Rb. Amsterdam, 16-11-2021, nr. 13.046079.21 (Promis)
ECLI:NL:RBAMS:2021:6514
- Instantie
Rechtbank Amsterdam
- Datum
16-11-2021
- Zaaknummer
13.046079.21 (Promis)
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBAMS:2021:6514, Uitspraak, Rechtbank Amsterdam, 16‑11‑2021; (Eerste aanleg - meervoudig)
Uitspraak 16‑11‑2021
Inhoudsindicatie
Medeplegen van liquidatie op 39-jarige man in Amstelveen. Verdachte heeft de plaats delict voorafgaand aan de liquidatie tweemaal verkend, hij heeft de schutters naar de plek van de liquidatie vervoerd en heeft de vluchtauto bestuurd. Daarna heeft verdachte de vluchtauto in brand gestoken. De rechtbank oordeelt dat de bijdrage van verdachte aan het delict van zodanig gewicht is geweest dat sprake is van medeplegen. Verdachte was destijds 17 jaar oud. De rechtbank ziet aanleiding om toepassing te geven aan het meerderjarigenstrafrecht (artikel 77b Sr) en veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 12 jaren
Partij(en)
vonnis
RECHTBANK AMSTERDAM
Parketnummer: 13.046079.21
Team Familie & Jeugd
Parketnummer: 13.046079.21 (Promis)
Datum uitspraak: 16 november 2021
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2002,
wonende op het adres [adres] , [woonplaats] ,thans gedetineerd te: [naam]
1. Onderzoek ter terechtzitting
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 2 november 2021.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officieren van justitie mr. W.J. de Graaf en D. Sarian (hierna gezamenlijk aangeduid als de officier van justitie) en van wat verdachte en zijn raadsvrouw, mr. C.W. Dirkzwager, naar voren hebben gebracht.
Voorts heeft de rechtbank kennisgenomen van wat onder meer door mevrouw [naam 1] , namens de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad), mevrouw [naam 2] , namens Jeugdbescherming Regio Amsterdam (hierna: JBRA) en door de ouders van verdachte naar voren is gebracht.
2. Tenlastelegging
Aan verdachte is - na wijziging op de zitting - kort gezegd ten laste gelegd dat hij zich heeft schuldig gemaakt aan het medeplegen van de moord op [slachtoffer] op 12 december 2019 te Amstelveen. Subsidiair is de medeplichtigheid aan deze moord ten laste gelegd.
De tekst van de integrale tenlastelegging is opgenomen in een bijlage die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.
3. Voorvragen
De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde feit en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.
4. Waardering van het bewijs
4.1
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft geconcludeerd dat het primair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen kan worden, in de zin dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan het medeplegen van moord.
4.2
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw van verdachte heeft bepleit dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het ten laste gelegde feit wegens het ontbreken van (voorwaardelijk) opzet op het gronddelict, de moord op [slachtoffer] . Subsidiair heeft de raadsvrouw bepleit dat verdachte niet als medepleger van de moord kan worden aangemerkt.
De door de raadsvrouw van verdachte aangevoerde verweren zullen bij de inhoudelijke bespreking van het ten laste gelegde feit aan bod komen.
4.3
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank gaat op grond van de wettige bewijsmiddelen van de volgende feiten en omstandigheden uit.
4.3.1.
Het overlijden van [slachtoffer] op 12 december 2019
Op 12 december 2019 rond 17:15 uur kwamen bij de politie Amsterdam meldingen binnen van een schietpartij op de parkeerplaats bij Health City, gevestigd op de Escapade 1 te Amstelveen.
Verbalisanten zijn ter plaatse gegaan en zagen het slachtoffer naast zijn auto op de grond liggen met een plas bloed rondom zijn hoofd. Het slachtoffer bleek later genaamd [slachtoffer] . [slachtoffer] vertoonde geen ademhaling, had grote opengesperde ogen en bloedde uit meerdere plaatsen op het hoofd. Reanimeren bleek niet meer mogelijk.
Uit het onderzoek van de patholoog blijkt dat er in totaal negentien schotletsels waren aan het hoofd en de romp, horende bij twee inschoten, acht doorschoten en vermoedelijk één schampschot. Verder werden ook uitgebreide breuken van de schedel, het aangezicht, de borst- en lendenwervels, het borstbeen, de schouderbladen, het linker sleutelbeen en de ribben gezien. Het overlijden van [slachtoffer] wordt verklaard door algehele weefselschade op basis van ernstig bloedverlies en ademhalingsfunctie-, longfunctie- en hersenfunctiestoornissen als gevolg van twee doorschoten aan het hoofd, drie doorschoten en één inschot aan de romp. De overige schotletsels, drie doorschoten, één inschot en vermoedelijk één schampschot, kunnen een bijdrage hebben geleverd aan (de snelheid van) het overlijden.
Op de parkeerplaats, rondom [slachtoffer] , zijn twaalf hulzen aangetroffen en in beslag genomen. Deze hulzen waren van het kaliber 9x19 mm en met bodemstempel S&B. Door middel van een munitieonderzoek is onderzocht of de verschoten munitiedelen afkomstig zijn uit één of meer vuurwapens, wat het soort en merk van het gebruikte vuurwapen is en of een relatie met een ander schietincident kan worden aangetoond. Uit dit onderzoek is gebleken dat voor de hulzen geldt dat de resultaten van het vergelijkend hulsonderzoek extreem veel waarschijnlijker zijn wanneer de hypothese dat de hulzen zijn verschoten met één en hetzelfde vuurwapen waar is, dan wanneer de hypothese dat de hulzen zijn verschoten met twee vuurwapens van hetzelfde kaliber en met dezelfde systeemkenmerken waar is. De hulzen zijn vermoedelijk verschoten met een (semi-) automatisch werkend pistool van het kaliber 9mm Parabellum. Er zijn geen aanwijzingen gevonden dat het betreffende vuurwapen ergens anders in Nederland is gebruikt bij schietincidenten.
4.3.2.
Camerabeelden
Camerabeelden 12 december 2019 rondom tijdstip liquidatie
Op camerabeelden afkomstig van de camera’s van het parkeerterrein van Health City is zichtbaar dat [slachtoffer] op 12 december 2019 omstreeks 15:58 uur in een zwarte BMW aan komt rijden, parkeert aan het eerste rijpad gezien vanaf de hoofdingang van Health City en vervolgens samen met zijn vijfjarige zoontje aan zijn hand Health City binnen loopt. Omstreeks 16:16 uur is te zien dat een NN-persoon het parkeerterrein van Health City op loopt en op een gegeven moment handelingen verricht onder de BMW van [slachtoffer] . Vervolgens loopt de persoon naar de uitgang van het parkeerterrein en lijkt bewegingen te maken alsof hij op het scherm van een telefoon tikt.
