Einde inhoudsopgave
Belastingplan 2005
Artikel XXXIa
Geldend
Geldend vanaf 08-04-2006
- Bronpublicatie:
15-12-2005, Stb. 2005, 683 jo Stb. 2006, 184 (uitgifte: 01-01-2006, kamerstukken/regelingnummer: -)
15-12-2005, Stb. 2005, 683 jo Stb. 2006, 184 (uitgifte: 01-01-2005, kamerstukken: 30306)
- Inwerkingtreding
08-04-2006
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
05-04-2006, Stb. 2006, 184 (uitgifte: 01-01-2006, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Inkomstenbelasting (V)
1.
Voor de periode 1 januari 2005 tot en met 30 juni 2007 zijn voor de willekeurige afschrijving op films en de filminvesteringsaftrek de artikelen 3.33, eerste tot en met vierde lid, 3.36, 3.37, 3.40, 3.42b, eerste tot en met zevende lid, 3.44, 3.47a, 3.52 en 10.10 van de Wet inkomstenbelasting 2001, en de artikelen 8 en 18 van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969, zoals die artikelen luidden op 31 december 2003 en met inachtneming van de wijzigingen zoals hierna aangeduid, van toepassing met betrekking tot voortbrengingskosten gemaakt voor 1 juli 2007. Daarbij wordt:
- a.
voor de toepassing van artikel 3.33, tweede lid, van de Wet inkomstenbelasting 2001 voor de zinsnede ‘door Onze Minister van Economische Zaken in overeenstemming met Onze Minister en Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen’ gelezen: door Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap in overeenstemming met Onze Minister;
- b.
voor de toepassing van artikel 3.42b, eerste, zesde en zevende lid, van de Wet inkomstenbelasting 2001 voor de zinsnede ‘Onze Minister van Economische Zaken’ gelezen: Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap;
- c.
voor de toepassing van artikel 8 van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969, voor de toepassing van artikel 3.42b, derde lid, onderdeel b, van de Wet inkomstenbelasting 2001 voor het daar genoemde bedrag van € 25 000 gelezen € 100 000.
2.
Het eerste lid is slechts van toepassing indien een verzoek om een verklaring als bedoeld in artikel 3.37, eerste lid, respectievelijk 3.42b, eerste lid, van de Wet inkomstenbelasting 2001 voor 8 april 2006 is ingediend.
3.
De door de Staatsecretaris[lees: Staatssecretaris] van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap in overeenstemming met de Staatsecretaris[lees: Staatssecretaris] van Financiën getroffen Regeling aanwijzing filminvesteringen 2005, is een regeling gebaseerd op de gewijzigde delegatiebevoegdheid bedoeld in het eerste lid.