Hof Amsterdam, 14-12-2010, nr. 23-002261-08
ECLI:NL:GHAMS:2010:BO9255
- Instantie
Hof Amsterdam
- Datum
14-12-2010
- Magistraten
Mrs. M. Gonggrijp-van Mourik, P.C. Kortenhorst, H.A. Holthuis
- Zaaknummer
23-002261-08
- LJN
BO9255
- Vakgebied(en)
Materieel strafrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHAMS:2010:BO9255, Uitspraak, Hof Amsterdam, 14‑12‑2010
Uitspraak 14‑12‑2010
Mrs. M. Gonggrijp-van Mourik, P.C. Kortenhorst, H.A. Holthuis
Partij(en)
VERKORT ARREST VAN HET GERECHTSHOF AMSTERDAM
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 15 april 2008 in de strafzaak onder parketnummer 13-529065-07 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [jaartal],
adres: [adres], [woonplaats].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg van 13 december 2007, 17, 18 en 25 maart 2008 en 1 april 2008 en op de terechtzittingen in hoger beroep van 21 mei, 27 en 28 september, 1 oktober en 30 november 2010.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsman naar voren is gebracht.
Tenlastelegging
Gelet op de in eerste aanleg door de rechtbank toegelaten wijziging is aan de verdachte ten laste gelegd dat:
zij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode 1 januari 2003 tot en met 3 april 2007, te Amsterdam althans in Nederland, (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt, immers heeft/hebben zij, verdachte en/of (een of meer van) haar mededader(s):
- A)
(een) geldbedrag(en) te weten (onder meer):
- —
op of omstreeks 3 april 2007 een geldbedrag van (ongeveer) 5.635, - EURO (of 6.990 EURO) en/of
- B)
een of meer voertuigen, te weten (onder meer)
- —
op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 15 maart 2005 tot en met 24 februari 2007 een BMW, type X3, voorzien van kenteken [kenteken] (nieuwwaarde 57.500, - EURO), en/of
- —
op of omstreeks 3 april 2007 een Mercedes ML 500, voorzien van kenteken [kenteken] (nieuwwaarde 100.000, - EURO), en/of
- C)
een of meer goederen, te weten (onder meer):
- —
op of omstreeks 3 april 2007 meerdere, in elk geval een of meer horloge(s), onder meer —
- —
Rolex (taxatiewaarde 24.000 EURO), zilveren dameshorloge, type Pearlmaster, voorzien van diverse diamanten,
- —
een Audemars Piguet (taxatiewaarde 30.000, - EURO), voorzien van het serienummer F 73425
- —
een Audemars Piguet (taxatiewaarde 14.000, - EURO), voorzien van het serienummer F 00463,
- —
een Rolex (taxatiewaarde 5.000, - EURO), zilveren herenhorloge, voorzien van het serienummer 116520,
- —
een Audemars Piguet (taxatiewaarde 16.500, - EURO), dameshorloge met diamanten, voorzien van serienummer F 38963, aangetroffen in de woning [adres] te Amsterdam, en/of
- —
op of omstreeks 3 april 2007 diverse waardevolle sieraden, aangetroffen in de woning [adres] te Amsterdam, en/of
- D)
een of meer geldbedragen zijnde contante betalingen voor (onder meer)
- —
de aankoop van een groot aantal luxe kledingstukken en/of andere gebruiksartikelen ter waarde van in totaal (ongeveer) 58.324,60 EURO,
verworven en/of voorhanden gehad en/of gebruikt,
zulks terwijl zij, verdachte en/of mededader(s) (telkens) wist(en) dat dat/die voorwerp(en) en/of geldbedrag(en) geheel of gedeeltelijk —onmiddellijk of middellijk — afkomstig was/waren uit (enig) misdrijf.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.
Vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven, omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Bewijsoverweging
De raadsman heeft bepleit dat zijn cliënt zal worden vrijgesproken wegens gebrek aan wettig en overtuigend bewijs. Hij heeft daartoe aangevoerd hetgeen in zijn pleitnotitie is gesteld, welke als hier ingevoegd geldt.