Omstreeks 16:23 uur komt een Volkswagen Transporter (hierna: Transporter) in beeld met kenteken [kenteken] . De Transporter beweegt eerst in verschillende richtingen over het parkeerterrein van Health City, onder andere langs de BMW van [slachtoffer] , en parkeert in een parkeervak op het derde rijpad aan de rechterzijde. Te zien is dat de bestuurder oranje handschoenen draagt. Vanaf dat parkeervak heeft de bestuurder zicht op de BMW van [slachtoffer] . Vervolgens beweegt de Transporter zich naar een parkeervak op het derde rijpad aan de linkerzijde en blijft hier zeventien minuten staan. Het moment dat de Transporter weer gaat rijden is niet door de beveiligingscamera's vastgelegd. Wel zijn er ineens twee personen te zien, verder aangeduid als NN1 en NN2, die vanaf de plek waar de Transporter geparkeerd stond over het parkeerterrein lopen ter hoogte van het derde rijpad. De voorste persoon heeft oranje handschoenen aan. Zij lopen in de richting van het gebouw van Health City. NN1 en NN2 lopen naar de fietsenstalling rechts naast het gebouw van Health City. De BMW van [slachtoffer] staat ter hoogte van die fietsenstalling geparkeerd in een parkeervak op het eerste rijpad. De Transporter, inmiddels weer in beeld, rijdt vervolgens het parkeerterrein af. Er is geen oranje kleur te zien bij de handen van de bestuurder. Het lijkt alsof hij op dit moment geen oranje handschoenen aan heeft. De Transporter neemt een zodanige positie in op de rijbaan van de Escapade dat hij direct over de Escapade kan wegrijden in de richting van de Marathonlaan. De Transporter zal hier ongeveer 27 minuten blijven staan tot na de schietpartij. De schuifdeur aan de rechterzijde van de Transporter is een klein stukje geopend.
NN1 en NN2 lopen naar het naast Health City gelegen terras van de Enjoy Sports Bar. NN1 en NN2 nemen plaats achter het hekwerk. Zij zijn zo uit het zicht onttrokken van voorbijgangers en hebben een goed uitzicht over het parkeerterrein van de hoofdingang tot aan de BMW van [slachtoffer] .
Omstreeks 17:14 uur komt [slachtoffer] met zijn zoontje aan de hand uit Health City naar buiten lopen. Samen met zijn zoontje loopt hij naar de BMW en daar aangekomen opent hij het rechterachterportier en stapt zijn zoontje achter in de auto. Op dat moment komen NN1 en NN2, die zich tot dan achter het hek bij de ingang van de Enjoy Sports Bar hebben opgehouden, op [slachtoffer] af rennen. [slachtoffer] staat op dat moment met zijn rug naar hen toe en ziet hen niet. Wanneer NN1 [slachtoffer] tot ongeveer twee meter van achteren heeft benaderd vuurt NN1 het eerste schot. [slachtoffer] zakt gelijk ineen terwijl de rechterachterdeur van de BMW nog open staat en het zoontje van [slachtoffer] nog op de achterbank van de BMW zit. Rechts in beeld is ook NN2. Hij heeft oranje handschoenen aan. Hij heeft beide armen gestrekt vooruit gestoken alsof hij ook een vuurwapen vasthoudt. De remlichten van de Transporter lichten op. NN1 vuurt een tweede maal met gestrekte arm in de richting van [slachtoffer] . NN2 heeft zijn beide armen vooruit gestrekt voor zich. [slachtoffer] zakt steeds verder ineen. De zoon van [slachtoffer] zit op dit moment nog steeds op de achterbank van de BMW en het rechterachterportier staat wijd open. Hij zit op dit moment in de vuurlijn. Er is goed te zien dat NN2 ook een vuurwapen vasthoudt en daarmee richt, maar nog niet heeft geschoten. Het lijkt erop dat het wapen van NN2 weigert. Te zien is namelijk dat NN2 handelingen aan zijn vuurwapen verricht alsof hij dit tracht door te laden. NN2 slaat [slachtoffer] uiteindelijk meerdere malen met het wapen dat hij dan met beide handen vasthoudt. NN1 schiet gedurende de periode dat hij bij [slachtoffer] staat in totaal elf keer, waarvan nog twee keer nadat NN2 [slachtoffer] heeft geslagen. Na het laatste schot rennen NN1 en NN2 langs de voorzijde van Health City naar de uitgang van het parkeerterrein waar de Transporter nog steeds op de rijbaan stil staat. Te zien is geweest dat direct na het lossen van het eerste schot de remlichten van de Transporter oplichtten. De schuifdeur aan de rechterzijde van de Transporter staat gedeeltelijk open en zodra NN1 en NN2 voorbij de hoofdingang van Health City rennen, is de zijschuifdeur aan de rechterzijde van de Transporter geheel geopend. NN1 en NN2 springen achterin en meteen hierop rijdt de Transporter met gedoofde lichten weg. Hij rijdt de Escapade af en vervolgens linksaf over de Marathonlaan in de richting van de Oranjebaan. De zoon van [slachtoffer] stapt na de schietpartij uit de BMW en moet hierbij over zijn vader heen stappen die naast het rechterachterportier op de grond ligt.
Naar aanleiding van de camerabeelden van de liquidatie van [slachtoffer] is onderzoek gedaan naar camerabeelden van de dagen voorafgaand aan de liquidatie. Uit dit onderzoek is gebleken dat de betreffende Transporter tweemaal eerder bij en op het parkeerterrein van Health City is geweest, namelijk op 11 en 12 december 2019 in de ochtend.
Camerabeelden 11 december 2019
Op de camerabeelden van 11 december 2019 is te zien dat de persoon die op 12 december 2019 vlak voor de liquidatie van [slachtoffer] handelingen verricht onder de BMW van [slachtoffer] , ook op 11 december 2019 omstreeks 13:36 uur handelingen verricht onder zijn auto, die daar op dat moment geparkeerd staat vanwege judoles van zijn zoontje.
Op de camerabeelden van 11 december 2019 is vervolgens te zien dat er om 14:27 uur een Transporter aan komt rijden, voorzien van kenteken [kenteken] . De Transporter rijdt rond op de Escapade en probeert op een gegeven moment het parkeerterrein van Health City op te komen, maar de slagboom gaat niet open. Op de camerabeelden is dan te zien dat de bestuurder een man is met een donkere jas, donkere pet en oranje handschoenen aan. Om 14:53 uur loopt een persoon vanaf het parkeerterrein op de Escapade, waar de Transporter inmiddels staat geparkeerd, het terrein van Health City op. De persoon loopt langs de slagboom van de uitgang van het parkeerterrein. De persoon draagt een zwarte jas met capuchon tot over de heupen, zwarte broek, zwart petje en donkere schoenen. De persoon loopt in de richting van de ingang van Health City en vervolgens naar het gedeelte van het parkeerterrein waar het slachtoffer de dag erna is neergeschoten. Vanaf deze positie is ook de plek zichtbaar waar de schutters het slachtoffer de dag erna hebben opgewacht. Nadat de persoon daar kort is gestopt, draait hij zich om en loopt vervolgens het parkeerterrein weer af. Tijdens het passeren van camera ch6 is te zien dat de persoon een licht getinte huidskleur heeft, een snorretje en op zijn pet een lichtkleurig logo van vermoedelijk het merk “Under Armour”. Om 15:02 uur rijdt de Transporter weg van zijn parkeerplaats en rijdt de Escapade af in de richting van de Marathonlaan.
