Vgl. in dit verband ook HR 27 januari 2015, ECLI:NL:HR:2015:126.
HR, 20-02-2018, nr. 16/02702
ECLI:NL:HR:2018:250
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
20-02-2018
- Zaaknummer
16/02702
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Materieel strafrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2018:250, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 20‑02‑2018; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2018:136
ECLI:NL:PHR:2018:136, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 09‑01‑2018
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2018:250
- Vindplaatsen
SR-Updates.nl 2018-0095
Uitspraak 20‑02‑2018
Inhoudsindicatie
Art. 14c.2 sub 4 Sr. Kennelijk bij vergissing heeft het Hof verzuimd aan de in de bijzondere voorwaarde omschreven verplichting tot storting van een geldbedrag op de rekening van het Schadefonds geweldsmisdrijven de voorwaarde te verbinden dat dit geschiedt "binnen veertien dagen nadat de uitspraak vatbaar is voor tenuitvoerlegging". HR verbetert bijzondere voorwaarde.
Partij(en)
20 februari 2018
Strafkamer
nr. S 16/02702
ES
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch van 10 mei 2016, nummer 20/002479-15, in de strafzaak tegen:
[verdachte] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1992.
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft R.J. Baumgardt, advocaat te Rotterdam, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal P.C. Vegter heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
2. Beoordeling van het middel
2.1.
Het middel komt op tegen de door het Hof bij bijzondere voorwaarde gestelde termijn om uiterlijk op 24 mei 2016 een geldbedrag van € 500,- te storten op de rekening van het Schadefonds geweldsmisdrijven. Daartoe wordt aangevoerd dat de verdachte beroep in cassatie heeft ingesteld, zodat de verdachte op het moment van het verstrijken van die termijn niet kon worden aangemerkt als veroordeelde.
2.2.
Kennelijk bij vergissing heeft het Hof verzuimd aan de in de bijzondere voorwaarde omschreven verplichting tot storting van een geldbedrag de voorwaarde te verbinden dat dit geschiedt "binnen veertien dagen nadat de uitspraak vatbaar is voor tenuitvoerlegging". De Hoge Raad zal de bijzondere voorwaarde in die zin verbeteren. Daardoor vervalt de grondslag voor het middel.
3. Slotsom
Nu de Hoge Raad geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, brengt hetgeen hiervoor is overwogen mee dat als volgt moet worden beslist.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verstaat de door het Hof opgelegde bijzondere voorwaarde in die zin dat deze luidt dat de veroordeelde binnen veertien dagen nadat de bestreden uitspraak vatbaar is voor tenuitvoerlegging een bedrag van € 500,- zal storten op het door de verdachte op te vragen rekeningnummer ten name van het Schadefonds geweldsmisdrijven;
verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren E.S.G.N.A.I. van de Griend en M.J. Borgers, in bijzijn van de waarnemend griffier J.D.M. Hart, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 20 februari 2018.
Conclusie 09‑01‑2018
Inhoudsindicatie
Art. 14c.2 sub 4 Sr. Kennelijk bij vergissing heeft het Hof verzuimd aan de in de bijzondere voorwaarde omschreven verplichting tot storting van een geldbedrag op de rekening van het Schadefonds geweldsmisdrijven de voorwaarde te verbinden dat dit geschiedt "binnen veertien dagen nadat de uitspraak vatbaar is voor tenuitvoerlegging". HR verbetert bijzondere voorwaarde.
Nr. 16/02702 Zitting: 9 januari 2018 | Mr. P.C. Vegter Conclusie inzake: [verdachte] |
De verdachte is bij arrest van 10 mei 2016 door het gerechtshof 's-Hertogenbosch wegens "mishandeling", veroordeeld tot een gevangenisstraf van 6 weken waarvan 5 weken voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren met algemene voorwaarden en de bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde uiterlijk op 24 mei 2016 een geldbedrag van € 500,- zal storten op het door de verdachte op te vragen rekeningnummer ten name van het Schadefonds geweldsmisdrijven. Voorts is de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 120 uren, subsidiair 60 dagen hechtenis, en is de tenuitvoerlegging gelast van een eerder bij vonnis van 20 januari 2015 door de politierechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant voorwaardelijk opgelegde straf.
Het cassatieberoep is ingesteld namens de verdachte en mr. R.J. Baumgardt, advocaat te Rotterdam, heeft een middel van cassatie voorgesteld.
Het middel komt op tegen de beslissing van het hof dat de veroordeelde uiterlijk op 24 mei 2016 een geldbedrag van € 500,- zal storten op de rekening van het Schadefonds geweldsmisdrijven, terwijl de verdachte doordat hij beroep in cassatie heeft ingesteld op het moment van het verstrijken van deze termijn nog niet als veroordeelde kon worden aangemerkt.
De door het hof gestelde bijzondere voorwaarde houdt in een datum waarop de veroordeelde uiterlijk moet hebben voldaan aan de storting van een geldbedrag ten gunste van het Schadefond geweldsmisdrijven, te weten 24 mei 2016. Hieruit volgt dat het hof een termijn van veertien dagen heeft willen stellen waarbinnen aan deze bijzondere voorwaarde kon worden voldaan. Kennelijk heeft het hof geen rekening gehouden met de omstandigheid dat de verdachte beroep in cassatie zou instellen tegen het arrest. Anders dan het middel betoogt meen ik evenwel dat de beslissing van het hof aldus gelezen kan worden dat met de voor de bijzondere voorwaarde gestelde termijn van veertien dagen, is bedoeld te stellen "binnen veertien dagen nadat de uitspraak vatbaar is voor tenuitvoerlegging". De bestreden uitspraak zal mijns inziens in zoverre in cassatie verbeterd kunnen worden gelezen.1.
5. Het middel faalt na verbeterde lezing van de bestreden uitspraak.
6. Ambtshalve heb ik geen gronden aangetroffen die tot vernietiging van de bestreden uitspraak aanleiding behoren te geven.
7. Deze conclusie strekt tot verwerping van het beroep.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 09‑01‑2018