Subsidiair heeft de raadsman verzocht om, mocht het hof tot bewezenverklaring van het onder 2 ten laste gelegde komen, [persoonsgegevens] en [persoonsgegevens] als getuige te horen, teneinde vast te stellen wat de wetenschap was bij de verdachte omtrent de BMW X3 en de Mercedes ML500
Het hof overweegt als volgt.
De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat haar partner [medeverdachte] geen vast inkomen had. Zij wist niet hoe hij aan het inkomen kwam waarmee hij, zoals zij ook erkent, dure aankopen deed. [medeverdachte] had haar wel gezegd dat hij in dure horloges handelde, hetgeen de verklaring vormde voor het feit dat er in hun woning verschillende dure horloges lagen. De verdachte had ook toestemming van [medeverdachte] om twee van die horloges bij gelegenheid te dragen totdat hij deze zou hebben verkocht. De verdachte had onvrede met het feit dat [medeverdachte] geen bewijs voor zijn inkomen kon tonen, hetgeen een belemmering vormde bij het aanvragen van een hypotheek voor een andere woning. Uiteindelijk heeft [medeverdachte] haar ergens in 2005 gezegd dat hij een baan had bij een partycentrum in Groningen. De verdachte is een keer met [medeverdachte] daar naartoe geweest en heeft toen kennisgemaakt met [persoonsgegevens] en [persoonsgegevens] en hun familie. [medeverdachte] heeft haar gezegd dat de BMW X3 en de Mercedes ML 500 door hem via de eigenaren van dat partycentrum goedkoop konden worden geleasd. Ook reed [medeverdachte] begin 2007 ineens in een BMW X5. Zij mocht de BMX X3 en de Mercedes ML 500 ook gebruiken, maar deed dat slechts incidenteel.
De verdachte had met [medeverdachte] de afspraak dat zij van haar inkomen de vaste lasten betaalde en dat [medeverdachte] de boodschappen deed en — naar het hof begrijpt— de luxe uitgaven en de auto's waarvan gebruik werd gemaakt.
Uit de stukken in het dossier blijkt dat op grond van de aangetroffen nota's in een periode van 25 februari 2006 tot en met 31 maart 2007 —en dit los van de dagelijkse boodschappen — meer dan € 50.000, - contant aan kleding en dure gebruiksartikelen is uitgegeven. De verdachte heeft verklaard dat de contante uitgaven in het algemeen door [medeverdachte] werden gedaan. Ook betaalde [medeverdachte] eind 2006, begin 2007 de persoonlijke fitnesstrainer voor de verdachte, telkens meer dan € 1600.- per maand (dossierpagina 601080 en 601111). De verdachte heeft zich gerealiseerd dat de BMW X3 en de Mercedes ML 500 dure auto's waren die zijzelf niet kon bekostigen en zij had zich tenminste de vraag moeten stellen of het normaal was dat er twee van dergelijke auto's binnen het gezin in gebruik waren. Zij heeft, hoewel naar haar zeggen de vaste baan van [medeverdachte] voor haar van belang was met het oog op een mogelijke hypotheek, niet aan [medeverdachte] gevraagd wat zijn werk inhield en hoeveel hij daarmee maandelijks verdiende, noch waar de loonafschriften waren die bij een hypotheekaanvraag hadden moeten worden overlegd. Ook bij de horlogehandel van [medeverdachte] heeft zij geen vragen gesteld, terwijl het minstgenomen merkwaardig is dat te verkopen horloges door haar en door [medeverdachte] zelf werden gebruikt. Van enige ordentelijke opslag van de horloges en van een behoorlijke boekhouding van deze horlogehandel is niet gebleken, terwijl ook van enige opgave aan de belastingen van [medeverdachte]'s inkomsten geen sporen zijn aangetroffen, terwijl de verdachte zelf wel opgave deed van haar —bescheiden— inkomsten. Evenmin heeft zij aan [medeverdachte] gevraagd hoe hij de zeer luxe vakantiewoningen in het buitenland betaalde. Daarnaast heeft [medeverdachte] gedurende hun relatie in 1999 gedetineerd gezeten wegens —naar [medeverdachte] haar verklaarde— bedreiging in Groningen, kortdurend in 2001 en een aantal maanden in 2004. De verdachte heeft naar aanleiding van die justitiële contacten, waar zij van wist, geen vraagtekens gezet bij de activiteiten van [medeverdachte] of bij de vraag of zijn inkomsten daarmee verband hielden. Daarnaast heeft de verdachte in de loop der jaren enige sieraden van [medeverdachte] gekregen die tenminste enig spaargeld aan zijn kant veronderstelden.
