Rb. Rotterdam, 07-04-2020, nr. C/10/593483 / FA RK 20-1882
ECLI:NL:RBROT:2020:3817
- Instantie
Rechtbank Rotterdam
- Datum
07-04-2020
- Zaaknummer
C/10/593483 / FA RK 20-1882
- Vakgebied(en)
Personen- en familierecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBROT:2020:3817, Uitspraak, Rechtbank Rotterdam, 07‑04‑2020; (Beschikking)
Uitspraak 07‑04‑2020
Inhoudsindicatie
De rechtbank verleent een zorgmachtiging op grond van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz) onder de opschortende voorwaarde dat de voorlopige hechtenis wordt opgeheven dan wel geschorst;
Partij(en)
RECHTBANK ROTTERDAM
Team familie
Zaak-/rekestnummer: C/10/593483 / FA RK 20-1882
Patiëntnummer: [nummer]
Schriftelijke uitwerking van de mondelinge beslissing van 7 april 2020 betreffende een zorgmachtiging als bedoeld in artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (hierna: Wvggz)
op verzoek van:
de officier van justitie in het arrondissement Noord-Holland, hierna: de officier,
met betrekking tot:
[naam betrokkene] ,
geboren op [geboortedatum betrokkene] , [geboorteplaats betrokkene] ,
hierna: betrokkene,
wonende te [adres betrokkene] , [woonplaats betrokkene] ,
thans verblijvende in Penitentiaire Inrichting Rijnmond, locatie De Schie,
advocaat mr. J.G. Schmidt te Schagen.
1. Procesverloop
1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- -
het verzoekschrift van de officier, ingekomen op 18 maart 2020;
- -
de verwijzingsbeschikking van rechtbank Noord-Holland van 18 maart 2020;
- -
het proces-verbaal van 3 april 2020;
- -
de brief van het arrondissementsparket Rotterdam van 6 april 2020.
1.2.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 7 april 2020. Bij die gelegenheid zijn (conform de Tijdelijke regeling F&J rechtbanken i.v.m. Corona) telefonisch gehoord:
de hierboven genoemde advocaat;
drs. C. Herbert, psychiater, en N. Kroon, verpleegkundige, beiden verbonden aan Parnassia Groep.
1.3.
Op een later moment op 7 april 2020 is betrokkene telefonisch gehoord, waarbij zijn advocaat ook aanwezig was in het telefoongesprek.
2. Beoordeling
2.1.
Criteria zorgmachtiging
2.1.1.
De rechter kan op verzoek van de officier een zorgmachtiging verlenen ten aanzien van de betrokkene wanneer wordt voldaan aan de criteria en de doelen van verplichte zorg als bedoeld in artikel 3:3 en 3:4 Wvggz. Verplichte zorg is zorg die ondanks verzet kan worden verleend.
Indien het gedrag van de betrokkene als gevolg van een psychische stoornis leidt tot ernstig nadeel, kan als uiterste middel verplichte zorg worden verleend, indien er geen mogelijkheden voor zorg op basis van vrijwilligheid zijn, er voor betrokkene geen minder bezwarende alternatieven met het beoogde effect zijn, het verlenen van verplichte zorg gelet op het beoogde doel evenredig is en redelijkerwijs te verwachten is dat het verlenen van verplichte zorg effectief is.
Verplichte zorg kan worden verleend om ernstig nadeel af te wenden, de geestelijke gezondheid van betrokkene te stabiliseren of dusdanig te herstellen dat hij zijn autonomie zoveel mogelijk herwint, of de fysieke gezondheid van betrokkene te stabiliseren of te herstellen in het geval diens gedrag als gevolg van zijn psychische stoornis leidt tot ernstig nadeel daarvoor.
2.1.2.
Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling blijkt dat betrokkene lijdt aan een psychische stoornis, te weten schizofrenie en een stoornis door het gebruik van middelen.
2.1.3.
Het gedrag van betrokkene leidt als gevolg van zijn psychische stoornis tot ernstig nadeel, onder meer gelegen in het bestaan van of het aanzienlijk risico op ernstige verwaarlozing en maatschappelijke teloorgang. Door aanhoudend ernstig middelengebruik staan belangrijke(familie) relaties onder druk en dreigt het verlies van zijn woonplek en baan. Ook leidt het gebruik tot psychoses, met extreme angst, hallucinaties en bizarre wanen waarbij betrokkene meermaals moest worden opgenomen om weer gestabiliseerd te worden.
2.2.
Verplichte zorg
2.2.1.
Om ernstig nadeel af te wenden, heeft betrokkene verplichte zorg nodig.
2.2.2.
