Rb. Den Haag, 30-10-2015, nr. 4423489 RP VERZ 15-50584
ECLI:NL:RBDHA:2015:12582
- Instantie
Rechtbank Den Haag
- Datum
30-10-2015
- Zaaknummer
4423489 RP VERZ 15-50584
- Vakgebied(en)
Arbeidsrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBDHA:2015:12582, Uitspraak, Rechtbank Den Haag, 30‑10‑2015; (Beschikking)
- Vindplaatsen
AR 2015/2116
AR-Updates.nl 2015-1094
Brightmine 2015-414486
VAAN-AR-Updates.nl 2015-1094
Uitspraak 30‑10‑2015
Inhoudsindicatie
Verzoek tot vernietiging van een ontslag op staande voet met zelfstandige verzoeken - onder meer - tot voorwaardelijke ontbinding van de arbeidsovereenkomst en verklaring voor recht dat geen transitievergoeding verschuldigd is.
Partij(en)
Rechtbank DEN HAAG
Team kanton Den Haag
FJ
Rep.nr.: 4423489 RP VERZ 15-50584
Datum: 30 oktober 2015
Beschikking in de zaak van:
[verzoeker] ,
wonende te [woonplaats] ,
verzoekende partij,
gemachtigde: mr. J.W. Wijers,
tegen
de naamloze vennootschap Haagse Milieu Services,
gevestigd en kantoorhoudende te Den Haag,
verwerende partij,
gemachtigde: mr. L.V. Claassens.
Partijen worden aangeduid als “ [verzoeker] ” en “HMS”.
1. Procedure
1.1.
[verzoeker] heeft op 4 september 2015 een verzoek ingediend om het door HMS op 8 juli 2015 gegeven ontslag op staande voet te vernietigen en HMS te veroordelen tot doorbetaling van loon c.a.
1.2
HMS heeft een verweerschrift ingediend en een zelfstandig verzoek ingediend.
1.3
Op 15 oktober 2015 heeft de mondelinge behandeling van het verzoek plaats gevonden. Daarbij zijn door beide partijen pleitaantekeningen overgelegd. Voorafgaande aan de mondelinge behandeling heeft HMS nog diverse producties overgelegd.
2. Feiten
2.1
De kantonrechter gaat op grond van de stukken en het verhandelde tijdens de mondelinge behandeling van het volgende uit.
2.2
[verzoeker] is 48 jaar oud en vanaf [datum in dienst] 1995 bij (de rechtsvoorganger van) HMS in dienst geweest laatstelijk in de functie van [functie] tegen een salaris van € 2.440,- bruto per maand (exclusief vakantietoeslag, garantietoelage, tak van dienst toelage A en overuren). [verzoeker] is door HMS gedetacheerd bij Van Gansewinkel. [verzoeker] hield zich uit hoofde van zijn functie bij Van Gansewinkel, veelal samen met zijn collega de heer
2.3
Van Gansewinkel is een onderneming die zich bezighoudt met de inzameling, verwerking en recycling van afval. Gansewinkel heeft een samenwerkingsverband met Haagse Milieu Services (HMS). HMS is een publiek-private samenwerking tussen Van Gansewinkel-Overheidsdiensten en de gemeente Den Haag. De aandelen in het aandelenkapitaal van HMS worden gehouden door de gemeente Den Haag. Van Gansewinkel-Overheidsdiensten voert het management en HMS verzorgt binnen de gemeente Den Haag de inzameling van huishoudelijk restafval, gft-afval, grof huishoudelijk afval, glas, papier en textiel, alsmede de exploitatie van drie afvalbrengstations, plaagdierbestrijding en gedurende de winterperiode de gladheidbestrijding. De inzamelactiviteiten worden (deels) uitgevoerd door Van Gansewinkel.