Gelet op het bovenstaande in onderling verband bezien had de verdachte zich moeten realiseren dat zij mede profiteerde van goederen en/ of gelden waarvan het hoogst waarschijnlijk was dat zij werden betaald met middellijk of onmiddellijk uit misdrijf verkregen gelden en heeft zij die aanmerkelijke kans op de koop toe genomen.
De verdachte heeft verklaard dat er tussen haar en [medeverdachte] niet een relatie bestond van wederkerigheid, in de zin dat [medeverdachte] bereid zou zijn inzicht te geven in zijn werkzaamheden, en dat zij de relatie eigenlijk wilde beëindigen. Het hof acht wel aannemelijk dat [medeverdachte] zijn eigen leven leidde en daar geen verantwoording over wenste af te leggen. Ook acht het hof aannemelijk dat de verdachte geen grip had op de uitgaven die [medeverdachte] voor persoonlijk gebruik deed. Dat maakt de positie van de verdachte lastig, maar doet niet af aan het minstgenomen voorwaardelijke opzet op witwassen. De verdachte heeft de relatie ook niet beëindigd om aan de invloedssfeer van [medeverdachte] te ontkomen.
Het verweer in al zijn onderdelen wordt verworpen. Het hof acht het tenlastegelegde feit bewezen zoals hierna nader weer te geven.
Het verzoek van de raadsman tot het horen als getuige van [persoonsgegevens] en [persoonsgegevens] wordt afgewezen. Met de raadsman acht het hof aannemelijk dat op de familiale bijeenkomst op het partycentrum niet over de auto's en het salaris en het werk van [medeverdachte] is gesproken. Het horen van de getuigen is derhalve niet noodzakelijk. Zoals het hof hierboven heeft overwogen is de verdachte reeds in algemene zin tekort geschoten in de vereiste zorgvuldigheid.
Bewezen verklaarde
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
zij in de periode van 1 januari 2005 tot en met 3 april 2007 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met een ander, van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt, immers hebben zij, verdachte, en haar mededader
- A)
op 3 april 2007 een geldbedrag te weten: ongeveer 5.920 EURO, voorhanden gehad en
- B)
op tijdstippen in de periode van 15 maart 2005 tot en met 24 februari 2007
- —
een BMW type X3 voorzien van kenteken [kenteken] (nieuwwaarde 57.500, - EURO), en
- —
op 3 april 2007 een Mercedes ML 500 voorzien van kenteken [kenteken] (nieuwwaarde 100.000, - EURO) voorhanden gehad en gebruikt en
- C)
op 3 april 2007 horloges en sieraden, aangetroffen in de woning [adres] te Amsterdam,, te weten
- —
een Rolex (taxatiewaarde 24.000 EURO) type Pearlmaster voorzien van diverse diamanten,
- —
een Audemars Piguet (taxatiewaarde 16.500, - EURO), dameshorloge met diamanten, voorzien van het serienummer F 38963
- —
twee goudkleurige armbanden;
- —
twee goudkleurige oorbellen met steentjes;
- —
een goudkleurige ring met steentjes;
- —
een zilverkleurige halsketting met hanger (hartvorm) met steentjes;
- —
een zilverkleurige ring met steentjes
verworven en/ of voorhanden gehad en/ of gebruikt
- D)
in de periode van 25 februari 2006 tot en met 31 maart 2007 geldbedragen zijnde contante betalingen voor een groot aantal luxe kledingstukken en gebruiksartikelen ter waarde van meer dan 50.000 EURO verworven en voorhanden gehad,
zulks terwijl zij, verdachte en haar mededader telkens wisten dat die voorwerpen en geldbedragen geheel of gedeeltelijk —onmiddellijk of middellijk — afkomstig waren uit enig misdrijf;
Hetgeen onder A, B, C en D meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
medeplegen van van het plegen van witwassen een gewoonte maken
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.
