Hof 's-Hertogenbosch, 21-02-2013, nr. 20-002545-12
ECLI:NL:GHSHE:2013:BZ1989, Cassatie: (Gedeeltelijke) vernietiging met terugwijzen
- Instantie
Hof 's-Hertogenbosch
- Datum
21-02-2013
- Zaaknummer
20-002545-12
- LJN
BZ1989
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHSHE:2013:BZ1989, Uitspraak, Hof 's-Hertogenbosch, 21‑02‑2013; (Hoger beroep)
Cassatie: ECLI:NL:HR:2014:1093, (Gedeeltelijke) vernietiging met terugwijzen
Uitspraak 21‑02‑2013
Inhoudsindicatie
Art. 242 WvSr. Veroordeling tot 24 maanden gevangenisstraf ter zake een verkrachting en een poging tot verkrachting. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een verkrachting, gepleegd in de nacht/vroege ochtend, waarbij het slachtoffer in de hal van haar studentenflat door verdachte is overvallen en geslagen, geruime tijd door hem tegen haar wil is vastgehouden en is gedwongen tot het ondergaan van een seksuele handeling, te weten een tongzoen. Voorts heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan een poging tot verkrachting, waarbij een voor verdachte volstrekt onbekende vrouw door hem onverhoeds in een openbaar park van haar fiets is geduwd, de bosjes is ingetrokken en meermalen in het gezicht is geslagen.
Partij(en)
Afdeling strafrecht
Parketnummer: 20-002545-12
Uitspraak: 21 februari 2013
TEGENSPRAAK
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof te
's-Hertogenbosch
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Breda van
17 juli 2012 in de strafzaak met parketnummer 02-812561-12 tegen:
[VERDACHTE]
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1976,
thans verblijvende in Huis van Bewaring De Boschpoort te Breda.
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep is de verdachte ter zake van verkrachting en poging tot verkrachting veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht. Voorts is de vordering van de benadeelde partij [naam] geheel toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 26 maart 2011, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De verdachte heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis van de rechter in eerste aanleg zal bevestigen, met aanvulling van de bewijsmiddelen.
Door de raadsman van verdachte is vrijspraak bepleit van het onder 1 en 2 ten laste gelegde. Voorts is een strafmaatverweer gevoerd.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de eerste rechter.
Tenlastelegging
Aan verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg - ten laste gelegd dat:
- 1.
hij op of omstreeks 18 maart 2012 te Breda door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot het ondergaan van (een) handeling(en) die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1], hebbende hij, verdachte, zijn tong in de mond van die [slachtoffer 1] geduwd/gebracht en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) hierin dat hij, verdachte, die [slachtoffer 1] meermalen heeft geslagen/gestompt en/of die [slachtoffer 1] klem heeft gezet en/of die [slachtoffer 1] bij de nek heeft vastgehouden en/of het hoofd van die [slachtoffer 1] heeft vastgepakt/vastgehouden (zodat die [slachtoffer 1] haar hoofd niet kon wegdraaien) en/of die [slachtoffer 1] aan haar haren de trap op heeft getrokken/gesleurd en (aldus) voor die [slachtoffer 1] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan;
subsidiair, althans indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 18 maart 2012 te Breda ter uitvoering van het door hem, verdachte, voorgenomen misdrijf om door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer 1] te dwingen tot het ondergaan van (een) handeling(en) die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1], waarbij verdachte die [slachtoffer 1] meermalen heeft geslagen/gestompt en/of die [slachtoffer 1] klem heeft gezet en/of die [slachtoffer 1] bij de nek heeft vastgehouden en/of het hoofd van die [slachtoffer 1] heeft vastgepakt/vastgehouden (zodat die [slachtoffer 1] haar hoofd niet kon wegdraaien) en/of die [slachtoffer 1] heeft gezoend/gekust en/of die [slachtoffer 1] aan haar haren de trap op heeft getrokken/gesleurd, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
- 2.
hij op of omstreeks 26 maart 2012 te Breda ter uitvoering van het door hem, verdachte, voorgenomen misdrijf om door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer 2] te dwingen tot het ondergaan van (een) handeling(en) die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 2], waarbij verdachte die [slachtoffer 2] van haar fiets heeft geduwd en/of vervolgens die [slachtoffer 2] (aan haar haren) de bosjes/de beplanting langs de kant van de weg heeft ingetrokken/ingesleurd en/of die [slachtoffer 2] meermalen in het gezicht heeft geslagen/gestompt en/of een vinger in de mond van die [slachtoffer 2] geduwd, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair, althans indien het vorenstaande onder 2 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 26 maart 2012 te Breda opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer 2]), meermalen in haar gezicht heeft geslagen, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten of omissies voorkwamen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 primair en 2 primair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
- 1.