2.4
Naar aanleiding van een anonieme melding dat medewerkers van Van Gansewinkel en HMS betrokken zouden zijn bij het aannemen met een Van Gansewinkel voertuig van bovenmatige volumes afval, dat wil zeggen grotere volumes dan voorzien in de overeenkomst tussen Van Gansewinkel/HMS en de opdrachtgever, zoals blijkend uit de boordcomputer van het voertuig, het niet of incorrect melden daarvan in de boordcomputer, en het aannemen van beloningen van derden hiervoor, is Van Gansewinkel een onderzoek gestart. De bevindingen van dit onderzoek zijn neergelegd in een Integriteitsrapport van
[RH] , [functie] van Van Gansewinkel Groep, van 2 juli 2015. Kort samengevat is - voor zover thans van belang - uit het onderzoek het volgende naar voren gekomen:
a. Pagina 18 van het rapport vermeldt het volgende: “(…)Uit een getuigenverklaring is gebleken dat er bij de Groente- en Fruithandel in ieder geval een beloning van € 40,- is ontvangen. Tevens is er een bedrag van € 20,- dat eveneens is ontvangen bij dit bedrijf afgeleverd bij het lokale management. Hierbij is verklaard dat in totaal € 40,- is ontvangen hetgeen door de chauffeur ( [verzoeker] ) is verdeeld met een andere medewerker. (…)”.
Blijkens observaties op diverse data in de maanden april, mei en juni 2015, waarvan filmopnames zijn gemaakt, is [verzoeker] op 1 mei en 11 mei 2015 betrokken geweest bij het aannemen van bovenmatige volumes afval:
Op 1 mei 2015 is geconstateerd dat [verzoeker] en zijn collega [LM] bij de Groente- en Fruithal naast de ene rolcontainer van 1100 liter, die onder contract staat, zeven pallets met dozen en kisten, een kliko container en een grijze container hebben meegenomen c.q. geledigd. Met deze lediging zijn de medewerkers ruim 22 minuten aan de slag geweest. In de boordcomputer is vermeld dat één extra rolcontainer van 1100 liter is geledigd. Bij het bedrijf Kriege & Verhoek zijn naast twee rolcontainers van 1100 liter door medewerkers van dit bedrijf zelfstandig diverse afvalgoederen in de wagen gegooid, waaronder een groot houten pallet. Deze goederen heeft [verzoeker] niet vermeld in de boordcomputer.
Op 11 mei 2015 is geconstateerd dat [verzoeker] en [BS] bij de Groente- en Fruithal naast de ene rolcontainer van 1100 liter, die onder contract staat, diverse losse pallets, vijf pallets met dozen, kisten en vuilniszakken, een groene kliko, een grijze container en een aantal lange latten/profielen en meer los materiaal hebben meegenomen c.q. geledigd. Vervolgens is waargenomen dat bij Kriege & Verhoek naast de twee rolcontainers van 1100 liter, die afgeladen vol waren met afval, twee rol/rekcontainers met afval stonden. Naast deze rekcontainers lag er nog een redelijke hoeveelheid los afval. Er werd door de medewerkers één rolcontainer van 1100 liter geledigd en een paar losse doosjes in de container gegooid. Vervolgens zag de heer [RH] dat [verzoeker] enige tijd richting van zijn voertuig keek. Hierna stopten de medewerkers met de inzameling van de rest van het afval en reden weg.
Gebleken is dat het volume van het ingezameld afval in een aantal gevallen via de boordcomputer was opgehoogd maar met een percentage dat de werkelijkheid niet benaderde.