Naar aanleiding van deze camerabeelden is verdachte [medeverdachte 1] herkend als degene die op 11 en 12 december 2019 handelingen heeft verricht onder de BMW van [slachtoffer] .
Camerabeelden 12 december 2019 in de ochtend
Op de camerabeelden van 12 december 2019 is te zien dat er omstreeks 11:41 uur een Transporter aan komt rijden vanaf de Marathonlaan. De Transporter rijdt het parkeerterrein van Health City op. De slagboom van het parkeerterrein, die normaal alleen na het aanbieden van een toegangspas omhoog gaat, staat al omhoog en daardoor kan de Transporter doorrijden zonder een toegangspas aan te hoeven bieden. De Transporter rijdt vervolgens op het parkeerterrein in de rondte, rijdt voorbij de hoofdingang van Health City en verlaat via de slagboom bij de uitgang weer het parkeerterrein van Health City. Op de stills is goed te zien dat de bestuurder een oranje handschoen draagt. Ook is het gezicht van de bestuurder goed zichtbaar. Op het opgenomen beeldmateriaal is te zien dat de Transporter is voorzien van het Nederlandse kenteken [kenteken] . Na het parkeerterrein van Health City te hebben verlaten staat die nog gedurende een paar minuten op de naastgelegen parkeerplaats stil in een parkeervak. Vervolgens rijdt de Transporter vanaf de Escapade linksaf de Marathonlaan op in de richting van de Oranjebaan. Het is dan 11:48 uur.
4.3.3.
Onderzoek plaats delict 2
Naar aanleiding van het schietincident is onderzoek gedaan naar de mogelijke vluchtauto. Verbalisanten hebben op 12 december 2019 te 17:37 uur op de Buitensingel te Amsterdam een brandend voertuig aangetroffen. Dit betrof een grijze Transporter met kenteken [kenteken] . Na onderzoek bleek dit voertuig gestolen te zijn in de nacht van 5 op 6 december 2019 in Zaandam en voorzien te zijn van valse kentekenplaten.
In de dagen na het aantreffen van de uitgebrande Transporter is nader onderzoek gedaan naar deze plaats delict. Hier werden meerdere kledingstukken aangetroffen en in beslag genomen, namelijk een zwarte trainingsbroek van het merk Nike en een jas van het merk Stone Island. Op beide kledingstukken zijn schroeiplekken aangetroffen. Tevens werden nabij de plaats van het uitgebrande voertuig twee grijs/oranje handschoenen aangetroffen en in beslag genomen.
Uit onderzoek naar deze handschoenen blijkt dat op beide handschoenen aan de buitenzijde een bloedspoor is aangetroffen. Deze bloedsporen zijn bemonsterd en in deze bemonstering is een DNA-profiel aangetroffen. Dit DNA kan afkomstig zijn van [slachtoffer] , waarbij het meer dan één miljard keer waarschijnlijker is dat dit DNA-profiel het DNA bevat van [slachtoffer] , dan van een onbekende persoon.
Op de binnenzijde van de linkerhandschoen is een DNA-mengprofiel van minimaal vier personen aangetroffen. Dit DNA kan afkomstig zijn van onbekende man A, onbekende man B en minimaal twee andere personen. Op de binnenzijde van de rechterhandschoen is een DNA-mengprofiel van minimaal drie personen aangetroffen. Dit DNA-mengprofiel bevat een DNA-hoofdprofiel dat afkomstig kan zijn van onbekende man B en DNA-nevenkenmerken van onbekende man A en minimaal één andere persoon.
Uit onderzoek van het NFI blijkt ook dat op de oranje handschoenen onder andere schotresten van categorie A zijn aangetroffen. Dit houdt in dat met deze handschoenen ofwel is geschoten met een vuurwapen, ofwel dat zij tijdens of kort na een schot in de directe nabijheid van de schutter of plek van het schot zijn geweest, ofwel dat de handschoenen in contact zijn geweest met een persoon of object waar schotresten op aanwezig waren.
Op de aangetroffen Nike broek is op de tailleband een DNA-mengprofiel aangetroffen van minimaal twee personen. Dit DNA-mengprofiel bevat het DNA-hoofdprofiel dat afkomstig kan zijn van onbekende man A en DNA-nevenkenmerken van minimaal één ander persoon.
Op de aangetroffen Stone Island jas is op vier plekken een DNA-mengprofiel aangetroffen van minimaal twee personen. Dit DNA-mengprofiel bevat het DNA-hoofdprofiel dat afkomstig kan zijn van onbekende man A en DNA-nevenkenmerken van minimaal één ander persoon. Tevens is op de kraag van de jas een DNA-profiel dat afkomstig kan zijn van onbekende man A aangetroffen.
Na onderzoek in de DNA-databanken blijkt dat het DNA van onbekende man B afkomstig kan zijn van verdachte [medeverdachte 2] , waarbij het meer dan één miljard keer waarschijnlijker is dat dit DNA-profiel het DNA bevat van [medeverdachte 2] , dan van een onbekende persoon.
Naar aanleiding van het aanmerken van verdachte [medeverdachte 2] als verdachte van de liquidatie op [slachtoffer] is onderzoek gedaan naar zijn telefoongegevens en OV-chipkaartgegevens. Hieruit is gebleken dat [medeverdachte 2] op de dagen voor 12 december 2019 en op de dag van de liquidatie meerdere telefooncontacten heeft gehad en samen heeft gereisd met [medeverdachte 3] . Uit het onderzoek naar de telefoon van [medeverdachte 3] zijn een filmpje van 7 december 2019 en een foto van 12 december 2019 naar voren gekomen waarop een man te zien is die grote gelijkenissen vertoont met de bestuurder van de Transporter zoals gezien op de camerabeelden van Health City. Deze persoon droeg ook dezelfde kleding als de bestuurder van de Transporter. Om de identiteit van deze persoon te achterhalen is de foto op 16 februari 2021 vertoond bij het programma Opsporing Verzocht. Naar aanleiding van deze uitzending heeft verdachte [verdachte] zich gemeld bij de politie als degene die op de getoonde foto te zien was en die de bestuurder is geweest van de Transporter op 11 en 12 december 2019. Naar aanleiding van de aanhouding van [verdachte] is zijn DNA afgenomen.
Uit onderzoek naar het DNA van [verdachte] blijkt dat het DNA van onbekende man A, aangetroffen op de broek, jas en handschoenen, afkomstig kan zijn van verdachte [verdachte] , waarbij het meer dan één miljard keer waarschijnlijker is dat dit DNA-profiel het DNA bevat van [verdachte] dan van een onbekende persoon.
Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij de opdracht had gekregen om de Transporter in brand te steken met de benzine die daarvoor achterin de bus was gelegd. Verdachte heeft hierbij brandwonden opgelopen. De kleding die hij droeg heeft hij achtergelaten bij de bus op de Buitensingel.