hij op 18 maart 2012 te Breda door geweld en bedreiging met geweld [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot het ondergaan van een handeling die bestond uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1], hebbende hij, verdachte, zijn tong in de mond van die [slachtoffer 1] geduwd/gebracht en bestaande dat geweld en die bedreiging met geweld hierin dat hij, verdachte, die [slachtoffer 1] meermalen heeft geslagen/gestompt en die [slachtoffer 1] klem heeft gezet en het hoofd van die [slachtoffer 1] heeft vastgepakt/vastgehouden zodat die [slachtoffer 1] haar hoofd niet kon wegdraaien en die [slachtoffer 1] aan haar haren de trap op heeft getrokken/gesleurd en aldus voor die [slachtoffer 1] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan;
- 2.
hij op 26 maart 2012 te Breda ter uitvoering van het door hem, verdachte, voorgenomen misdrijf om door geweld en bedreiging met geweld [slachtoffer 2] te dwingen tot het ondergaan van (een) handeling(en) die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 2], die [slachtoffer 2] van haar fiets heeft geduwd en vervolgens die [slachtoffer 2] aan haar haren de bosjes langs de kant van de weg heeft ingetrokken/ingesleurd en die [slachtoffer 2] meermalen in het gezicht heeft geslagen/gestompt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Door het hof gebruikte bewijsmiddelen
Indien tegen dit verkort arrest beroep in cassatie wordt ingesteld, worden de door het hof gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het arrest. Deze aanvulling wordt dan aan het arrest gehecht.
Bijzondere overwegingen omtrent het bewijs
De beslissing dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd.
Elk bewijsmiddel wordt - ook in zijn onderdelen - slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezen verklaarde feit, of die bewezen verklaarde feiten, waarop het, blijkens zijn inhoud, betrekking heeft.
Ten aanzien van feit 1
De raadsman van verdachte heeft zich ter terechtzitting in hoger beroep primair op het standpunt gesteld dat vrijspraak dient te volgen ter zake de (poging tot) verkrachting van [slachtoffer 1] wegens gebrek aan voldoende wettig bewijs. Daartoe is aangevoerd dat de verklaring van aangeefster, op grond van haar gemoedstoestand op die avond, onbetrouwbaar en ongeloofwaardig is geweest. Voorts is door de raadsman aangevoerd dat verdachte heeft verklaard dat aangeefster uit vrije wil heeft gehandeld en dat van dwang om seksuele handelingen te verrichten dan wel te ondergaan geen sprake is geweest. Subsidiair stelt de verdediging zich op het standpunt dat vrijspraak dient te volgen wegens het ontbreken van de noodzakelijke overtuiging voor een bewezenverklaring.
Het hof overweegt als volgt.
Op 20 maart 2012 heeft [slachtoffer 1] aangifte gedaan van hetgeen zich op 18 maart 2012 in (de hal van) haar studentenkamer aan [adres] te Breda heeft afgespeeld. Na het uitgaan in het centrum van Breda is aangeefster samen met twee achternichtjes teruggegaan naar haar studentenkamer. Omstreeks 06.00 uur is [slachtoffer 1] alleen naar buiten gegaan om vuur te gaan vragen omdat zij een sigaret wilde gaan roken. Teruggekomen in de hal van haar studentenflat bleek dat een manspersoon, naar later blijkt verdachte, met haar mee naar binnen was gegaan. [slachtoffer 1] heeft verklaard dat verdachte haar meermalen heeft geslagen en dat zij is gaan gillen en huilen. Op enig moment heeft verdachte aangeefster klem in een hoekje geduwd op de trap. Hierna is aangeefster door verdachte gezoend met zijn tong in haar mond. [slachtoffer 1] heeft geprobeerd haar hoofd weg te draaien, maar verdachte heeft haar hoofd vastgehouden, zodat zij niet kon wegdraaien. [slachtoffer 1] heeft verklaard steeds klappen te hebben gekregen van verdachte omdat zij niet weg mocht draaien. Verdachte zou hebben gezegd dat hij [slachtoffer 1] wilde en dat zij met hem mee naar huis moest gaan. [slachtoffer 1] heeft hierop gezegd dat hij maar mee moest naar haar kamer en dat haar achternichtjes daar waren. Verdachte heeft duidelijk gemaakt dat als aangeefster maar één onverwachte beweging zou maken dat hij haar en haar achternichtjes zou vermoorden en de ogen zou uitsteken. Na enige tijd heeft verdachte aangeefster aan haar haren twee verdiepingen naar boven getrokken. Op de kamer van aangeefster aangekomen is verdachte over het luchtbed van één van de achternichtjes, dat voor de deur lag, gevallen. Beide nichtjes zijn wakker geworden en door één van hen is verdachte buiten de kamer geduwd. Vervolgens is de deur op slot gedaan en de politie gebeld.