2.5
[verzoeker] is in een gesprek op 2 juli 2015 door de heer [RH] geconfronteerd met de bevindingen uit het onderzoek. Van dit gesprek is een schriftelijk verslag opgemaakt dat [verzoeker] na voorlezing als juiste weergave van het gesprek heeft ondertekend. Nadat hem filmbeelden van de observaties waren getoond, heeft [verzoeker] voor zover van belang het volgende verklaard: “(…) Ik weet niet of ik op die datum (21 april 2015, kantonrechter) ook extra heb opgevoerd. Maar de meeste keren wel. (…) Ik weet niet of op die datum een extra bon of extra invoer is geweest. (…) Het is een beetje service naar de klant. Ze hebben eigenlijk 4x per week meer afval. Dit speelt al sinds we daar rijden. Ik heb recentelijk tegen deze klant gezegd dat ik er mee gestopt ben. Het liep de spuigaten uit. Het zou mij baan kunnen kosten. Het werd steeds meer. Ik ben er denk ik in mei mee gestopt misschien wel voor mijn vakantie die begonnen is op 21 mei tot 5 juni. (…) Het speelt dus nu ongeveer een half jaar. Daarvoor ben ik nooit bij de Fruithandel geweest. Er is een contract voor 1 rolcontainer van 1000 of 1100 liter. Na de fruithandel zijn we naar Kriege & Verhoek gereden aan de Elbe. Ook daar nemen we meer afval mee dan contractueel is vastgelegd. Meestal nemen we daar 2 rolcontainers mee en ook nog los afval. (…) Omdat zij al zo lang klant zijn neem ik ook vaker extra afval daar mee. Daarvoor schrijf ik geen bon. Dit is goodwill dus service. Ik krijg daar een bak koffie en dat is voldoende. Bij Krieke & Verhoek wordt het ook niet gemeld aan de planning dat er extra afval meegenomen wordt. (…) Amar is een klant van ons voor 1x per week. (…) Ik kom daar 1x per week voor een 1100 liter container. Meestal wordt daar 1 a 2 pallets extra meegenomen en wat los afval zoals piepschuim. Dat heb ik vooral in het begin gedaan. (…) Ik geloof dat hij (Amar, kantonrechter) mij 1x € 15,- heeft gegeven maar dat is lang geleden. Het is me niet goed bijgebleven. Ik heb daar geen melding van gemaakt. (…) Nu ik erover nadenk ben ik dom bezig geweest. (…)”.
2.6
[verzoeker] is na dit gesprek op non-actief gesteld in afwachting van nadere besluitvorming.
2.7
Op verzoek van [verzoeker] heeft op 7 juli 2015 een aanvullend gesprek plaatsgevonden.
2.8
Op 8 juli 2015 zijn zowel [verzoeker] als [BS] op staande voet ontslagen. Bij brief van
9 juli 2015 heeft HMS aan [verzoeker] het ontslag op staande voet bevestigd en daarbij als dringende redenen opgegeven:- het structureel aannemen van bovenmatige volumes afval met een Van Gansewinkel voertuig zonder dit te vermelden in de boordcomputer;- het aannemen van beloningen van derde(n) voor het uitvoeren van de activiteiten zoals hierboven omschreven.
Daarbij heeft HMS vermeld dat deze gedragingen op zichzelf maar ook in onderling verband bezien, een dringende reden vormen om de arbeidsovereenkomst niet langer te laten voortduren. Tevens heeft HMS [verzoeker] medegedeeld dat hij schadeplichtig is, aangezien hij HMS door opzet of schuld een dringende reden heeft gegeven voor ontslag op staande voet, verrekening van de door [verzoeker] verschuldigde schadeloosstelling met nog verschuldigd loon c.a. aangekondigd en hem aansprakelijk gesteld voor eventuele aanvullend door HMS geleden of nog te lijden schade als gevolg van zijn handelwijze.
2.9
Bij brief van 14 juli 2015 heeft de gemachtigde van [verzoeker] bezwaar gemaakt bij HMS tegen het ontslag op staande voet en verzocht om dit in te trekken.
3. Verzoek en zelfstandig verzoek
3.1
[verzoeker] verzoekt de kantonrechter om de opzegging van de arbeidsovereenkomst door HMS te vernietigen en HMS te veroordelen tot doorbetaling van het loon en vakantiebijslag c.a., met veroordeling van HMS in de kosten van de procedure.