Tussenconclusie
Op grond van het voorgaande concludeert de rechtbank dat er (minimaal) vier personen betrokken zijn geweest bij de liquidatie op [slachtoffer] . Verdachte [medeverdachte 1] heeft vermoedelijk op 6 december 2019 een baken onder de auto van [slachtoffer] geplaatst, deze op 11 december 2019 verwisseld en op 12 december 2019 kort voor de liquidatie verwijderd. De Transporter die voorafgaand aan de liquidatie tweemaal – op 11 december 2019 in de middag en 12 december 2019 in de ochtend – ter plaatse is geweest, is beide keren bestuurd door verdachte [verdachte] . In de namiddag van 12 december 2019 zijn het [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] die door [verdachte] met de Transporter naar het parkeerterrein van Health City zijn gereden. De rechtbank concludeert op basis van de bewijsmiddelen dat NN1 [medeverdachte 3] is en dat hij degene is geweest die minimaal elf keer heeft geschoten als gevolg waarvan [slachtoffer] is overleden. De rechtbank gaat ervan uit dat NN2 [medeverdachte 2] is, gelet op zijn signalement en het DNA dat is aangetroffen op de oranje handschoenen. Zodra [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] instapten, is de Transporter met hoge snelheid en gedoofde lichten weggereden richting de Buitensingel. Daar is het voertuig – gelet op de aangetroffen kledingstukken, de brandwonden die [verdachte] heeft opgelopen en zijn bekennende verklaring – door verdachte [verdachte] in brand gestoken.
4.3.4.
Wetenschap
De raadsvrouw van verdachte heeft naar voren gebracht dat verdachte geen weet had van het voornemen om [slachtoffer] van het leven te beroven en zijn opzet daar dus niet op was gericht. Verdachte heeft verklaard dat hem gevraagd was een voor hem onbekende vrouw op te halen en dat hij daarvoor 50 euro zou krijgen. Hij wist dus niet wat er ging gebeuren.
Vaststaat dat verdachte de Transporter op 11 en 12 december 2019 bij alle drie de ritten naar en van Health City heeft bestuurd, dat hij op 11 december 2019 een rondje heeft gelopen over het parkeerterrein van Health City, dat hij [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] in ieder geval voor en na de liquidatie naar en vanaf Health City heeft gereden en dat hij de Transporter na de liquidatie in brand heeft gestoken.
Verdachte heeft ter zitting, in tegenstelling tot zijn eerdere verklaringen, verklaard dat hij [medeverdachte 3] voorafgaand aan het feit al kende en met hem heeft afgesproken. Uit onderzoek naar de telefoons van de verdachten blijkt dat verdachte en [medeverdachte 3] elkaar op 7 december 2019 over en weer als contact hebben toegevoegd op Snapchat. Daarnaast is op de telefoon van [medeverdachte 3] een video aangetroffen van 7 december 2019 waarop [medeverdachte 3] samen met verdachte [verdachte] en nog een andere persoon te zien is en waarop [medeverdachte 3] - zo begrijpt de rechtbank - rapt dat zij in een rivaliserende buurt staan en de beschikking hebben over vier semiautomatische wapens en dat zij daarmee (iemand) gaan schieten.
Uit de OV-chipkaartgegevens blijkt dat [medeverdachte 3] op 11 december 2019 rond 14:15 uur naar metrostation Holendrecht is gereisd. Verdachte heeft verklaard dat hij de Transporter in Holendrecht heeft opgehaald voordat hij daarmee naar Health City is gereden. De Transporter stond volgens verdachte geparkeerd op het Nieuwersluishof. Dit is op 6 minuten loopafstand van het metrostation Holendrecht en op 10-12 minuten rijafstand van Health City. Ongeveer 13 minuten nadat [medeverdachte 3] uitcheckt op Holendrecht is de Transporter te zien op de camerabeelden van Health City en 21 minuten nadat de Transporter wegrijdt vanaf de parkeerplaats van Health City checkt [medeverdachte 3] weer in op station Holendrecht. Het is daarom zeer aannemelijk dat verdachte en [medeverdachte 3] elkaar die middag hebben ontmoet in de omgeving van station Holendrecht. Ook heeft de rechtbank het vermoeden dat [medeverdachte 3] zich tevens in de Transporter bevond ten tijde van de rit naar Health City op 11 december 2019.
Op 12 december 2019 reist [medeverdachte 3] in de ochtend opnieuw naar station Holendrecht. Om 11:07 uur maakt hij vervolgens een foto waarop verdachte is te zien voor station Holendrecht. Uit de OV-chipkaartgegevens en telefoongegevens van [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] blijkt dat zij elkaar vlak daarna, rond 11:25 uur, zeer waarschijnlijk ontmoeten. Het is gelet hierop aannemelijk dat zowel [medeverdachte 3] als [medeverdachte 2] bij verdachte in de Transporter zaten tijdens deze tweede rit naar Health City. De Transporter is immers om 11:41 uur te zien op de camerabeelden van Health City. Ongeveer een kwartier nadat de Transporter is weggereden vanaf Health City blijken [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] op basis van hun telefoongegevens weer in de omgeving van station Holendrecht te zijn. Die middag reizen beiden samen af naar het centrum van Amsterdam waar zij, zoals blijkt uit een filmpje dat is aangetroffen op de telefoon van [medeverdachte 3] , een ontmoeting hebben met [naam 3] . Uit het dossier komt naar voren dat het vermoeden bestaat dat [naam 3] zich bezig houdt met het voorbereiden en uitvoeren van liquidaties.
Op de camerabeelden van het moment van de liquidatie is te zien dat verdachte gedurende langere tijd, namelijk in totaal ongeveer 18 minuten, op verschillende plekken geparkeerd staat op het parkeerterrein van Health City. De schutters zitten dan bij hem in de Transporter. Vervolgens neemt hij, na het uitstappen van de schutters, met de Transporter positie in bij de uitgang van het parkeerterrein, waar verdachte vervolgens nog eens 27 minuten geparkeerd blijft staan. Op het moment van de liquidatie heeft [medeverdachte 2] oranje handschoenen aan. Gelet op de DNA-profielen (van [medeverdachte 2] , verdachte en slachtoffer [slachtoffer] ) en de schotresten die zijn aangetroffen in de oranje handschoenen, houdt de rechtbank het ervoor dat verdachte zijn handschoenen op enig moment in de Transporter heeft afgegeven aan [medeverdachte 2] , voordat [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] uitstapten.
Direct na het lossen van het eerste schot lichten de remlichten van de Transporter op en is deze dus gestart. Zodra de schutters wegrennen vanaf de plaats delict, wordt de schuifdeur van de Transporter volledig geopend. Zodra de schutters zijn ingestapt rijdt verdachte met de Transporter met hoge snelheid en gedoofde lichten weg. Even later wordt deze door verdachte in brand gestoken met benzine die, blijkens zijn verklaring, tevoren in de Transporter was klaargezet. Hieruit blijkt van een vooropgezet plan om sporen te wissen. Het verweer van de raadsvrouw dat uit het feit dat verdachte ten tijde van de liquidatie geen oranje handschoenen droeg en dus zijn DNA achterliet in de Transporter, afgeleid kan worden dat verdachte juist geen wetenschap had van de liquidatie, wordt daarmee terzijde geschoven. Verdachte heeft daarbij ook zijn kleding achtergelaten bij de brandende bus en droeg dus een extra set kleding of had die meegenomen. Verdachte heeft vervolgens in het ziekenhuis de ware toedracht van zijn verwondingen verzwegen en gezegd dat zijn brandwonden veroorzaakt waren door het afsteken van vuurwerk.
