Hof Arnhem-Leeuwarden, 07-03-2013, nr. 200.112.341
ECLI:NL:GHARL:2013:BZ3875
- Instantie
Hof Arnhem-Leeuwarden
- Datum
07-03-2013
- Zaaknummer
200.112.341
- LJN
BZ3875
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHARL:2013:BZ3875, Uitspraak, Hof Arnhem-Leeuwarden, 07‑03‑2013; (Hoger beroep)
Uitspraak 07‑03‑2013
Inhoudsindicatie
Onderbewindstelling uitgesproken ondanks het feit dat verzoekers niet volledig hebben voldaan aan het huidige wettelijk criterium.
Partij(en)
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummers gerechtshof 200.112.341 en 200.112.367
(zaaknummers rechtbank Zutphen 480030 en 480031)
beschikking van de familiekamer van 7 maart 2013
inzake
[verzoekster],
en
[verzoeker],
beiden wonende te [woonplaats],
verzoekers in hoger beroep, verder te noemen “[verzoekers]”,
advocaat: mr. J.H.J. Joosten te Arnhem.
Als overige belanghebbenden zijn aangemerkt:
[belanghebbende sub 1],
wonende te [woonplaats],
[belanghebbende sub 2],
wonende te [woonplaats],
[belanghebbende sub 3],
wonende te [woonplaats],
[belanghebbende sub 4],
wonende te [woonplaats],
[belanghebbende sub 5],
wonende te [woonplaats],
[belanghebbende sub 6],
wonende te [woonplaats],
[belanghebbende sub 7],
wonende te [woonplaats],
[belanghebbende sub 8],
wonende te [woonplaats],
Ronald J. van Egmond, verbonden aan De Eik Bewindvoeringen,
wonende te [woonplaats], verder te noemen “Van Egmond”.
1. Het geding in eerste aanleg
Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikkingen van de kantonrechter (rechtbank Zutphen, sector kanton, locatie Oude IJsselstreek) van 2 juli 2012, uitgesproken onder voormelde zaaknummers.
2. Het geding in hoger beroep
2.1
Bij beroepschriften, ingekomen ter griffie van het hof op 29 augustus 2012, zijn [verzoekers] in hoger beroep gekomen van voormelde beschikkingen. Zij verzoeken het hof die beschikkingen te vernietigen en opnieuw beschikkende een bewind in te stellen over de goederen die aan hen (zullen) toebehoren.
2.2
De mondelinge behandeling heeft op 10 januari 2013 plaatsgevonden. [verzoekers] zijn in persoon verschenen, bijgestaan door hun advocaat. Voorts is verschenen [...], coördinator PAD (Platform Armoedebestrijding [...]). Geen van de overige belanghebbenden is verschenen.
2.3
Gelet op artikel CIII van de Wet herziening gerechtelijke kaart (Staatsblad 2012, 313) wordt in deze voor 1 januari 2013 aanhangig gemaakte zaak uitspraak gedaan door het hof Arnhem-Leeuwarden, locatie Arnhem.
3. De vaststaande feiten
3.1
[verzoekster], geboren op [geboortedatum] 1980, en [verzoeker], geboren op [geboortedatum] 1986, wonen met elkaar samen. Zij hebben samen twee kinderen. Bij hen woont tevens de zoon uit een eerdere relatie van [verzoekster].
3.2
Bij verzoekschriften, ingekomen bij de kantonrechter op 23 maart 2012, hebben [verzoekers] de kantonrechter verzocht een bewind in te stellen over de goederen die aan hen (zullen) toebehoren met benoeming van Van Egmond tot bewindvoerder.
3.3
Bij de bestreden beschikkingen heeft de kantonrechter de verzoeken afgewezen.
4. De motivering van de beslissing
4.1
Op grond van artikel 1:431 lid 1 Burgerlijk Wetboek (BW) kan de kantonrechter, indien een meerderjarige als gevolg van zijn lichamelijke of geestelijke toestand tijdelijk of duurzaam niet in staat is ten volle zijn vermogensrechtelijke belangen zelf behoorlijk waar te nemen, een bewind instellen over één of meer van de goederen die hem als rechthebbende toebehoren of zullen toebehoren.
4.2
De kantonrechter heeft de verzoeken van [verzoekers] afgewezen, omdat uit de stukken, noch uit het verhandelde tijdens de mondelinge behandeling op 1 juni 2012 is gebleken dat sprake is van een situatie, waarin [verzoekers] als gevolg van hun lichamelijke of geestelijke toestand tijdelijk of duurzaam niet in staat zijn ten volle hun vermogensrechtelijke belangen waar te nemen. De kantonrechter heeft voorts overwogen dat het enkele bestaan van schulden derhalve niet voldoende is voor de verzochte maatregel.
4.3
[verzoekers] stellen dat zij hebben voldaan aan het wettelijk criterium. Zij hebben schulden die zijn ontstaan als gevolg van hun geestelijke toestand. Er is immers bij hen sprake van onvermogen om zelf hun financiën goed te beheren. Eerdere pogingen om zonder professionele hulp de schulden op te lossen zijn mislukt. De gemeente heeft hen geadviseerd beschermingsbewind aan te vragen, omdat eerst nadat beschermingsbewind is ingesteld de gemeentelijke schuldhulpverlening op gang kan komen. Van Egmond heeft zich bereid verklaard bewindvoerder te worden.