3.2
[verzoeker] legt aan zijn verzoek naast de vaststaande feiten ten grondslag dat er geen sprake is van een dringende reden en het ontslag niet onverwijld is gegeven nu er na 1 mei 2015 geen verder onderzoek heeft plaatsgevonden. Extra meegenomen afval voert hij wél in de boordcomputer in. Er kan niet gewogen worden hoeveel kilo afval wordt meegenomen, de boordcomputer geeft op de vrachtauto alleen de mogelijkheid om extra eenheden op te voeren van bijvoorbeeld 1000 kg. [verzoeker] moet dus schatten hoe zwaar het extra aangeboden afval is. Gebleken is dat voor de inname van extra afval op 1 en 11 mei 2015 aan de klanten Groente en Fruithal en Kriege & Verhoek wel degelijk facturen zijn gestuurd. [verzoeker] heeft de laatste jaren nooit geld aangenomen van klanten.
De verklaring van [verzoeker] is verdraaid weergegeven. [verzoeker] werd op 2 juli 2015 overrompeld door de verhoormethode tijdens het gesprek door de heren [RH] en [G] . Hij heeft een herseninfarct doorgemaakt in november 2012. Daardoor heeft hij een vertraagd tempo van informatieverwerking, verminderde aandacht en concentratie, geheugenbeperkingen en moeite met het bewaren van overzicht. HMS weet hiervan en had een veilige verhoorsituatie moeten creëren waarbij met deze beperkingen rekening gehouden had kunnen worden.
3.3
HMS verzoekt de kantonrechter:
a. om te verklaren voor recht dat de arbeidsovereenkomst tussen partijen op rechtsgeldige wijze is geëindigd door middel van het op 8 juli 2015 door HMS aan [verzoeker] gegeven ontslag op staande voet;
b. om de arbeidsovereenkomst tussen partijen te ontbinden op de kortst mogelijke termijn, voor zover deze nog mocht bestaan;
c. te verklaren voor recht dat HMS geen transitievergoeding aan [verzoeker] verschuldigd is althans een eventuele veroordeling tot betaling aan [verzoeker] van de transitievergoeding op dit punt niet uitvoerbaar bij voorraad te verklaren, althans te bepalen dat [verzoeker] voor een gelijk bedrag ten behoeve van HMS zekerheid dient te stellen op een wijze die voldoet aan artikel 6:51 BW;
d. [verzoeker] te veroordelen om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan HMS te voldoen een bedrag van € 4.751,62, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 8 juli 2015 tot aan de dag der algehele voldoening;
één en ander met veroordeling van [verzoeker] in de kosten van de procedure, inclusief salaris gemachtigde, met wettelijke rente, en nakosten.
3.4
HMS legt aan haar verzoek naast de vaststaande feiten ten grondslag dat de arbeidsovereenkomst voor zover deze nog bestaat op de kortst mogelijke termijn dient te worden ontbonden op grond van 7:699 lid 3 sub e, g en/of h BW. [verzoeker] heeft door zijn gedrag de binnen HMS en Van Gansewinkel geldende regels en normen overtreden en ernstig in strijd gehandeld met hetgeen een goed werknemer betaamt. Aldus heeft [verzoeker] het vertrouwen van HMS/Van Gansewinkel in hem onherstelbaar beschadigd. Nu [verzoeker] ernstig verwijtbaar gehandeld heeft, dient de arbeidsovereenkomst ingevolge artikel 7:671b lid 8 sub h BW ontbonden te worden op een zo kort mogelijke termijn, zonder inachtneming van enige opzegtermijn. Een transitievergoeding is op grond van artikel 7:673 lid 7 sub c BW gelet op de feiten niet verschuldigd. HMS maakt jegens [verzoeker] aanspraak op de gefixeerde schadevergoeding op grond van artikel 7:677 lid 2 BW nu [verzoeker] door opzet of schuld aan HMS een dringende reden heeft gegeven de arbeidsovereenkomst onverwijld op te zeggen. Die schadevergoeding bedraagt € 4.751,62.
4. Verweer
4.1
Partijen voeren tegen elkaars verzoeken over en weer gemotiveerd verweer waarop hierna voor zover nodig nader zal worden ingegaan en concluderen tot afwijzing van de verzoeken.
