Wijzigingswet Burgerlijk Wetboek Boek 7 (vaststelling titel 7.17 (verzekering) en titel 7.18 (lijfrente))
Artikel IV
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2006
- Redactionele toelichting
Tekstplaatsing met vernummering van de verwijzingen in de artikelen.
- Bronpublicatie:
09-01-2006, Stb. 2006, 1 (uitgifte: 01-01-2006, kamerstukken/regelingnummer: -)
22-12-2005, Stb. 2005, 700 (uitgifte: 28-12-2005, kamerstukken: Staten-Generaal Digitaal: 19529 Overheid.nl: 19529)
22-12-2005, Stb. 2005, 701 (uitgifte: 28-12-2005, kamerstukken: 30137)
- Inwerkingtreding
01-01-2006
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
09-01-2006, Stb. 2006, 1 (uitgifte: 01-01-2006, kamerstukken/regelingnummer: -)
22-12-2005, Stb. 2005, 702 (uitgifte: 01-01-2005, kamerstukken/regelingnummer: -)
22-12-2005, Stb. 2005, 702 (uitgifte: 01-01-2005, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Verzekeringsrecht (V)
De Faillissementswet wordt als volgt gewijzigd:
- A.
Artikel 21a wordt vernummerd tot artikel 22a en wordt als volgt gewijzigd:
- a.
In het eerste lid vervallen de woorden ‘als omschreven in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993,’.
- b.
In het derde lid wordt het woord ‘aanwijzing’ vervangen door: wijziging.
- c.
Na het derde lid worden twee leden toegevoegd, luidende:
4
Indien de begunstiging na de faillietverklaring onherroepelijk wordt, kan deze onherroepelijkheid niet aan de boedel worden tegengeworpen. De verzekeraar is verplicht een uitkering, waarop de begunstiging betrekking heeft, onder zich te houden. Voor zover vaststaat dat de begunstiging niet zal worden gewijzigd, blijven de eerste en de tweede volzin buiten toepassing. Ten aanzien van de begunstigde is artikel 69 van overeenkomstige toepassing.
5
In afwijking van het vierde lid, tweede zin, kan de verzekeraar een betaling aan de begunstigde tegenwerpen aan de boedel, voorzover de curator niet bewijst dat de verzekeraar op het tijdstip van betaling op de hoogte was van het faillissement of van een daaraan voorafgegaan beslag ten laste van de verzekeringnemer. In dat geval heeft de curator verhaal op de begunstigde.
- B.
Artikel 295a wordt als volgt gewijzigd:
- a.
In het eerste lid vervallen de woorden ‘als omschreven in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993,’.
- b.
In het derde lid wordt het woord «aanwijzing» vervangen door: wijziging.
- c.
Na het derde lid worden twee leden toegevoegd, luidende:
4
Indien de begunstiging na de uitspraak tot toepassing van de schuldsaneringsregeling onherroepelijk wordt, kan deze onherroepelijkheid niet aan de boedel worden tegengeworpen. De verzekeraar is verplicht een uitkering, waarop de begunstiging betrekking heeft, onder zich te houden. Voor zover vaststaat dat de begunstiging niet zal worden gewijzigd, blijven de eerste en de tweede volzin buiten toepassing. Ten aanzien van de begunstigde is artikel 317 van overeenkomstige toepassing.
5
In afwijking van het vierde lid, tweede zin, kan de verzekeraar een betaling aan de begunstigde tegenwerpen aan de boedel, voorzover de bewindvoerder niet bewijst dat de verzekeraar op het tijdstip van betaling op de hoogte was van de toepassing van de schuldsaneringsregeling of van een daaraan voorafgegaan beslag ten laste van de verzekeringnemer. In dat geval heeft de bewindvoerder verhaal op de begunstigde.