Einde inhoudsopgave
Wet inkomensvoorziening oudere werklozen
Artikel 10 Hoogte van de uitkering
Geldend
Geldend van 01-07-2015 tot 01-01-2038
- Bronpublicatie:
14-06-2014, Stb. 2014, 216 (uitgifte: 24-06-2014, kamerstukken: 33818)
- Inwerkingtreding
01-07-2015
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
10-07-2014, Stb. 2014, 274 (uitgifte: 17-07-2014, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Sociale zekerheid werkloosheid / Bijzondere onderwerpen
1.
De uitkering bedraagt per kalendermaand: 0,7 × (A – B).
Hierbij staat A voor:
- a.
het maandloon, bedoeld in artikel 1b, tweede lid, onderdeel a, van de Werkloosheidswet; of
- b.
het maandloon, bedoeld in artikel 13, vierde lid, onderdeel a, van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen, met dien verstande dat A niet meer bedraagt dan 10/7 maal het bedrag, genoemd in artikel 2, tweede lid, onderdeel b, onder 1°, van de Toeslagenwet vermenigvuldigd met 21,75; en
B staat voor het inkomen per kalendermaand.
2.
Het bedrag, bedoeld in het eerste lid, wordt herzien op de wijze als bedoeld in artikel 14 van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag.
3.
Onder inkomen als bedoeld in het eerste lid wordt verstaan inkomen uit arbeid.
4.
Op de uitkering wordt overig inkomen geheel in mindering gebracht.
5.
Bij algemene maatregel van bestuur wordt bepaald wat wordt verstaan onder inkomen uit arbeid als bedoeld in het derde lid en overig inkomen als bedoeld in het vierde lid. Daarbij kan tevens worden bepaald dat nader te bepalen inkomen dat gedeeltelijk, niet of niet langer wordt genoten als gevolg van gewijzigde omstandigheden of enig handelen of nalaten van betrokkene in aanmerking wordt genomen alsof het wel volledig wordt genoten.
6.
Voor zover het recht op uitkering op grond van de Werkloosheidswet gedeeltelijk is geëindigd door het verrichten van werkzaamheden als lid van de Eerste Kamer der Staten-Generaal, van een vertegenwoordigend orgaan van een publiekrechtelijk lichaam dat bij rechtstreekse verkiezing wordt samengesteld, of een algemeen bestuur van een waterschap, staat bij de toepassing van het eerste lid A, in afwijking in zoverre van het eerste lid, voor het minimumloon.