5. Beoordeling
Ontslag op staande voet
5.1
Allereerst dient de vraag te worden beantwoord of het ontslag op staande voet van 8 juli 2015 dient te worden vernietigd. Op grond van artikel 7:677 lid 1 BW is ieder van partijen bevoegd de arbeidsovereenkomst onverwijld op grond van een dringende reden op te zeggen, onder onverwijlde mededeling van die reden aan de wederpartij. Ingevolge artikel 7:678 lid 1 BW worden voor de werkgever als dringende redenen als vorenbedoeld beschouwd zodanige daden, eigenschappen of gedragingen van de werknemer, die ten gevolge hebben dat van de werkgever redelijkerwijze niet gevergd kan worden de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. Voor de beoordeling of er sprake is van een dringende reden dient gelet te worden op alle feiten en omstandigheden van het geval, waaronder de aard en ernst van de als zodanig aangemerkte gedraging, de wijze waarop in het verleden is gefunctioneerd, evenals de persoonlijke omstandigheden van de werknemer, zoals leeftijd en de gevolgen die een ontslag op staande voet voor de werknemer heeft. Ook indien de gevolgen ingrijpend zijn kan een afweging van de persoonlijke omstandigheden tegen de aard en de ernst van de dringende reden tot de slotsom leiden dat een onmiddellijke beëindiging van de arbeidsovereenkomst gerechtvaardigd is (zie Hoge Raad 12 februari 1999, NJ 1999, 643). De stelplicht en de bewijslast ten aanzien van het bestaan van een dringende reden liggen bij de werkgever (zie Hoge Raad 24 oktober 1986, NJ 1987, 126). Voor de beoordeling van de vraag of het door HMS aan [verzoeker] gegeven ontslag op staande voet rechtsgeldig is, zijn de aan [verzoeker] opgegeven redenen zoals vermeld in de brief van
9 juli 2015 maatgevend en wordt het geschil afgebakend door de daarin genoemde verwijten.
5.2
Vast staat dat HMS en Van Gansewinkel een stringent beleid voeren met betrekking tot de naleving van gedragsregels en richtlijnen ter voorkoming van integriteitschendingen en onrechtmatig handelen door haar medewerkers. De medewerkers mogen beslist geen bovenmatige volumes afval meenemen al dan niet tegen betaling, in geld of in natura. De medewerkers worden over dit beleid geïnformeerd door middel van schriftelijk materiaal, waaronder het “Veiligheids- en Gedragsboekje” van Van Gansewinkel, het huishoudelijk reglement van Van Gansewinkel en de huisregels van HMS. [verzoeker] heeft evenals alle andere medewerkers in april 2010 een brief van Van Gansewinkel ontvangen waarin hij wordt gewezen op de regels en wordt gewaarschuwd dat voortaan bij overtreding van deze regels maatregelen zullen worden genomen die consequenties hebben voor zijn dienstverband. Ook in bijeenkomsten met het personeel heeft het management hier aandacht aan besteed. In 2014 heeft [verzoeker] via Van Gansewinkel een training over integriteit gevolgd. [verzoeker] heeft bevestigd dat hij van dit beleid op de hoogte is geweest.
5.3
Het ophalen van extra volumes afval brengt extra kosten met zich mee en daarom moet Van Gansewinkel de juiste hoeveelheden aan de klanten in rekening kunnen brengen. Indien een medewerker de regels niet naleeft, leidt Van Gansewinkel daardoor schade. Overtreding van deze regels heeft derhalve in beginsel te gelden als een dringende reden voor ontslag op staande voet. Tussen partijen is niet in geding dat de intensieve samenwerking tussen HMS en Van Gansewinkel met zich meebrengt dat gedragingen jegens Van Gansewinkel van een aldaar gedetacheerde werknemer van HMS, die gekwalificeerd dienen te worden als een dringende reden, ook als zodanig hebben te gelden jegens HMS.
