Einde inhoudsopgave
Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie
Artikel 191 [Doelstellingen milieubeleid]
Geldend
Geldend vanaf 01-12-2009
- Redactionele toelichting
Zie voor de partijgegevens van deze versie het Verdrag van Lissabon. Voorheen art. 174 EG-verdrag. Art. 191, eerste alinea EG-verdrag vervallen. Ten gronde vervangen door art. 11 VEU. Art. 191, tweede alinea EG-verdrag vernummerd tot art. 224 VWEU.
- Bronpublicatie:
13-12-2007, Trb. 2008, 11 (uitgifte: 01-02-2008, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-12-2009
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
05-02-2010, Trb. 2010, 43 (uitgifte: 05-02-2010, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
EU-recht / Bijzondere onderwerpen
Milieurecht / Algemeen
1.
Het beleid van de Unie op milieugebied draagt bij tot het nastreven van de volgende doelstellingen:
- —
behoud, bescherming en verbetering van de kwaliteit van het milieu;
- —
bescherming van de gezondheid van de mens;
- —
behoedzaam en rationeel gebruik van natuurlijke hulpbronnen;
- —
bevordering op internationaal vlak van maatregelen om het hoofd te bieden aan regionale of mondiale milieuproblemen, en in het bijzonder de bestrijding van klimaatverandering.
2.
De Unie streeft in haar milieubeleid naar een hoog niveau van bescherming, rekening houdend met de uiteenlopende situaties in de verschillende regio's van de Unie. Haar beleid berust op het voorzorgsbeginsel en het beginsel van preventief handelen, het beginsel dat milieuaantastingen bij voorrang aan de bron dienen te worden bestreden, en het beginsel dat de vervuiler betaalt.
In dit verband omvatten de aan eisen inzake milieubescherming beantwoordende harmonisatiemaatregelen, in de gevallen die daarvoor in aanmerking komen, een vrijwaringsclausule op grond waarvan de lidstaten om niet-economische milieuredenen voorlopige maatregelen kunnen nemen die aan een toetsingsprocedure van de Unie onderworpen zijn.
3.
Bij het bepalen van haar beleid op milieugebied houdt de Unie rekening met:
- —
de beschikbare wetenschappelijke en technische gegevens;
- —
de milieuomstandigheden in de onderscheiden regio's van de Unie;
- —
de voordelen en lasten die kunnen voortvloeien uit optreden, onderscheidenlijk niet-optreden;
- —
de economische en sociale ontwikkeling van de Unie als geheel en de evenwichtige ontwikkeling van haar regio's.
4.
In het kader van hun onderscheiden bevoegdheden werken de Unie en de lidstaten samen met derde landen en de bevoegde internationale organisaties. De nadere regels voor de samenwerking van de Unie kunnen voorwerp zijn van overeenkomsten tussen de Unie en de betrokken derde partijen.
De eerste alinea doet geen afbreuk aan de bevoegdheid van de lidstaten om in internationale fora te onderhandelen en internationale overeenkomsten te sluiten.