Einde inhoudsopgave
Besluit diergezondheid
Artikel 2.1 Verdenking
Geldend
Geldend vanaf 21-04-2021
- Bronpublicatie:
24-03-2021, Stb. 2021, 169 (uitgifte: 06-04-2021, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
21-04-2021
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
24-03-2021, Stb. 2021, 169 (uitgifte: 06-04-2021, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Dierenrecht / Veterinair recht
Dierenrecht / Veehouderij
Dierenrecht / Dierenwelzijn
1.
Onze Minister wijst een dier of groep dieren aan als verdacht van besmetting met een dierziekte of zoönose als bedoeld in artikel 5.3, tweede lid, van de wet, anders dan een ziekte als bedoeld in artikel 9, eerste lid, van verordening (EU) nr. 2016/429, indien:
- a.
uit klinisch, post-mortem- of laboratoriumonderzoeken blijkt dat een of meer klinische tekenen of post-mortemlaesies of histologische bevindingen op die ziekte wijzen;
- b.
een of meer resultaten van een diagnostische methode op de waarschijnlijke aanwezigheid van de ziekte in een monster van een dier of een groep dieren wijzen; of
- c.
er een epidemiologisch verband met een bevestigd geval is vastgesteld.
2.
Onze Minister trekt een aanwijzing als bedoeld in het eerste lid in, indien:
- a.
er geen agens, antigeen of indirecte immunologische reactie is aangetoond; of
- b.
Onze Minister anderszins de overtuiging heeft gekregen dat het dier niet aan een ziekte als bedoeld in de aanhef van het eerste lid lijdt.