Zie de aantekening van het mondelinge vonnis d.d. 26 juli 2016 in de zaak met parketnummer 96-077954-16. De dagvaarding voor deze terechtzitting is blijkens de akte van uitreiking (bijlage 3) op 30 mei 2016 in persoon betekend aan [verdachte]. Uit de justitiële documentatie, volgt dat deze veroordeling (parketnummer 96-077954-16) betrekking heeft op een overtreding van art 9, lid 2, WVW 1994, begaan op 8 december 2015 te Mierlo, met pv nummer PL2200 Politie Brabant Zuid-Oost – 081220151030081722, en dat deze veroordeling onherroepelijk is geworden op 12 augustus 2016, i.e. twee weken na de uitspraak.
HR, 15-01-2019, nr. 18/04630
ECLI:NL:HR:2019:50
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
15-01-2019
- Zaaknummer
18/04630
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2019:50, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 15‑01‑2019; (Cassatie, Herziening)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2018:1520
ECLI:NL:PHR:2018:1520, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 11‑12‑2018
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2019:50
- Vindplaatsen
SR-Updates.nl 2019-0142
Uitspraak 15‑01‑2019
Inhoudsindicatie
Herziening n.a.v. aanvraag AG bij HR. Rijden met ongeldig verklaard rijbewijs, art. 9.2 WVW 1994. Aangevoerd wordt dat sprake is geweest van persoonsverwisseling, nu namens CVOM is medegedeeld dat onherroepelijke veroordeling van aanvrager gevolg is van onjuiste registratie bij CVOM. Hetgeen door AG in aanvraag is vermeld, geeft steun aan stelling waarop aanvraag berust, te weten dat in zaak die heeft geleid tot uitspraak waarvan herziening is gevraagd, sprake is geweest van persoonsverwisseling. Een en ander levert ernstig vermoeden op dat Pr, ware deze hiermee bekend geweest, gewezen verdachte van hem tlgd. zou hebben vrijgesproken, zodat sprake is van gegeven a.b.i. in art. 457.1.c Sv. HR verklaart aanvraag gegrond en verwijst zaak naar Hof.
Partij(en)
15 januari 2019
Strafkamer
nr. S 18/04630 H
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op een aanvraag van de Advocaat-Generaal bij de Hoge Raad tot herziening van een in kracht van gewijsde gegaan vonnis van de Politierechter in de Rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats 's-Hertogenbosch, van 28 juli 2016, nummer 96/077954-16, gewezen in de strafzaak tegen:
[verdachte] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1962.
1. De uitspraak waarvan herziening is gevraagd
De Politierechter heeft de gewezen verdachte ter zake van "overtreding van artikel 9, tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994", gepleegd op 8 december 2015, veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee weken, waarvan een week voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
2. De aanvraag tot herziening
2.1.
De aanvraag tot herziening is gedaan door de Advocaat-Generaal D.J.C. Aben. Zijn daartoe ingediende vordering, die aan dit arrest is gehecht en daarvan deel uitmaakt, strekt tot vernietiging van het vonnis van de Politierechter en vrijspraak van de gewezen verdachte.
2.2.
De aanvraag berust op de stelling dat sprake is van een gegeven als bedoeld in art. 457, eerste lid aanhef en onder c, Sv. In de aanvraag wordt daartoe aangevoerd dat in deze zaak sprake is van een persoonsverwisseling.
3. Beoordeling van de aanvraag
3.1.
Als grondslag voor een herziening kan, voor zover hier van belang, krachtens het eerste lid aanhef en onder c van art. 457 Sv slechts dienen een door bescheiden gestaafd gegeven dat bij het onderzoek op de terechtzitting aan de rechter niet bekend was en dat het ernstige vermoeden wekt dat indien dit gegeven bekend zou zijn geweest, het onderzoek van de zaak zou hebben geleid tot een vrijspraak van de gewezen verdachte.
3.2.
Hetgeen door de Advocaat-Generaal in zijn aanvraag is vermeld, geeft steun aan de stelling waarop de aanvraag berust, te weten dat in de zaak die heeft geleid tot de uitspraak waarvan herziening is gevraagd, sprake is geweest van een persoonsverwisseling.
3.3.
Een en ander levert het ernstig vermoeden op dat de Politierechter, ware deze hiermee bekend geweest, de gewezen verdachte van het hem tenlastegelegde zou hebben vrijgesproken. Dat betekent dat hier sprake is van een gegeven als bedoeld in art. 457, eerste lid aanhef en onder c, Sv, zodat de aanvraag gegrond is.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verklaart de aanvraag tot herziening gegrond;
beveelt voor zover nodig de opschorting of schorsing van de tenuitvoerlegging van voormeld vonnis van de Politierechter;
verwijst de zaak naar het Gerechtshof 's-Hertogenbosch opdat de zaak op de voet van art. 472, tweede lid, Sv opnieuw zal worden berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren A.J.A. van Dorst en M.J. Borgers, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 15 januari 2019.
Conclusie 11‑12‑2018
Inhoudsindicatie
Herziening n.a.v. aanvraag AG bij HR. Rijden met ongeldig verklaard rijbewijs, art. 9.2 WVW 1994. Aangevoerd wordt dat sprake is geweest van persoonsverwisseling, nu namens CVOM is medegedeeld dat onherroepelijke veroordeling van aanvrager gevolg is van onjuiste registratie bij CVOM. Hetgeen door AG in aanvraag is vermeld, geeft steun aan stelling waarop aanvraag berust, te weten dat in zaak die heeft geleid tot uitspraak waarvan herziening is gevraagd, sprake is geweest van persoonsverwisseling. Een en ander levert ernstig vermoeden op dat Pr, ware deze hiermee bekend geweest, gewezen verdachte van hem tlgd. zou hebben vrijgesproken, zodat sprake is van gegeven a.b.i. in art. 457.1.c Sv. HR verklaart aanvraag gegrond en verwijst zaak naar Hof.