Tussenconclusie
Gelet op de gedragingen van verdachte en zijn samenwerking met medeverdachten voor, tijdens en na de liquidatie, kan het niet anders dan dat verdachte wetenschap heeft gehad van het plan om [slachtoffer] te vermoorden.
Voor wat betreft de handelingen van verdachte voorafgaand aan de liquidatie als bestuurder van de Transporter overweegt de rechtbank het volgende. Deze auto bleek gestolen en voorzien van valse kentekens. De Transporter stond op 10-12 minuten rijafstand van de plaats delict geparkeerd, nabij metrostation Holendrecht. Verdachte heeft deze Transporter tweemaal voorafgaand aan de liquidatie opgehaald om er de ritten naar Health City mee te maken. Beide keren is hij ook weer teruggereden naar Holendrecht (en bijvoorbeeld niet naar zijn huis). Tijdens de eerste rit op 11 december 2019 is verdachte daarbij uit de Transporter gestapt en is hij over het parkeerterrein in een rechte lijn naar de plek gelopen waar in de namiddag van 12 december 2019 [slachtoffer] is geliquideerd door de medeverdachten, die zich schuil hadden gehouden achter de hekken die daar naast het sportcafé stonden.
Eén van deze medeverdachten, [medeverdachte 3] , was een bekende van verdachte. Zij hebben elkaar hoogst waarschijnlijk op 11 december 2019 maar zeker ook in de ochtend van 12 december 2019 ontmoet vlak voordat verdachte met de Transporter de ritten naar Health City maakte. Zowel [medeverdachte 3] als [medeverdachte 2] zijn vermoedelijk bij één of beide ritten op 11 en 12 december in de ochtend aanwezig geweest in de Transporter.
De rechtbank concludeert dat deze omstandigheden en handelingen in samenhang bezien niet anders kunnen worden beschouwd dan dat verdachte de omgeving van Health City voorafgaand aan en ten behoeve van de uitvoering van de liquidatie heeft verkend.
De verklaring van verdachte dat hij van een liquidatie geen weet had, een vrouw moest ophalen, in paniek is weggereden en in paniek de Transporter in brand heeft gestoken, acht de rechtbank onaannemelijk. Verdachte heeft pas ter zitting verdiepende vragen over zijn eerder afgelegde verklaring willen beantwoorden, die zijn verklaring echter niet zonder meer aannemelijk of geloofwaardig maken. Zo heeft hij verklaard dat een opdrachtgever, iemand die hij vaag kende van de straat, hem zou hebben gevraagd een vrouw op te halen voor 50 euro. De communicatie met deze opdrachtgever, wiens naam hij niet wil noemen, zou via Whatsapp geweest zijn. Verdachte weet niet hoe de vrouw heet, hoe zij eruit zou zien en waar zij naartoe gereden had moeten worden. Dit alternatieve scenario is daarom niet te verifiëren. Verdachte heeft verklaard dat hij op de heenweg naar Health City, terwijl hij met de medeverdachten in de Transporter reed, het gevoel had dat er iets naars stond te gebeuren, maar verdachte heeft zich toen niet teruggetrokken of moeite gedaan om de medeverdachten op andere gedachten te brengen. Integendeel, verdachte heeft 27 minuten op de medeverdachten staan wachten terwijl zij de moord uitvoerden, hij heeft de schuifdeur van de Transporter voor hen opengedaan toen zij terugkwamen en is met volle snelheid weggereden naar de Buitensingel waar hij de Transporter in brand heeft gestoken en zijn kledingstukken heeft achtergelaten, kennelijk om bewijsmateriaal te laten verdwijnen.
Bovendien wordt een liquidatie in zijn algemeenheid zorgvuldig voorbereid, wat ook in dit geval blijkt te zijn gebeurd. Het is daarom onaannemelijk dat een belangrijke rol als die van de voorverkenner en de bestuurder van de vluchtauto en het uitwissen van mogelijke sporen zou worden uitbesteed aan een minderjarige jongen die van niets weet. Dat het uitwissen van de sporen niet is gelukt, zegt meer over het gebrek aan ervaring van verdachte met brand stichten dan over de mate van zijn wetenschap.
Gelet op al het voorgaande concludeert de rechtbank dat het niet anders kan dan dat verdachte heeft geweten dat er sprake was van een plan om [slachtoffer] te liquideren.
4.3.5.
Medeplichtigheid of medeplegen?
De raadsvrouw van verdachte heeft bepleit dat van medeplegen geen sprake is nu verdachte geen uitvoeringshandelingen heeft verricht die hebben geleid tot de dood van [slachtoffer] . De rol van verdachte was enkel ondersteunend van aard.
De rechtbank overweegt dat voor de kwalificatie medeplegen is vereist dat sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking en dat de bijdrage van verdachte aan het delict van voldoende gewicht is.
Uit de camerabeelden is af te leiden dat [medeverdachte 3] op enkele meters afstand elf keer met het vuurwapen op [slachtoffer] heeft geschoten, waaruit volgt dat er opzet op de dood van [slachtoffer] is geweest. Deze actie is gedurende langere tijd voorbereid. Zo is ervoor gezorgd dat het slachtoffer werd gevolgd door middel van een baken, had men de beschikking over een vluchtauto met valse kentekenplaten, is de plek van de liquidatie van tevoren verkend, is het slachtoffer opgewacht op de parkeerplaats en is er benzine in de vluchtauto geplaatst om deze later in brand te steken. Omdat hiermee sprake is van voorbedachte raad, acht de rechtbank de tenlastegelegde moord bewezen.
De rol van verdachte heeft bestaan uit het uitvoeren van twee voorverkenningen, het vervoeren van de schutters naar de plaats van de liquidatie, het wachten tot de liquidatie was uitgevoerd om daarna de schutters te helpen vluchten vanaf de plaats delict en het in brand steken van de vluchtauto. Ook al blijkt niet uit de bewijsmiddelen dat het verdachte is geweest die op het slachtoffer heeft geschoten, zowel bij de voorbereiding, de uitvoering als de afwikkeling was ieder van de mededaders betrokken met een bijdrage die als wezenlijk kan worden gekenmerkt. Verdachte heeft meermalen de kans gehad om zich te onttrekken aan de samenwerking. Hij had dit na de voorverkenningen al kunnen doen, maar ook gedurende de tijd dat hij voor en tijdens de liquidatie met de vluchtauto gereed stond om de schutters te vervoeren. Dit heeft verdachte niet gedaan. Het op voornoemde wijze intensief samenwerken met een duidelijke taakverdeling en het zich niet distantiëren op daartoe geëigende momenten, maakt dat er naar het oordeel van de rechtbank sprake is geweest van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking.