Op 17 april 2012 heeft aangeefster [slachtoffer 1] een aanvullende verklaring bij de politie afgelegd en op 13 december 2012 is zij ter terechtzitting in hoger beroep als getuige gehoord. Het hof stelt voorop dat deze verklaringen gedetailleerd en consistent zijn. Voorts vindt de verklaring van [slachtoffer 1] naar het oordeel van het hof in voldoende mate steun in de overige bewijsmiddelen.
Zo heeft [getuige 1], één van de achternichtjes van aangeefster, bij de politie en later bij de raadsheer-commissaris, verklaard dat zij bij [slachtoffer 1] was blijven slapen en dat zij op enig moment wakker is geworden doordat een man over haar luchtbed viel. [getuige 1] heeft [slachtoffer 1] horen zeggen: “Hij vermoordt jullie ook en hij steekt jullie ogen er ook uit, dat heeft hij zelf gezegd”.
Op dat moment was [slachtoffer 1] heel erg aan het huilen, aan het schreeuwen en in paniek. [getuige 1] heeft de man de kamer uitgeduwd en de deur op slot gedaan.
Ook het andere achternichtje van aangeefster, [getuige 2], heeft bij de politie en later bij de raadsheer-commissaris een gelijkluidende verklaring afgelegd. Nadat [getuige 2] wakker was geworden, zag zij een man in de kamer staan en hoorde zij [slachtoffer 1] zeggen: “Kijk uit want hij vermoordt jullie en steekt jullie ogen uit”. [getuige 2] heeft verklaard dat zij de angst in de stem van [slachtoffer 1] hoorde en dat zij de man agressief vond ogen en vond spreken.
Voorts neemt het hof ter ondersteuning van de aangifte van [slachtoffer 1] in aanmerking de inhoud van het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt door G.H.A. Kavelaars d.d. 27 maart 2012. Hieruit is gebleken dat de vriend van aangeefster [slachtoffer 1], [getuige 3], op 18 maart 2012 om 06.08 uur, een voicemailbericht heeft ontvangen op zijn telefoon. Te horen zijn de stem van een man en een vrouw. De vrouw huilt. Een moment is te horen: “alsjeblieft laat me los” en later “niet doen, niet doen” en “au, au”. Verder wordt door de vrouw gegild. [getuige 3] is door de politie als getuige gehoord en heeft verklaard dat voornoemd voicemailbericht afkomstig was van de telefoon van [slachtoffer 1] en dat hij haar stem op het bericht heeft herkend. Het hof stelt vast dat de inhoud van dit voicemailbericht op geen enkele manier is te verenigen met de verklaring van de verdachte, maar naadloos aansluit bij die van het slachtoffer.
Op 18 maart 2012 te 09.00 uur is forensisch onderzoek naar sporen verricht in de woning van [slachtoffer 1]. Op het voorhoofd boven het rechteroog van [slachtoffer 1] werd, boven de neusbrug, een verticaal verlopende kras aangetroffen. Het betrof een kennelijk verse kras met een lengte van circa 12 mm. De plaatsen op- en rond de mond en wangen van [slachtoffer 1] en haar beide handen werden bemonsterd op de mogelijke aanwezigheid van DNA-materiaal. Bij onderzoek door het NFI is vastgesteld dat het DNA van verdachte is aangetroffen rond de lippen, op de wangen en in het nagelvuil van [slachtoffer 1].