5.4
In zijn verklaring op 2 juli 2015 heeft [verzoeker] erkend dat hij extra afval bij klanten heeft meegenomen, zonder die extra ledigingen (volledig) in de boordcomputer in te voeren. Ook heeft hij erkend éénmaal geld te hebben aangenomen van een klant. Met de schriftelijke verklaring van [verzoeker] en het Integriteitsrapport van 2 juli 2015 heeft HMS de aanwezigheid van de gestelde dringende redenen voldoende aangetoond. [verzoeker] heeft geen geconcretiseerd tegenbewijs aangeboden. HMS heeft met betrekking tot de schriftelijke verklaring van [verzoeker] op goede gronden een beroep gedaan op artikel 157 lid 2 Rv. Ingevolge deze bepaling levert de verklaring van [verzoeker] tussen partijen dwingend bewijs op van de waarheid van de inhoud van die verklaring.
5.5
[verzoeker] heeft onvoldoende gesteld om aan te nemen dat zijn verklaring verdraaid is weergegeven of dat hij door de heren [RH] en [G] onder druk gezet zou zijn. Namens HMS is onweersproken gesteld dat op geen enkel moment tijdens het gesprek op 2 juli 2015 de indruk is ontstaan dat [verzoeker] onder invloed van gezondheidsklachten een verklaring aflegde die HMS graag zou willen horen. Weliswaar heeft [verzoeker] ter onderbouwing van zijn cognitieve problemen twee pagina’s van een rapport van GZ-psycholoog [CW] van maart 2013 overgelegd maar de kantonrechter hecht om verschillende redenen hieraan niet de waarde die [verzoeker] daaraan gehecht wil zien. Allereerst is het rapport incompleet en dateert het van maart 2013, derhalve relatief kort na het doorgemaakte herseninfarct. Sindsdien zijn ruim twee jaar verstreken. Bovendien valt op basis van dit rapport niet te concluderen dat [verzoeker] niet in staat was om mee te werken aan het gesprek dat op 2 juli 2015 heeft plaatsgevonden en dat [verzoeker] niet gehouden zou kunnen worden aan de inhoud van de door hem ondertekende schriftelijke weergave hiervan.
5.6
Blijkens zijn schriftelijke verklaring heeft [verzoeker] beseft dat hij met zijn gedrag Van Gansewinkel benadeelde en dat hij daarmee moest ophouden. [verzoeker] heeft grovelijk de plichten veronachtzaamd, die voor hem voortvloeiden uit de arbeidsovereenkomst tussen partijen. Aldus heeft hij zich schuldig gemaakt aan een dringende reden, die tot gevolg heeft dat van HMS redelijkerwijze niet kan gevergd worden de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. De persoonlijke omstandigheden van [verzoeker] , zoals zijn leeftijd en zijn langdurig dienstverband, leiden niet tot een andere conclusie.
5.7
De kantonrechter is met HMS van oordeel dat het ontslag wel onverwijld is gegeven, te weten op de dag nadat op 7 juli 2015 op verzoek van [verzoeker] nog een tweede gesprek met hem was gevoerd. Uit het vorenstaande volgt dat er geen aanleiding bestaat om het gegeven ontslag op staande voet te vernietigen. Het verzoek van [verzoeker] zal derhalve worden afgewezen. Het zelfstandig verzoek onder a. van HMS zal gelet op het hiervoor overwogene worden toegewezen.
Voorwaardelijk ontbindingsverzoek
5.8
Vervolgens dient te worden beoordeeld of de arbeidsovereenkomst tussen partijen dient te worden ontbonden op de kortst mogelijke termijn, voor zover deze nog mocht bestaan. Allereerst overweegt de kantonrechter dat HMS belang heeft bij haar desbetreffend verzoek aangezien [verzoeker] de mogelijkheid heeft om hoger beroep in te stellen tegen deze beschikking. De kantonrechter stelt vast dat onderhavig verzoek geen verband houdt met enig opzegverbod.
5.9
De kantonrechter stelt voorop dat uit artikel 7:669 lid 1 BW volgt dat de arbeidsovereenkomst alleen kan worden ontbonden indien daar een redelijke grond voor is en herplaatsing van de werknemer binnen een redelijke termijn niet mogelijk is of niet in de rede ligt. In artikel 7:669 lid 3 BW is nader omschreven wat onder een redelijke grond moet worden verstaan. Bij regeling van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 23 april 2015 (Stcrt. 2015/12685) zijn daarvoor nadere regels gesteld (Ontslagregeling).