Conclusie
De rechtbank concludeert op grond van al het voorgaande dat verdachte als medepleger kan worden aangemerkt van de ten laste gelegde moord op slachtoffer [slachtoffer] .
5. Bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in bijlage 2 vervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
op 12 december 2019 te Amstelveen, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers hebben verdachte en zijn mededaders met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, meermalen met een vuurwapen op het hoofd en het lichaam van die [slachtoffer] geschoten, ten gevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.
6. Strafbaarheid van het feit
Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.
7. Strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.
8. Motivering van de straf
8.1.
Eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft bij requisitoir gevorderd dat het meerderjarigenstrafrecht zal worden toegepast. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een buitengewoon ernstig feit, namelijk een professioneel en zakelijk uitgevoerde moord. Een koel en berekenend feit waarbij uit financieel gewin is gehandeld en waarin verdachte een bijzonder volwassen rol heeft gespeeld. Er is geen sprake van impulsief en jeugdig gedrag, nu er voorafgaand aan de liquidatie meerdere keuzemomenten hebben plaatsgevonden. Ook in de persoonlijkheid van verdachte worden redenen gezien tot toepassing van het meerderjarigenstrafrecht. Zo is er vanuit de deskundigen die verdachte hebben geobserveerd tijdens de ForCa-plaatsing ook geadviseerd het meerderjarigenstrafrecht toe te passen, zij zien geen mogelijkheden meer tot pedagogische beïnvloeding. Daarnaast is verdachte inmiddels 19 jaren oud en heeft gedurende het strafproces een berekenende houding laten zien door ontkennende of leugenachtige verklaringen af te leggen. Gelet hierop ziet de officier van justitie aanleiding om af te wijken van het uitgangspunt om toepassing te geven aan het jeugdstrafrecht en vordert toepassing van het meerderjarigenstrafrecht. De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het door hem bewezen geachte feit zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 20 jaren.
8.2.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht geen toepassing te geven aan artikel 77b van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Verdachte was ten tijde van het plegen van het feit 17 jaren oud en het uitgangspunt is dan dat het jeugdstrafrecht wordt toegepast. De ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dat is begaan kunnen aanleiding vormen om artikel 77b Sr toe te passen. Uit jurisprudentie volgt dat de meest zwaarwegende grond tot toepassing van artikel 77b Sr echter in de persoonlijkheid van de dader moet worden gezocht. Uit de overwegingen uit het ForCa-rapport volgt dat het onderzoek enkele beperkingen kende, omdat het onderzoek heeft plaatsgevonden toen verdachte 19 jaren oud was, er summiere informatie beschikbaar was en het moeilijk te beoordelen was hoe de persoonlijkheid van verdachte zich in het afgelopen jaar heeft ontwikkeld. In de ForCa-rapportage is niet overtuigend aangegeven waarom toepassing gegeven moet worden aan het meerderjarigenstrafrecht, behalve het feit dat verdachte ten tijde van het onderzoek inmiddels volwassen was.
De raadsvrouw van verdachte heeft naar voren gebracht dat in eerdere rapportages wordt gesproken over achterstanden in de sociaal-emotionele ontwikkeling van verdachte en dat pedagogische beïnvloeding dus nog mogelijk is. Tevens hebben de Raad en JBRA in hun rapporten geadviseerd verdachte volgens het jeugdstrafrecht te berechten. Daarin wordt aangehaald dat het tevens van belang is dat verdachte hulp en ondersteuning krijgt om te verwerken wat hij heeft meegemaakt en zijn leven na detentie vorm te geven. Verdachte is nog niet verhard en lijkt baat te hebben bij de ondersteuning, structuur en scholing binnen de JJI. Verdachte is een first offender en vanuit het jeugdstrafrecht kan nog psychische groei worden verwacht. Er zijn volgens de raadsvrouw derhalve geen contra-indicaties voor het toepassen van het jeugdstrafrecht.
8.3.
Persoonlijke omstandigheden
De rechtbank heeft kennisgenomen van een Uittreksel Justitiële Documentatied.d. 31 augustus 2021 waaruit blijkt dat verdachte niet eerder strafrechtelijk is veroordeeld. Hij zal dan ook worden aangemerkt als first offender.
De rechtbank heeft voorts kennisgenomen van de volgende rapportages, die in het kader van de persoonlijke omstandigheden van verdachte zijn opgemaakt:
- -
rapport van de Raad opgemaakt op 29 oktober 2021;
- -
rapport van JBRA opgemaakt op 28 oktober 2021;
- -
Psychologisch Pro Justitia rapport opgemaakt door drs. R.J.L. Keulers, GZ-psycholoog, op 17 juni 2021;
- -
Psychiatrisch Pro Justitia rapport opgemaakt door drs. B.G.J. Gunnewijk, kinder- en jeugdpsychiater, op 22 juni 2021;
- -
Klinisch Multidisciplinair Onderzoek Pro Justitia, Observatieafdeling Teylingereind, rapport opgemaakt op 18 oktober 2021 door drs. M.D. Beijer-Holtman, GZ-psycholoog, en drs. M.D. van Ekeren, psychiater.
De psycholoog en de psychiater komen in hun Klinisch Multidisciplinair Onderzoek tot de volgende conclusie.
Het is opvallend dat verdachte zelf geen enkel initiatief neemt in het gesprek, met zijn houding zet hij vooral onderzoeker aan het werk door deze te laten praten, waarbij onderzoeker zich na het kennismakingsgesprek realiseert dat verdachte de volledige controle op het gesprek heeft weten te houden. Zo wordt het maar beperkt duidelijk wat er in hem omgaat en wat zijn innerlijke drijfveren zijn. Daar waar hij wel antwoord geeft, weegt hij zijn woorden zorgvuldig. Zo wordt het onderzoek een inspannend en tijdrovend proces, waarbij uiteindelijk wel een volledig beeld van verdachte is ontstaan: dat van een introverte, lege, matte jongeman, die weloverwogen is, controle op het eigen onderzoek weet te behouden en zichzelf niet alleen moeilijk kán maar zeker ook niet wíl laten zien. Pas wanneer onderzoekers doorvragen vertelt verdachte dat hij zich op de afdeling bij de groepsobservatie erg onder druk voelt staan: de - zoals hij het noemt - 24/7 observatie door de groepsleiders geeft hem veel stress, die hem, zo geeft hij toe, geregeld onzeker en ook somber maakt; het beloop van zijn leven hangt – in zijn beleving – immers in sterke mate van de groepsobservatie af. De bovenbeschreven dynamiek kan worden samengevat als lichte persoonlijkheidsproblematiek, die het karakter van een gebrekkige ontwikkeling of een persoonlijkheidsstoornis niet aanneemt: het gaat immers niet om een star afwijkend patroon van gedragingen, maar slechts om reacties op stress. Wel is er sprake van lichte persoonlijkheidsproblematiek met narcistische trekken en een aanpassingsstoornis met sombere stemming.
