JOW 2018/21
procesrecht, schriftelijke voorbereiding, nieuwe bescheiden
HR 10-07-2018, ECLI:NL:HR:2018:1160
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
10 juli 2018
- Magistraten
De Hullu, Borgers, Boerlage
- Zaaknummer
16/04667 P
- JCDI
JCDI:ADS31518:1
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2018:1160, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 10‑07‑2018
ECLI:NL:PHR:2018:528, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 29‑05‑2018
Beroepschrift, Hoge Raad, 01‑05‑2017
- Wetingang
Essentie
Formaliteiten rond verzoek om schriftelijke voorbereiding
Samenvatting
Op een verzoek om schriftelijke voorbereiding moet overeenkomstig art. 329 en 330 Sv (in hoger beroep via art. 511g lid 2 en 415 Sv) ter terechtzitting worden beslist, nadat het openbaar ministerie daaromtrent is gehoord. De rechter is niet gehouden een schriftelijke voorbereiding toe te staan, maar kan daartoe beslissen indien dat naar zijn oordeel doelmatig is. Voor zover zo’n verzoek verband houdt met de wens stukken over te leggen, kan daarbij van belang zijn dat betrokkene, ook indien geen schriftelijke voorbereiding plaatsvindt, op ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.