5.10
HMS voert - samengevat - aan dat de redelijke grond voor ontbinding is gelegen in verwijtbaar handelen en een ernstige vertrouwensbreuk. Naar het oordeel van de kantonrechter leveren de door HMS in verband met het ontslag op staande voet naar voren gebrachte feiten en omstandigheden een redelijke grond voor ontbinding op, zoals bedoeld in artikel 7:669 lid 3, onderdeel e BW omdat [verzoeker] verwijtbaar heeft gehandeld. De kantonrechter is verder van oordeel dat herplaatsing van [verzoeker] niet in de rede ligt. Het zelfstandig verzoek onder b. van HMS zal daarom eveneens worden toegewezen. De kantonrechter ziet in hetgeen door HMS naar voren is gebracht, aanleiding om te ontbinden op de kortst mogelijke termijn, nu HMS voldoende heeft gesteld en onderbouwd dat sprake is van een ernstig verwijtbaar handelen aan de zijde van [verzoeker] als bedoeld in artikel 7:671 lid 8 sub b BW.
Transitievergoeding
5.11
Ingevolge het bepaalde in artikel 7:673 lid 7 aanhef en sub c BW is de transitievergoeding niet verschuldigd indien het eindigen of niet voortzetten van de arbeidsovereenkomst het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werknemer. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, oordeelt de kantonrechter dat [verzoeker] geen aanspraak heeft op een transitievergoeding. Het zelfstandig verzoek onder c. van HMS zal dan ook als na te melden worden toegewezen.
Schadevergoeding
5.12
Ingevolge het bepaalde in artikel 7:677 lid 2 aanhef en sub a BW is de partij die door opzet of schuld aan de wederpartij een dringende reden heeft gegeven om de arbeidsovereenkomst onverwijld op te zeggen, aan de wederpartij een vergoeding verschuldigd, indien de wederpartij van die bevoegdheid gebruik heeft gemaakt. Ingevolge het derde lid van dit artikel sub a is de vergoeding, bedoeld in lid 2, in geval van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd gelijk aan het bedrag van het in geld vastgestelde loon over de termijn dat de arbeidsovereenkomst bij regelmatige opzegging had behoren voort te duren. [verzoeker] heeft tegen de door HMS verzochte toekenning van de gefixeerde schadevergoeding ad € 4.751,62 geen zelfstandig verweer gevoerd. Het zelfstandig verzoek onder d. van HMS zal dan ook gezien hetgeen hiervoor is overwogen worden toegewezen.
5.13
[verzoeker] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van deze procedure. De gevorderde nakosten zullen op de hierna in het dictum weergegeven wijze worden toegewezen.
6. Beslissing
De kantonrechter:
- verklaart voor recht dat de arbeidsovereenkomst tussen partijen rechtsgeldig geëindigd is op 8 juli 2015;
- ontbindt de arbeidsovereenkomst tussen partijen voorwaardelijk, dat wil zeggen indien en voor zover deze nog mocht bestaan, per 31 oktober 2015;
- verklaart voor recht dat HMS geen transitievergoeding aan [verzoeker] verschuldigd is;
- veroordeelt [verzoeker] om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan HMS te betalen een bedrag van € 4.751,62, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 8 juli 2015 tot de dag der algehele voldoening;
- veroordeelt [verzoeker] tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van HMS tot en met vandaag vaststelt op € 400,-, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van de vijftiende dag na betekening van deze beschikking tot de dag der voldoening; en veroordeelt [verzoeker] tot betaling van € 100,- aan nasalaris, voor zover HMS daadwerkelijk nakosten zal maken, vermeerderd met de explootkosten van betekening van de beschikking indien betekening heeft plaatsgevonden;
- verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
- wijst af wat meer of anders is verzocht.
Deze beschikking is gegeven door kantonrechter mr. F.J. Verbeek en uitgesproken ter openbare zitting van 30 oktober 2015.