Gebleken is dat er geen mogelijkheden voor passende zorg op vrijwillige basis zijn.
Uit de medische verklaring blijkt dat betrokkene onvoldoende bereid is om behandeling of zorg op vrijwillige basis te accepteren. Betrokkene lijkt nu goed in te zien welke gevolgen de ziekte schizofrenie voor hem heeft en beseft dat hij eerder last heeft gehad van psychotische belevingen. Dit inzicht is evenwel een recente ontwikkeling en is ontstaan in een gestructureerde omgeving na behandeling met medicatie. Uit het verleden is gebleken dat bereidwilligheid bij betrokkene niet duurzaam is. Bij veelvuldig middelengebruik kan betrokkene niet goed inschatten wat goed voor hem is en het lukt betrokkene niet om zelfstandig abstinent te blijven. Daarom is verplichte zorg nodig. De in het verzoekschrift opgenomen vormen van verplichte zorg zijn gebaseerd op de medische verklaring, het zorgplan en de bevindingen van de geneesheer-directeur. Deze vormen van verplichte zorg zijn door de rechtbank tijdens de mondelinge behandeling besproken. Gelet op het voorgaande acht de rechtbank de volgende vormen van verplichte zorg gedurende de looptijd van de machtiging noodzakelijk om het ernstig nadeel af te wenden:
het toedienen van medicatie, alsmede het verrichten van medische controles;
het uitoefenen van toezicht op betrokkene;
het onderzoek van de woon- of verblijfsruimte op gedrag-beïnvloedende middelen;
het aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten.
De verzochte, voorwaardelijke, opname en beperking in de bewegingsvrijheid wordt niet verleend door de rechtbank. De psychiater licht toe dat er op dit moment geen medische noodzaak is om betrokkene op te nemen in een psychiatrische instelling en dat het toestandsbeeld van betrokkene snel achteruit gaat bij een decompensatie. Wanneer daarvan sprake is, kan in noodsituaties worden ingegrepen via tijdelijke verplichte zorg in noodsituaties als bedoeld in artikel 8:11 Wvggz, waarna een wijzigingsverzoek van de zorgmachtiging kan worden gedaan door de officier.
2.2.3.
Op dit moment wordt ernstig nadeel afgewend zonder zorgmachtiging omdat betrokkene in een penitentiaire inrichting verblijft. De voorlopige hechtenis loopt tot 25 april 2020, maar op 15 april 2020 dient betrokkene opnieuw voor de raadkamer gevangenhouding te verschijnen. Uit de stukken blijkt dat het de bedoeling van de officier is om de verzochte zorgmachtiging te laten aansluiten op die vrijheidsbeneming. Gelet daarop en omdat de rechtbank van oordeel is dat zonder die vrijheidsbeneming het ernstig nadeel dient te worden afgewend door een zorgmachtiging, zal de rechtbank bepalen dat de machtiging wordt verleend onder de opschortende voorwaarde dat de voorlopige hechtenis van betrokkene wordt beëindigd of geschorst.
2.2.4.
Voor de toegewezen vormen van verplichte zorg zijn geen minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben. De voorgestelde verplichte zorg is evenredig en naar verwachting effectief. Uit de stukken blijkt dat bij het bepalen van de juiste zorg rekening is gehouden met de voorwaarden die noodzakelijk zijn om deelname van betrokkene aan het maatschappelijk leven te bevorderen, alsmede met de veiligheid van betrokkene.
2.2.5.
Gelet op het voorgaande is voldaan aan de criteria voor en doelen van verplichte zorg als bedoeld in de Wvggz. De zorgmachtiging zal worden verleend voor de verzochte duur van zes maanden. De zorgmachtiging zal pas ingaan wanneer de voorlopige hechtenis wordt opgeheven en dient op grond van het bepaalde in artikel 8:1 eerste lid Wvggz uiterlijk binnen twee weken na heden ten uitvoer te worden gelegd.
3. Beslissing
De rechtbank:
3.1.
verleent een zorgmachtiging ten aanzien van [naam betrokkene] voornoemd;
3.2.
verleent de zorgmachtiging onder de opschortende voorwaarde dat de voorlopige hechtenis wordt opgeheven dan wel geschorst;
3.3.
bepaalt dat bij wijze van verplichte zorg de maatregelen zoals opgenomen in rechtsoverweging 2.2.2. kunnen worden getroffen;
3.4.
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met 7 oktober 2020;
3.5.
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is op 7 april 2020 mondeling gegeven door mr. B.E. Dijkers, rechter, in tegenwoordigheid van J.D. Verburg, griffier, en op 9 april 2020 schriftelijk uitgewerkt en getekend.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.