Hoewel onderzoekers weinig informatie hebben verkregen over het functioneren of eventuele disfunctioneren van verdachte in de periode voorafgaande aan het ten laste gelegde, kan worden gezegd dat er sprake was van een bedreigde persoonlijkheidsontwikkeling met narcistische trekken. Enige mate van doorwerking van bovengenoemde problematiek is denkbaar. Echter, het ten laste gelegde gaat met een aantal opmerkelijke kenmerken gepaard: er is sprake van voorverkenning, van voorbereidingshandelingen, van - uit het strafdossier naar voren komende - samenwerking tussen verdachte en de medeverdachten en een bepaalde mate van planning (en niet van impulsief reactief gedrag). Er is zogezegd sprake geweest van een groot aantal overwegingsmomenten. Uit het bovenstaande volgt dat een grote mate van pathologische beïnvloeding van de keuzevrijheid niet aannemelijk is. Derhalve adviseren onderzoekers om verdachte het huidige ten laste gelegde volledig toe te rekenen.
Wat betreft het recidivegevaar kan worden opgemerkt dat er bij het ontbreken van een doorwerking van de genoemde persoonlijkheidskenmerken in het tenlastegelegde geen sprake is van een vanuit pathologie te onderbouwen recidivegevaar. Met andere woorden: de drijfveer van zijn handelen was niet pathologisch bepaald, maar een keuze.
Zoals reeds in eerdere vragen aan de orde is gekomen, is er door onderzoekers niet volledig zicht gekomen op de ontwikkeling van verdachte en zijn functioneren voorafgaand aan het huidige ten laste gelegde. Destijds was hij 17 jaar en kan er gesproken worden van een bedreigde persoonlijkheidsontwikkeling met narcistische trekken. Ondanks dat de collaterale informatie over deze periode niet volledig is geweest, worden er geen aanwijzingen gevonden dat verdachte in zijn ontwikkeling ver vooruit liep op zijn leeftijdsgenoten, in die tijd. Wat zou betekenen dat, indien de leeftijd ten tijde van het ten laste gelegde aangehouden zou worden, er geen redenen worden gezien om van het jeugdstrafrecht af te wijken.
Echter, onderzoekers hebben verdachte bijna twee jaar na het onderhavige ten laste gelegde onderzocht en dit brengt een complexiteit met zich mee voor de beantwoording van bovenstaande vraag. Onderzoekers hebben ten tijde van het huidige onderzoek een 19-jarige jongvolwassen man onderzocht, die als zodanig functioneert. Er is geen sprake van een achterlopende ontwikkeling. Pedagogisch ingrijpen ter preventie van recidive wordt nu niet passend bij zijn persoonlijkheid en ontwikkelingsstadium geacht. Derhalve adviseren onderzoekers, uitgaande van de huidige situatie en het huidige ontwikkelingsniveau van verdachte tot toepassing van het meerderjarigenstrafrecht.
In zijn algemeenheid zou gezegd kunnen worden dat bij een 17-jarige verdachte van een ernstig strafbaar feit enige mate van doorwerking, als gevolg van een gebrekkige morele ontwikkeling of het ontbreken van adequate copingvaardigheden, aanleiding kan vormen om tot een behandeladvies te komen. Tegelijkertijd zien onderzoekers een nu 19-jarige jongvolwassen man bij wie hooguit sprake is van lichte persoonlijkheidsproblematiek, welke thans niet het niveau van een stoornis haalt. Derhalve worden momenteel geen aanknopingspunten voor een behandeladvies gevonden om het recidiverisico te verminderen.
Ter zitting hebben de psycholoog en de psychiater aangegeven dat het aanvankelijke advies was om het jeugdstrafrecht toe te passen, maar dat dit gaandeweg het schrijven van het rapport is heroverwogen. Verdachte is een volwassen man met lichte persoonlijkheidsproblematiek en daarom wordt geen pedagogische beïnvloedbaarheid meer gezien. In de aanloop naar het feit is sprake geweest van meerdere overwegingsmomenten, zodat er geen argumenten zijn om te concluderen dat verdachte niet in staat was een andere keuze te maken of dat hij niet wist waar hij mee bezig was. De eventuele bedreigde persoonlijkheidsontwikkeling die bestond toen verdachte nog 17 jaar oud was heeft hier ook geen rol in gespeeld. Het is goed mogelijk dat indien verdachte kort na het ten laste gelegde door de deskundigen was onderzocht, ook zou worden geadviseerd het meerderjarigenstrafrecht toe te passen. Er is in ieder geval met zekerheid vast te stellen dat verdachte niet achterliep op zijn leeftijdsgenoten ten tijde van het plegen van het feit.
Van het kinderlijke gedrag dat verdachte vertoonde op de groep hebben de onderzoekers tijdens hun onderzoek niets gezien. Hoogstwaarschijnlijk is er op de groep sprake geweest van systeem neurotisch gedrag, dit is gedrag dat wordt gezien als personen onder grote druk staan. Verdachte voelde ook grote druk toen hij werd geobserveerd.
Verdachte heeft in de JJI met name moeite met de regels en groepsleiding die teveel op zijn huid zit. Dit sluit ook weer aan bij de conclusie dat hij minder gevoelig is voor een pedagogische insteek. De deskundigen hebben aangegeven dat zij bij het advies voor het toepassen van meerderjarigenstrafrecht vanuit hun professie in eerste instantie altijd naar de persoon van verdachte kijken. De deskundigen hebben in verdachte een persoon gezien die niet het achterste van zijn tong laat zien en controlerend gedrag vertoond.
JBRA heeft ter zitting naar voren gebracht dat zij zich onthouden van het advies om het jeugd- of meerderjarigenstrafrecht toe te passen. Zij hebben wel geadviseerd eventuele begeleiding uit te laten voeren door Reclassering Nederland. Dit sluit het best aan bij wat verdachte nu nodig heeft.
De Raad heeft ter zitting gepersisteerd bij het ingediende advies. Het toepassen van het jeugdstrafrecht is het uitgangspunt. De Raad ziet in de ForCa-rapportage te weinig aanknopingspunten om te concluderen dat verdachte vooruitliep op zijn ontwikkeling of verhard was en daarom toepassing van het meerderjarigenstrafrecht te adviseren. Het is van belang dat verdachte na zijn eventuele veroordeling meewerkt aan een delictanalyse. Ondanks de ForCa-rapportage is er nog steeds veel onbekend over verdachte.
De Raad heeft aangegeven dat de persoon van verdachte altijd zwaarder zal wegen dan de ernst van het feit en dat het daarom de vraag is of zij überhaupt ooit zullen adviseren het meerderjarigenstrafrecht toe te passen. In onderhavige zaak ging het toentertijd om een 17-jarige first offender en daarom wordt geadviseerd het jeugdstrafrecht toe te passen.
De vader van verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij verdachte kent als een gezellige jongen en dat hij sprakeloos is van hetgeen ter zitting is besproken.
8.4.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich samen met zijn mededaders schuldig gemaakt aan de moord op de 39-jarige [slachtoffer] . Uit het dossier blijkt dat deze moord zorgvuldig is voorbereid. Hierbij is onder andere gebruik gemaakt van een baken om het slachtoffer te volgen en een gestolen auto met valse kentekenplaten om de plaats van het misdrijf vooraf te verkennen en om als vluchtauto te dienen. Algemeen bekend is dat bij liquidaties in het criminele circuit vaak op deze wijze te werk wordt gegaan, waarbij de opdrachtgevers op de achtergrond opereren.