Anders dan de verdediging ziet het hof, gezien het voorgaande, geen aanleiding om aan de juistheid dan wel betrouwbaarheid van de door aangeefster [slachtoffer 1] afgelegde verklaringen te twijfelen. De omstandigheid, zoals uit de stukken in het dossier naar voren gekomen, dat [slachtoffer 1] die nacht kennelijk alcohol had gebruikt, doet daar niet aan af. De verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting in hoger beroep, kort gezegd, inhoudende dat [slachtoffer 1] hem uit vrije wil heeft getongzoend en dat verdachte geen geweld heeft gebruikt jegens haar, zal het hof dan ook als ongeloofwaardig ter zijde schuiven.
Gelet op vorenstaande feiten en omstandigheden is het hof van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de verkrachting van [slachtoffer 1], doordat hij haar heeft gedwongen tot een tongzoen, waarmee hij seksueel is binnengedrongen in het lichaam van die [slachtoffer 1].
Ten aanzien van feit 2
De raadsman van verdachte heeft ter zake van de onder 2 primair ten laste gelegde poging tot verkrachting vrijspraak bepleit wegens gebrek aan voldoende wettig en overtuigend bewijs. Hiertoe is - kort gezegd - aangevoerd dat niet kan worden bewezen dat sprake is geweest van een begin van uitvoering.
Het hof overweegt als volgt.
Aangeefster [slachtoffer 2] heeft bij de politie verklaard dat zij op 26 maart 2012, omstreeks 7.15 uur, door het [naam park] te Breda is gefietst en dat zij vlak bij het rode bruggetje een man zag staan. Op het moment dat [slachtoffer 1] de man was gepasseerd, werd zij door hem bij haar rug geraakt en de bosjes ingeduwd. Daarbij is haar fiets op haar onderlijf komen te liggen. De man heeft vervolgens geprobeerd [slachtoffer 1] verder aan haar haren de bosjes in te sleuren. Toen [slachtoffer 1] heeft geroepen dat hij haar los moest laten, is de man haar met zijn vuisten in haar gezicht gaan slaan. Er stond een hek van kippengaas in de bosjes en de man heeft meermalen gezegd dat [slachtoffer 1] over het hek moest gaan.
De [getuige 4] heeft bij de politie verklaard dat hij heeft gezien dat net voor de rode brug in het [naam park] te Breda een manspersoon op een meisje in de bossages zat. Voorts heeft [getuige 4] gezien dat het meisje door de man met zijn vuist en met kracht werd geslagen. Op het moment dat [getuige 4] om hulp is gaan roepen, is de manspersoon hard weggerend.
Uit het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt door R.M.E. van Geetsum en J.P.M. van Groesen d.d. 29 maart 2012 is gebleken dat verdachte op 26 maart 2012, omstreeks 7.20 uur, het [naam park] te Breda is komen uitrennen.
Gelet op vorenstaande bewijsmiddelen, in samenhang bezien, acht het hof de verklaring van verdachte, kort gezegd inhoudende dat hij [slachtoffer 2] slechts wilde helpen, ongeloofwaardig.
Naar het oordeel van het hof kunnen verdachtes gedragingen, naar de uiterlijke verschijningsvorm, geen ander doel hebben gehad dan het slachtoffer in de bosjes te verkrachten. Zij vormen mitsdien een begin van uitvoering van het misdrijf verkrachting, zoals bewezen is verklaard.
De verweren van de raadsman ter zake het onder 1 en 2 ten laste gelegde worden verworpen.
Het slachtoffer heeft verklaard dat verdachte tweemaal een vinger in haar mond heeft geduwd. De verdachte heeft verklaard dat het slachtoffer hem in zijn vinger heeft gebeten. Daarmee is deze omstandigheid naar het oordeel van het hof voldoende komen vast te staan, maar het hof acht niet wettig en overtuigend bewezen dat dit ook geschiedde met het in de tenlastelegging bedoelde oogmerk van seksueel binnendringen van het lichaam. In zoverre dient vrijspraak te volgen.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezen verklaarde onder 1 is voorzien en strafbaar gesteld bij artikel 242 van het Wetboek van Strafrecht.
Het bewezen verklaarde onder 2 is voorzien en strafbaar gesteld bij artikel 242 juncto artikel 45 van het Wetboek van Strafrecht.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten.
De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.
Op te leggen straf of maatregel
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Naar het oordeel van het hof kan gelet op de ernst van het bewezen verklaarde in de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd, niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming voor de hierna te vermelden duur met zich brengt.