Nr. 18/04630 H Zitting: 11 december 2018 | Mr. D.J.C. Aben Vordering tot herziening inzake: [verdachte] |
1. Bij deze wend ik mij tot de Hoge Raad der Nederlanden met een vordering tot herziening van de onherroepelijke uitspraak van de politierechter in de rechtbank te ’s-Hertogenbosch van 28 juli 2016, waarbij [verdachte], geboren op [geboortedatum] 1962 te [geboorteplaats], is veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twee weken, waarvan een week voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, en dit wegens overtreding van artikel 9, tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994, kort gezegd: rijden met een ongeldig (verklaard) rijbewijs, begaan op 8 december 2015 te Mierlo.1.
2. Het ‘ZSM artikel 9 WVW proces-verbaal’ met een pv-nummer dat overeenkomt met het nummer waarnaar wordt verwezen in het uittreksel van de justitiële documentatie van [verdachte], te weten: PL2200 Politie Brabant Zuid-Oost – 081220151030081722, wijst uit dat dit proces-verbaal géén betrekking heeft op [verdachte]. Volgens dit proces-verbaal is op 8 december 2015 te Mierlo zijn tweelingbroer, [betrokkene 1], staande gehouden ter zake van rijden met een ongeldig verklaard rijbewijs,2.hetgeen door deze ook schriftelijk is erkend.3.Bij proces-verbaal van bevindingen d.d. 8 oktober 2018 heeft mr. A.I. Sarantoudis, plaatsvervangend officier van justitie bij het parket Centrale Verwerking Openbaar Ministerie (CVOM), meegedeeld dat de onherroepelijke veroordeling van [verdachte] het gevolg is van een persoonsverwisseling die abusievelijk plaatsvond op het CVOM.4.“Aan de hand van achternaam en geboortedatum werd per abuis niet [betrokkene 1] geregistreerd, maar diens tweelingbroer [verdachte]. Laatstgenoemde werd gedagvaard te verschijnen voor de politierechter te ’s-Hertogenbosch op 28 juli 2016, …” aldus mr. Sarantoudis.
3. Met dit gegeven was de politierechter niet bekend, terwijl het ernstige vermoeden ontstaat dat het onderzoek van de zaak tegen [verdachte] bij bekendheid met dit gegeven zou zijn geëindigd in vrijspraak ter zake van overtreding van artikel 9, tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994, begaan op 8 december 2015 te Mierlo.
4. De hoofdofficier van justitie van het CVOM, mr. R. Appels, heeft het initiatief genomen om in zaken als deze, waarin een dergelijk verzuim van de zijde van de overheid niet door een eenvoudige verbetering van de registratie kan worden hersteld, de procureur-generaal bij de Hoge Raad in overweging te geven om bij de Hoge Raad de herziening aan te vragen van de betreffende onherroepelijke veroordeling op naam van een veroordeelde die (door medewerkers van zijn parket) ter zake met een ander persoon is verwisseld.
5. Het CVOM heeft zorggedragen voor het informeren van de veroordeelde [verdachte] over deze gang van zaken, met inbegrip van het voorstel om herziening aan te vragen. Bij schriftelijke verklaring van 27 november 2018 heeft [verdachte] laten weten dat hij deze vordering tot herziening ondersteunt.
6. Hierbij vraag ik op de gronden als vermeld in het proces-verbaal van mr. Sarantoudis d.d. 8 oktober 2018 de herziening aan van de uitspraak van de politierechter te ’s-Hertogenbosch van 28 juli 2016, onder parketnummer 96-077954-16 gewezen ten laste van [verdachte], geboren op [geboortedatum] 1962 te [geboorteplaats]. Tevens geef ik Uw Raad in overweging om – bij wijze van hoge uitzondering in herzieningszaken5.– het bestreden vonnis te vernietigen en [verdachte] terstond vrij te spreken.
De procureur-generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden,
AG
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 11‑12‑2018
Zie ook het aanvullend proces-verbaal van 5 april 2016 van [verbalisant], met bijlage.
In het dossier bevindt zich een handgeschreven verklaring van “betrokkene 1.” die op 9 september 2016, dus ná vonniswijzing, bij het CVOM is ingekomen.
Hoe het mis heeft kunnen gaan, valt tot op zekere hoogte af te leiden uit de bescheiden die betrekking hebben op het opvragen van stukken door het CVOM bij het CBR.
Ingeval de Hoge Raad het novum gegrond acht, opent artikel 472, tweede lid, Sv niet met zoveel woorden de mogelijkheid dat de Hoge Raad een verwijzing van de zaak achterwege laat en de zaak ten principale zelf afdoet. Niettemin heeft de Hoge Raad de strafzaak om redenen van doelmatigheid zelf afgedaan in die gevallen waarin de uitkomst van het geding in herziening op voorhand vaststond. Zie bijv. HR 3 maart 1987, ECLI:NL:HR:1987:AB8325, NJ 1987/865 m.nt. Corstens; HR 24 juni 1997, ECLI:NL:HR:1997:ZD0782; HR 1 september 2015, ECLI:NL:HR:2432, en HR 11 oktober 2016, ECLI:NL:HR:2016:2296.