Einde inhoudsopgave
Regeling tarieven transportsectoren
Artikel 4.14
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2024
- Bronpublicatie:
21-12-2023, Stcrt. 2023, 33945 (uitgifte: 22-12-2023, regelingnummer: IENW/BSK-2023/360375)
- Inwerkingtreding
01-01-2024
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
21-12-2023, Stcrt. 2023, 33945 (uitgifte: 22-12-2023, regelingnummer: IENW/BSK-2023/360375)
- Vakgebied(en)
Vervoersrecht / Goederenvervoer algemeen
1.
Voor de behandeling van een aanvraag voor het verlenen of hernieuwen van een ECM-certificaat als bedoeld in artikel 36, vierde lid, van de Spoorwegwet is een tarief verschuldigd van € 16.179.
2.
Voor de behandeling van een aanvraag voor het verlenen of hernieuwen van een certificaat als bedoeld in artikel 28, eerste en tweede lid, onderdeel a, van de Regeling indienststelling spoorvoertuigen 2020 is een tarief verschuldigd van € 5.602.
3.
Voor de behandeling van een aanvraag voor het verlenen of hernieuwen van een certificaat als bedoeld in artikel 28, eerste en tweede lid, onderdeel b, van de Regeling indienststelling spoorvoertuigen 2020 is een tarief verschuldigd van € 5.602.
4.
Voor de behandeling van een aanvraag voor het verlenen of hernieuwen van een certificaat als bedoeld in artikel 28, eerste en tweede lid, onderdeel c, van de Regeling indienststelling spoorvoertuigen 2020 is een tarief verschuldigd van € 7.005.
5.
Voor de behandeling van een gelijktijdige aanvraag voor het verlenen van meerdere certificaten als bedoeld in artikel 36, vierde lid, van de wet en artikel 28, eerste en tweede lid van de Regeling indienststelling spoorvoertuigen 2020, is een tarief verschuldigd dat bestaat uit de som van 100% van het hoogste verschuldigde tarief, genoemd in het tweede tot en met het vierde lid, en 35% van elk overig verschuldigd tarief genoemd in het tweede tot en met het vierde lid, voor zover deze certificaten zijn aangevraagd.
6.
Voor de behandeling van een aanvraag tot het wijzigen van een of meerdere reeds verleende certificaten als bedoeld in het eerste tot en met het vierde lid is een tarief verschuldigd van € 142 per uur.
7.
Indien een spoorwegonderneming of een infrastructuurbeheerder die uitsluitend voor de eigen exploitatie bestemde voertuigen onderhoudt als bedoeld in artikel 3, tweede lid, onder b, van uitvoeringsverordening (EU) 2019/779 van de Commissie van 16 mei 2019 tot vaststelling van nadere bepalingen inzake een systeem voor de certificering van met het onderhoud van voertuigen belaste entiteiten overeenkomstig Richtlijn (EU) 2016/798 van het Europees parlement en de Raad en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 445/2011 van de Commissie (PbEU 2019, L 139 I/360), tijdens de behandeling van een aanvraag voor een veiligheidsvergunning of voor een veiligheidscertificaat, de conformiteit van bijlage II van uitvoeringsverordening (EU) 2019/779 van de Commissie van 16 mei 2019 tot vaststelling van nadere bepalingen inzake een systeem voor de certificering van met het onderhoud van voertuigen belaste entiteiten overeenkomstig Richtlijn (EU) 2016/798 van het Europees parlement en de Raad en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 445/2011 van de Commissie (PbEU 2019, L 139 I/360) wil laten beoordelen, is, naast het van toepassing zijnde tarief op grond van de artikelen 4.1 of 4.13, een aanvullend tarief verschuldigd van € 142 per uur.