Ten aanzien van de ernst van het bewezen verklaarde heeft het hof in het bijzonder gelet op:
- -
de omstandigheid dat het onder feit 1 gaat om een verkrachting, gepleegd in de nacht/vroege ochtend, waarbij het slachtoffer in de hal van haar studentenflat door verdachte is overvallen en geslagen, geruime tijd door hem tegen haar wil is vastgehouden en is gedwongen tot het ondergaan van een seksuele handeling, te weten een tongzoen;
- -
de omstandigheid dat het onder feit 2 gaat om een poging tot verkrachting, waarbij een voor verdachte volstrekt onbekende vrouw door hem onverhoeds in een openbaar park van haar fiets is geduwd, de bosjes is ingetrokken en meermalen in het gezicht is geslagen;
- -
de omstandigheid dat verdachte met het bewezen verklaarde handelen de lichamelijke en geestelijke integriteit van de slachtoffers ernstig heeft geschonden. Het is een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers van dergelijke delicten daarvan zeer nadelige psychische en lichamelijke klachten kunnen ondervinden;
- -
de mate waarin het bewezen verklaarde persoonlijk leed teweeg heeft gebracht, zoals onder meer blijkt uit de schriftelijke slachtofferverklaring van [slachtoffer 1].
Ten aanzien van de persoon van de verdachte heeft het hof in het bijzonder gelet op:
- -
de inhoud van het hem betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 21 januari 2013, waaruit blijkt dat hij niet eerder door de strafrechter is veroordeeld;
- -
de inhoud van het hem betreffend Pro Justitia, psychologisch rapport, d.d. 15 mei 2012, opgemaakt door J. Nys, psycholoog;
- -
de inhoud van het hem betreffend reclasseringsadvies van Reclassering Nederland d.d.
14 juni 2012, opgemaakt door J. Kleijsen, reclasseringswerker;
- -
de overige persoonlijke omstandigheden van de verdachte, voor zover daarvan ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken.
Het hof heeft wat betreft de op te leggen strafsoort en hoogte van de straf aansluiting gezocht bij de straffen die gebruikelijk door dit gerechtshof in gevallen vergelijkbaar met de onderhavige worden opgelegd.
Op grond van het vorenstaande is het hof, anders dan de rechtbank en de advocaat-generaal, van oordeel dat oplegging van een gevangenisstraf voor hierna te noemen duur passend en geboden is.
Verzoek tot onmiddellijke invrijheidstelling
Op grond van het vorenstaande acht het hof geen termen aanwezig om de verdachte in vrijheid te stellen en zal het verzoek van de raadsman daartoe afwijzen.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2]
De benadeelde partij [slachtoffer 1] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding tot een bedrag van € 905,00. Deze vordering is bij vonnis waarvan beroep toegewezen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij [slachtoffer 1] als gevolg van verdachtes onder 2 bewezen verklaarde handelen rechtstreeks schade heeft geleden tot na te melden bedrag. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag toewijsbaar is.
Het hof ziet aanleiding te dezer zake de maatregel van artikel 36f Wetboek van Strafrecht op te leggen als na te melden. Verdachte is naar burgerlijk recht aansprakelijk voor de schade die door het strafbare feit is toegebracht.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 36f, 45, 57 en 242 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 2 primair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart dat het onder 1 en 2 bewezen verklaarde oplevert:
- 1.
Verkrachting
- 2.
Poging tot verkrachting
Verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 (vierentwintig) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht.
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer 1] ter zake van het onder 2 bewezen verklaarde tot het bedrag van € 905,00 (negenhonderdvijf euro) bestaande uit € 205,00 (tweehonderdvijf euro) materiële schade en € 700,00 (zevenhonderd euro) immateriële schade en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan materiële- en immateriële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 26 maart 2012 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer 1], een bedrag te betalen van € 905,00 (negenhonderdvijf euro) bestaande uit € 205,00 (tweehonderdvijf euro) materiële schade en € 700,00 (zevenhonderd euro) immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 18 (achttien) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de materiële- en immateriële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 26 maart 2012 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Wijst het verzoek tot onmiddellijke invrijheidstelling af.
Aldus gewezen door
mr. J. Huurman-van Asten, voorzitter,
mr. Y.G.M. Baaijens- van Geloven en mr. J.M. Reijntjes, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. M.C.H. Verhoeven-van der Heijden, griffier,
en op 21 februari 2013 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr. J.M. Reijntjes is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.