van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba, in tegenwoordigheid van de griffier.