Einde inhoudsopgave
Europees Verdrag inzake sociale zekerheid
Artikel 11
Geldend
Geldend vanaf 01-03-1977
- Bronpublicatie:
14-12-1972, Trb. 1976, 158 (uitgifte: 25-10-1976, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-03-1977
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
18-02-1977, Trb. 1977, 35 (uitgifte: 01-01-1977, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Internationale sociale zekerheid (V)
1.
Tenzij in dit Verdrag anders wordt bepaald, kunnen de uitkeringen bij invaliditeit, ouderdom of de uitkeringen aan nagelaten betrekkingen, de renten bij arbeidsongevallen of beroepsziekten en de uitkeringen bij overlijden, verkregen op grond van een wettelijke regeling van één of meer Verdragsluitende Partijen, op generlei wijze worden verminderd, gewijzigd, geschorst, ingetrokken of verbeurd verklaard op grond van het feit dat de rechthebbende op het grondgebied van een andere Verdragsluitende Partij woont dan die, op het grondgebied waarvan het orgaan is gevestigd dat deze uitkeringen verschuldigd is.
2.
Ongeacht het bepaalde in artikel 8, eerste en tweede lid, worden de in Bijlage IV vermelde uitkeringen bij invaliditeit en ouderdom of de daar genoemde uitkeringen aan nagelaten betrekkingen indien de rechthebbende op het grondgebied van een andere Verdragsluitende Partij woont dan die op het grondgebied waarvan het orgaan is gevestigd dat deze uitkeringen verschuldigd is, echter berekend overeenkomstig artikel 8, derde lid, sub a), onderscheidenlijk sub b).
3.
Het eerste en tweede lid van dit artikel zijn niet van toepassing op de volgende uitkeringen, voor zover zij in Bijlage VI zijn vermeld:
- a)
bijzondere uitkeringen van niet-contributieve aard, welke worden verleend aan personen die tengevolge van hun gezondheidstoestand niet in staat zijn in hun levensonderhoud te voorzien;
- b)
bijzondere uitkeringen van niet-contributieve aard, welke worden verleend aan personen die niet voor de gebruikelijke uitkeringen in aanmerking komen;
- c)
uitkeringen welke krachtens overgangsregelingen worden verleend;
- d)
bijzondere uitkeringen welke bij wijze van ondersteuning of wegens behoeftige omstandigheden worden verleend.
4.
Door iedere betrokken Verdragsluitende Partij wordt, overeenkomstig artikel 81, eerste lid, kennisgeving gedaan van elke wijziging welke in Bijlage VI dient te worden aangebracht. Indien deze wijziging het gevolg is van het tot stand komen van een nieuwe wettelijke regeling, zal deze kennisgeving binnen drie maanden na bekendmaking van bedoelde wettelijke regeling worden gedaan, of, indien deze wettelijke regeling vóór de datum van bekrachtiging van dit Verdrag wordt bekendgemaakt, op de dag van bekrachtiging.
5.
Indien de wetgeving van een Verdragsluitende Partij de terugbetaling van premies of bijdragen afhankelijk stelt van de voorwaarde dat de betrokkene niet meer verplicht verzekerd is, wordt deze voorwaarde geacht niet te zijn vervuld zolang hij verplicht verzekerd is ingevolge de wetgeving van een andere Verdragsluitende Partij.
6.
In bilaterale of multilaterale overeenkomsten regelen de Verdragsluitende Partijen de betaalbaarstelling van de in het eerste lid van dit artikel bedoelde uitkeringen, verschuldigd aan personen die aanspraken aan dit Verdrag kunnen ontlenen, wanneer zij wonen op het grondgebied van een Staat welke geen Verdragsluitende Partij is.