Einde inhoudsopgave
Besluit paspoortgelden
Artikel 3
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2013
- Bronpublicatie:
21-11-2012, Stb. 2012, 592 (uitgifte: 28-11-2012, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-01-2013
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
21-11-2012, Stb. 2012, 592 (uitgifte: 28-11-2012, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Overige regelgevende instantie(s)
Ministerie van Financiën
Ministerie van Buitenlandse Zaken
- Vakgebied(en)
Staatsrecht / Nationaliteitsrecht
Internationaal publiekrecht / Diplomatiek en consulair recht
1.
Onze Minister stelt maandelijks het bedrag vast van de kosten die door een gemeente of een openbaar lichaam aan het Rijk moeten worden afgedragen. Deze vaststelling geschiedt:
- a.
voor een gemeente: aan de hand van de in de voorafgaande maand geleverde reisdocumenten en verrichte spoedleveringen, bedoeld in artikel 2, eerste lid, verminderd met de in de voorafgaande maand geleverde reisdocumenten, bedoeld in artikel 2, derde lid;
- b.
voor een openbaar lichaam: aan de hand van de in de voorafgaande maand geleverde reisdocumenten, bedoeld in artikel 2a, eerste lid, verminderd met de in de voorafgaande maand geleverde reisdocumenten, bedoeld in artikel 2a, derde lid.
2.
Onze Minister zendt voor het einde van elke kalendermaand een factuur aan de gemeente of het openbaar lichaam, waarin het bedrag van de overeenkomstig het eerste lid vastgestelde kosten die aan het Rijk moeten worden afgedragen, wordt vermeld.
3.
Onze Minister stelt het bedrag vast van de kosten die aan een gemeente of een openbaar lichaam worden gerestitueerd en maakt, tegelijk met het verzenden van de factuur, bedoeld in het tweede lid, schriftelijk aan de gemeente of het openbaar lichaam bekend welk bedrag wordt gerestitueerd en op welke wijze de betaling daarvan zal plaatsvinden. De vaststelling van het te restitueren bedrag geschiedt:
- a.
voor een gemeente op basis van de door de gemeente verstrekte afschriften van de beschikkingen, inhoudende gehele of gedeeltelijke kwijtschelding als bedoeld in artikel 2, tweede lid, en de van de gemeente ontvangen en bij de leverancier geverifieerde mededelingen omtrent gevallen waarin een spoedlevering niet binnen de gestelde periode heeft plaatsgevonden dan wel de met spoed geleverde reisdocumenten niet op de juiste wijze blijken te zijn vervaardigd, als bedoeld in artikel 2, vierde lid;
- b.
voor een openbaar lichaam op basis van de door het openbaar lichaam verstrekte afschriften van de beschikkingen, inhoudende gehele of gedeeltelijke kwijtschelding als bedoeld in artikel 2a, tweede lid.
4.
De afdracht van de aan het Rijk verschuldigde kosten, bedoeld in het tweede lid, geschiedt:
- a.
door een gemeente in het kader van de rijksverrekening op grond van het Koninklijk Besluit van 28 maart 1925 (Stb. 1925, 125) tot regeling van de betalingen tusschen Rijk en Gemeenten, waarbij automatische verrekening bij de N.V. Bank voor Nederlandsche Gemeenten dient plaats te vinden, uiterlijk binnen vier weken na de verzending van de factuur, bedoeld in het tweede lid;
- b.
door een openbaar lichaam door middel van automatische incasso van een door het openbaar lichaam daartoe geopende bankrekening.
5.
Onze Minister regelt op welke wijze de juistheid van de bedragen die terzake van de verschuldigde kosten aan het Rijk zijn afgedragen, wordt vastgesteld.