NJ 1920, p. 35
Uitvoeren van muziekwerken. Openbaarmaking. Concertgever en feitelijke executanten. In hoeverre de concertgever uit eigen hoofde aansprakelijk kan zijn.
HR 18-12-1919, ECLI:NL:HR:1919:253
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
18 december 1919
- Magistraten
Voorzitter: Mr. S. Gratama. Raden: Mrs. B. C. J. Loder, C. O. Segers, H. M. A. Savelberg en Jhr. R. Feith.
- Zaaknummer
[181919/NJ_1920,_p._35]
- Conclusie
Mr. Noyon
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS99332:1
- Vakgebied(en)
Archief (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1919:253, Uitspraak, Hoge Raad, 18‑12‑1919
- Wetingang
Essentie
Uitvoeren van muziekwerken. Openbaarmaking. Concertgever en feitelijke executanten. In hoeverre de concertgever uit eigen hoofde aansprakelijk kan zijn.
Samenvatting
Uit de bij het cassatiemiddel gestelde feiten vloeit hoogstens voort, dat de houder van het cabaret in zooverre daadwerkelijk aan de handeling van den pianist heeft deelgenomen, als deze in het openbaar muziekwerken uitvoerde, doch geenszins dat hij met den pianist gemeenschappelijk een onrechtmatige handeling pleegde.
Het ongeoorloofde openbaarmaken ligt niet reeds in het engageeren van een pianist om in een cabaret op een openbaar concert, dat men daar geeft, muziekstukken uit te voeren; voor medewerking tot zulk ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.