Moord is een buitengewoon ernstig misdrijf. Met deze brute daad hebben verdachten blijk gegeven van een volledig gebrek aan respect voor het leven van een ander. Zij hebben [slachtoffer] zijn kostbaarste bezit – zijn leven – ontnomen. Daar komt bij dat de moord is gepleegd in het bijzijn van het vijfjarige zoontje van het slachtoffer, die na de moord over het zwaar gehavende levenloze lichaam van zijn vader moest stappen om zichzelf in veiligheid te brengen. Dit jonge kind zal verder zonder vader moeten opgroeien. Bovendien waren andere aanwezigen op het parkeerterrein getuige van deze grove moord, wat beangstigend voor hen moet zijn geweest. Uit het dossier blijkt niet dat de verdachten op enig moment stil hebben gestaan bij deze gevolgen. Tot op de dag van vandaag heeft verdachte nauwelijks inzicht willen geven in hoe hij in dit criminele milieu betrokken is geraakt en wat hem heeft bewogen om deze daden te verrichten. De rechtbank vindt dat zeer zorgelijk.
Het toe te passen sanctiestelsel
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of het sanctierecht voor minderjarigen of voor volwassen moet worden toegepast.
Ten tijde van het plegen van de bewezenverklaarde feiten was verdachte zeventien jaar oud. Hoofdregel is dan dat het jeugdstrafrecht van toepassing is. Bij wijze van uitzondering kan, indien de ernst van het begane feit, de persoonlijkheid van de dader of de omstandigheden waaronder het feit is begaan daartoe aanleiding geven, ten aanzien van de minderjarige het jeugdstrafrecht buiten toepassing worden gelaten en recht worden gedaan overeenkomstig het strafrecht voor volwassenen (artikel 77b van het Wetboek van Strafrecht).
De rechtbank acht in dit kader het volgende van belang.
Ten aanzien van de ernst van het feit
De rechtbank overweegt dat het gepleegde feit een buitengewoon ernstig feit betreft. De liquidatie op het slachtoffer [slachtoffer] betreft een zeer gewelddadige en geplande moord, hoogstwaarschijnlijk met het oogmerk het eigen financiële gewin. Het feit is buitengewoon ernstig en draagt een zeer volwassen karakter.
Ten aanzien van de omstandigheden waaronder het feit is gepleegd
Het feit betreft een zorgvuldig geplande liquidatie op een slachtoffer binnen het criminele milieu. Verdachte heeft voorafgaand aan de liquidatie tweemaal een voorverkenning uitgevoerd en ten tijde van de liquidatie heeft verdachte gedurende langere tijd gewacht tot de liquidatie was voltooid. Vervolgens heeft hij de vluchtauto bestuurd en even later in brand gestoken. Er is sprake geweest van meerdere overwegingsmomenten en dus niet van jeugdig, ondoordacht of impulsief handelen.
Ten aanzien van de persoonlijkheid van verdachte
Verdachte was ten tijde van het plegen van het feit 17 jaar en 9 maanden oud. Uit het Klinisch Multidisciplinair Onderzoek blijkt dat verdachte niet achterliep op zijn leeftijdsgenoten en dat ten tijde van het plegen van het feit geen sprake was van een stoornis die zijn keuzevrijheid beperkte. Verdachte was in staat een andere keuze te maken en wist waar hij mee bezig was. Daarnaast is bij verdachte sprake van controlerend gedrag. Hij laat niet het achterste van zijn tong zien en heeft volledig onder controle wat hij wel en niet zegt. Tevens wordt door de deskundigen geconcludeerd dat een pedagogische beïnvloeding geen effect meer zal hebben. Dit blijkt onder andere ook uit zijn gedrag binnen de JJI.
De rechtbank overweegt ook dat verdachte gedurende het strafproces weinig tot geen openheid van zaken heeft willen geven over zijn betrokkenheid bij het feit en hoe hij in dit zware criminele milieu terecht is gekomen. De rechtbank neemt mede in aanmerking dat verdachte inmiddels 19 jaren oud is.
Conclusie
Gelet op bovenstaande ziet de rechtbank in alle drie de in artikel 77b Sr genoemde criteria aanleiding om in het onderhavige geval het jeugdstrafrecht buiten toepassing te laten en het strafrecht voor volwassenen toe te passen.
Strafmaat
Gelet op het Klinisch Multidisciplinair Onderzoek komt de rechtbank tot de conclusie dat verdachte volledig toerekeningsvatbaar is.
Op grond van de aard, ernst en omstandigheden van het bewezen verklaarde feit ziet de rechtbank aanleiding om aan verdachte een langdurige gevangenisstraf op te leggen. De rechtbank kent aan het strafdoel vergelding in deze zaak veel gewicht toe en weegt ook het belang van de beveiliging van de samenleving zwaar. Tevens beoogt de rechtbank met het opleggen van een hoge gevangenisstraf andere minderjarigen te weerhouden om voor financieel gewin betrokken te raken in een dergelijk crimineel milieu.
De rechtbank ziet aanleiding om af te wijken van de eis van de officier van justitie. De officier van justitie heeft als strafverzwarende omstandigheid meegewogen dat het vijfjarige zoontje van het slachtoffer ten tijde van de liquidatie op de achterbank van de auto zat en zijn vader dus heeft zien overlijden. De rechtbank wil niet afdoen aan de ernst hiervan en hoe traumatisch dit moet zijn geweest voor dit jongetje. Echter kan de rechtbank op grond van het dossier niet vaststellen dat verdachte op de hoogte was of moest zijn geweest van de aanwezigheid van het zoontje van het slachtoffer ten tijde van de liquidatie. Daarnaast weegt de rechtbank in haar strafoplegging mee dat verdachte een minder zware rol in de liquidatie heeft gehad dan de medeverdachten, omdat hij geen daadwerkelijke geweldshandelingen richting het slachtoffer uitgevoerd. Ook speelt de jeugdige leeftijd van verdachte een rol en het feit dat hij niet eerder is veroordeeld voor een strafbaar feit. Gelet op het voorgaande acht de rechtbank de oplegging van een gevangenisstraf van twaalf jaren passend en geboden. Verdachte krijgt zo enerzijds de kans om na zijn detentieperiode zijn leven nog een positieve wending te geven, terwijl anderzijds de op te leggen straf naar het oordeel van de rechtbank recht doet aan de rol van verdachte bij het gepleegde feit.
9. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 47, 77b en 289 van het Wetboek van Strafrecht.
10. Beslissing
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
medeplegen van moord
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte, [verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 12 (twaalf) jaren.
Beveelt dat de tijd die door verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Dit vonnis is gewezen door
mr. G.M. Beunk, voorzitter tevens kinderrechter,
mrs. I.M. Nusselder en A.S. Dogan, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. L.M. Scherphof, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 16 november 2021.