Einde inhoudsopgave
Wet op de lijkbezorging
Artikel 29 [Toestemming tot opgraving]
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2010
- Bronpublicatie:
12-06-2009, Stb. 2009, 320 (uitgifte: 28-07-2009, kamerstukken: 30696)
- Inwerkingtreding
01-01-2010
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
19-11-2009, Stb. 2009, 501 (uitgifte: 01-12-2009, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Overige regelgevende instantie(s)
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Ministerie van Justitie
- Vakgebied(en)
Gezondheidsrecht / Bijzondere onderwerpen
Bestuursrecht algemeen / Bijzondere onderwerpen bestuursrecht
1.
Een lijk wordt slechts opgegraven met vergunning van de burgemeester van de gemeente waarin het is begraven, en, indien het een particulier graf betreft, met toestemming van de rechthebbende op het graf.
2.
Aan de vergunning verbindt de burgemeester de nodige voorschriften betreffende geneeskundig toezicht alsmede vervoer en bestemming van het lijk.
3.
Een opgegraven lijk mag worden gecremeerd, wanneer het verzoek daartoe gedaan wordt door de in artikel 18 bedoelde persoon. De paragrafen 1, 2 en 3 van hoofdstuk II zijn ten aanzien van de crematie niet van toepassing.
4.
Crematie binnen een jaar na de begraving vindt slechts plaats met schriftelijk verlof van de officier van justitie van de plaats van opgraving.