Oplegging van straffen en maatregel
De rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het onder A, B, C en D ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 16 weken, waarvan 10 weken voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht en een werkstraf voor de duur van 240 uren, subsidiair 120 dagen hechtenis. Een aantal in beslag genomen goederen is verbeurd verklaard. Van een ander deel van de in beslag genomen goederen is teruggave aan de verdachte gelast. Het geschorst bevel tot voorlopige hechtenis is opgeheven.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen en maatregel bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich gedurende een periode van ruim twee jaar samen met haar toenmalige partner schuldig gemaakt aan gewoontewitwassen. De verdachte heeft gedurende deze periode geprofiteerd van de inkomsten van haar partner, terwijl zij zich heeft moeten realiseren dat die inkomsten een criminele achtergrond hadden en dat zij zich daar verre van diende te houden. Door zo te handelen heeft verdachte eraan meewerkt dat criminele gelden een schijnbaar legale herkomst kregen. Het witwassen van criminele gelden vormt een bedreiging van de legale economie en tast de integriteit van het financiële en economische verkeer aan. Door witwassen wordt het plegen van andere strafbare feiten gefaciliteerd.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie van 24 november 2010 is de verdachte eenmaal eerder veroordeeld.
Het hof zal een deels voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen om verdachte ervan te weerhouden dat zij zich opnieuw schuldig maakt aan een soortgelijk strafbaar feit. De ernst van de feiten rechtvaardigen eveneens een forse werkstraf .
Het hof acht, alles afwegende, straffen van na te melden duur passend en geboden.
Beslag
De hierna als zodanig te melden in beslag genomen voorwerpen, die aan verdachte toebehoren, dienen te worden verbeurdverklaard en zijn daarvoor vatbaar aangezien het bewezen verklaarde met betrekking tot die voorwerpen is begaan.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.
Beslissing
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder A, B, C en D ten laste gelegde heeft begaan zoals hierboven in de rubriek bewezen verklaarde omschreven.
Verklaart niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte onder A, B, C en D meer of anders is ten laste gelegd en spreekt haar daarvan vrij.
Verklaart dat het bewezen verklaarde de hierboven vermelde strafbare feiten oplevert.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en ook de verdachte daarvoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 16 (zestien) weken.
Bepaalt dat een gedeelte van die gevangenisstraf, groot 10 (tien) weken, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de veroordeelde zich vóór het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Stelt de proeftijd vast op 2 (twee) jaren.
Beveelt dat de tijd, die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in deze zaak in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht.
Veroordeelt de verdachte tot een taakstraf, bestaande uit een werkstraf, te weten het verrichten van onbetaalde arbeid gedurende 240 (tweehonderdveertig) uren.
Beveelt dat bij niet naar behoren verrichten van de taakstraf, deze wordt vervangen door hechtenis voor de duur van 120 (honderdtwintig) dagen.
Verklaart verbeurd de in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
- —
een goudkleurige halsketting voorzien van hanger in de vorm van een bal met steentjes;
- —
een zilverkleurig (het hof begrijpt: witgouden) horloge merk Rolex met steentjes;
- —
een horloge van het merk Audemars Piguet met serienummer F28963;
- —
twee goudkleurige armbanden;
- —
twee goudkleurige oorbellen met steentjes;
- —
een goudkleurige ring met steentjes;
- —
een zilverkleurige halsketting met hanger (hartvorm) met steentjes;
- —
een zilverkleurige ring met steentjes.
Gelast de teruggave aan verdachte van de in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten: een Swarovski-halsketting in doosje (18);
- —
een witte halsketting met zilveren hanger met steentjes;
- —
zilverkleurige oorbellen met parel en steentjes;
- —
een zilverkleurige halsketting met hanger met steentjes;
- —
een armband met steentjes;
- —
een zilverkleurige ring met steentjes;
- —
vier biljetten van 50 euro;
- —
een biljet van 20 euro.
Heft op het —geschorste— bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte.
Dit arrest is gewezen door de negende meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. M. Gonggrijp-van Mourik, mr. P.C. Kortenhorst en mr. H.A. Holthuis, in tegenwoordigheid van mr. R. van Leusden, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 14 december 2010.