4.4
Het hof stelt voorop dat ook in hoger beroep geen schriftelijke bewijzen zijn overgelegd en evenmin bij gelegenheid van de mondelinge behandeling is gebleken dat bij [verzoekster] en/of [verzoeker] sprake is van de in artikel 1:431 lid 1 BW bedoelde lichamelijke of geestelijke toestand, waardoor zij tijdelijk of duurzaam niet in staat zijn ten volle hun vermogensrechtelijke belangen zelf behoorlijk waar te nemen. Op die grond kan het verzoek van [verzoekers] dan ook niet worden toegewezen.
4.5
Het hof overweegt voorts als volgt. Uit de memorie van toelichting behorende bij het thans bij de Tweede Kamer aanhangige voorstel voor een Wet wijziging curatele, beschermingsbewind en mentorschap (Kamerstukken II 2011-2012, 33054, nr. 3, pagina 6-7 en pagina 30) blijkt onder meer het volgende.
In de praktijk komt het steeds vaker voor dat mensen die in een problematische schuldsituatie verkeren zelf om onderbewindstelling verzoeken. Voorgesteld wordt deze feitelijke ontwikkeling juridisch zichtbaar te maken, door het hebben van problematische schulden als afzonderlijke grond voor onderbewindstelling te kwalificeren. Onder het hebben van een problematische schuldsituatie wordt, in overeenstemming met artikel 284 lid 1 van de Faillissementswet verstaan dat redelijkerwijs te voorzien is dat een rechthebbende niet zal kunnen voortgaan met het betalen van zijn schulden, of dat hij heeft opgehouden te betalen. Een “schuldenbewind” onderscheidt zich van andere onderbewindstellingen vanwege een ontoereikend vermogen om bestaande schulden te betalen en mogelijk ook een voortzetting van het gedrag van de rechthebbende dat tot nieuwe schulden leidt. Onderbewindstelling kan eraan bijdragen dat de situatie gestabiliseerd wordt en dat er zicht komt op verbetering.
Uit de nota naar aanleiding van het verslag bij genoemd wetsvoorstel (nr. 6, pagina 10-11) blijkt voorts dat het niet nodig wordt geacht om in de wet vast te leggen dat een lichamelijke of geestelijke toestand de oorzaak moet zijn van de problematische schulden. Deze grond heeft er thans toe geleid dat in sommige arrondissementen een “gat in de hand” als grond voor beschermingsbewind wordt erkend en in andere niet. Het wetsvoorstel beoogt deze ongelijke behandeling op te heffen. Het beschermingsbewind in geval van problematische schulden dient in de eerste plaats om ervoor te zorgen dat de problemen niet verergeren en dat de situatie wordt gestabiliseerd, bijvoorbeeld te voorkomen dat huisuitzetting of afsluiting van gas, water en elektriciteit plaatsvindt. Pas dan kan worden toegekomen aan het oplossen van de schuldenproblematiek. De beschermingsbewindvoerder kan de rechthebbende toeleiden naar de schuldhulpverlening en zonodig naar de schuldsanering.
4.6
Het hof ziet, gelet op het bovenstaande, aanleiding te anticiperen op het hiervoor genoemde wetsvoorstel ter zake de wijziging van artikel 1:431 lid 1 BW. Dit wetsvoorstel beoogt immers te voorzien in een maatschappelijke behoefte. Gebleken is dat de gemeente [...] blijkbaar de eis stelt - welke eis geen steunt vindt in de huidige wetgeving - dat [verzoekers] een onderbewindstelling van hun goederen in de zin van genoemd wetsartikel dienen te verzoeken, alvorens zij in aanmerking kunnen komen voor gemeentelijke schuldhulpverlening, terwijl dit schuldhulpverleningstraject als voorportaal wordt beschouwd, alvorens voor de schuldsanering als bedoeld in de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen in aanmerking te komen. Nu er sprake is van een forse schuldenproblematiek en [verzoekers] zelf hebben verzocht om onderbewindstelling van hun goederen, zal het hof de verzoeken van [verzoekers] om een bewind in te stellen over de goederen die aan hen toebehoren, alsnog toewijzen en Van Egmond, die zich daartoe heeft bereid verklaard, tot bewindvoerder benoemen. Het hof zal de bestreden beschikkingen vernietigen en als volgt beslissen.
5. De beslissing
Het hof, beschikkende in hoger beroep:
vernietigt de beschikkingen van de rechtbank Zutphen van 2 juli 2012 en opnieuw beschikkende:
in de zaak met nummer 200.112.341:
stelt een bewind in over de goederen die aan [verzoekster] (zullen) toebehoren in de zin van artikel 1:431, lid 1 BW;
benoemt tot bewindvoerder:
R.J. Van Egmond, verbonden aan De Eik Bewindvoeringen,
Postbus 30187
- 6803.
AD Arnhem;
in de zaak met nummer 200.112.367:
stelt een bewind in over de goederen die aan [verzoeker] (zullen) toebehoren in de zin van artikel 1:431, lid 1 BW;
benoemt tot bewindvoerder:
R.J. Van Egmond, voornoemd.
Deze beschikking is gegeven door mrs. M.H.H.A. Moes, H.L. van der Beek en P.M.M. Mostermans, bijgestaan door G.E.M. Bours als griffier, en is op 7 maart 2013 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.