Einde inhoudsopgave
Wetboek van Strafvordering
Artikel 6:4:22 [Onderzoek naar vermogen niet-betalende veroordeelde]
Geldend
Geldend vanaf 01-07-2022
- Bronpublicatie:
04-11-2021, Stb. 2021, 544 (uitgifte: 11-11-2021, kamerstukken: 35564)
- Inwerkingtreding
01-07-2022
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
14-12-2021, Stb. 2021, 638 (uitgifte: 22-12-2021, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Materieel strafrecht / Sancties
Strafprocesrecht / Tenuitvoerlegging
1.
Bij gebreke van volledige betaling binnen de ingevolge artikel 6:4:1, tweede lid, bedoelde termijn kan krachtens een met redenen omklede machtiging van de rechter-commissaris, op vordering van de officier van justitie, een onderzoek worden ingesteld naar het vermogen van de veroordeelde.
2.
Het onderzoek is gericht op de vaststelling van de omvang van het vermogen van de veroordeelde waarop verhaal kan worden genomen ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een geldboete, van de maatregel, bedoeld in artikel 36f, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, of van de maatregel, bedoeld in artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht.
3.
De vordering is met redenen omkleed en vermeldt de hoogte van de opgelegde betalingsverplichting, het bedrag dat de veroordeelde ter voldoening daarvan reeds heeft betaald en of er een vordering als bedoeld in artikel 6:6:26, eerste lid, is gedaan.
4.
De rechter-commissaris verleent de machtiging, bedoeld in het eerste lid, indien:
- a.
de hoogte van de resterende betalingsverplichting van aanzienlijk belang is, en;
- b.
er aanwijzingen bestaan dat aan de veroordeelde voorwerpen toebehoren waarop krachtens artikel 6:4:3 verhaal kan worden genomen.
5.
De machtiging geldt voor ten hoogste zes maanden en kan op vordering van de officier van justitie telkens met een zelfde duur worden verlengd, totdat de maximale duur van twee jaren is bereikt.
6.
De rechter-commissaris waakt tegen nodeloze vertraging van het onderzoek. De officier van justitie verschaft ambtshalve of op verzoek van de rechter-commissaris de benodigde inlichtingen.
7.
Op vordering van de officier van justitie kan het onderzoek krachtens een machtiging van de rechter-commissaris worden onderbroken en hervat. De onderbreking schorst de duur van de machtiging bedoeld in het vijfde lid.
8.
Indien de officier van justitie oordeelt dat het onderzoek is voltooid of dat er voor de voortzetting daarvan geen grond bestaat, sluit hij het onderzoek bij schriftelijk gedagtekende beschikking. Een afschrift van de beschikking wordt aan de veroordeelde tegen wie het onderzoek was gericht betekend. De officier van justitie stelt de rechter-commissaris van het eindigen van het onderzoek op de hoogte.
9.
Het onderzoek naar het vermogen van de veroordeelde eindigt voorts:
- a.
indien de geldigheidsduur van een ingevolge het eerste lid verleende machtiging is verstreken;
- b.
indien de veroordeelde alsnog aan diens betalingsverplichting heeft voldaan.