NJ 1951/56
Ontvankelijkheid hoger beroep. [Onderworpenheid deelnemer aan reglement onderl. verz. mij. Toepasselijkheid van K. art. 256 op bewijzen van deelneming?]
HR 30-06-1950, ECLI:NL:HR:1950:169, m.nt. Prof. Mr. Ph.A.N. Houwing
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
30 juni 1950
- Magistraten
Mrs v. d. Meulen, Hijink, Losecaat Vermeer, Smits, de Jong
- Zaaknummer
[30061950/NJ_1951-56]
- Conclusie
Mr. Hooykaas
- Noot
Prof. Mr. Ph.A.N. Houwing
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS109230:1
- Vakgebied(en)
Archief (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1950:169, Uitspraak, Hoge Raad, 30‑06‑1950
- Wetingang
Essentie
Ontvankelijkheid hoger beroep. [Onderworpenheid deelnemer aan reglement onderl. verz. mij. Toepasselijkheid van K. art. 256 op bewijzen van deelneming?]
Samenvatting
Personele rechtsvordering de waarde van f 1000 in hoofdsom niet te boven gaande. Het Hof heeft ten onrechte in hoger beroep van die zaak kennis genomen. App. alsnog in haar appèl niet-ontvankelijk verklaard.
[Proc.-Gen. Berger bovendien: Heeft het Hof van het hoger beroep kennis kunnen nemen op grond van art. 333 Rv., nu de gedaagde maatschappij een beroep had gedaan op de onbevoegdheid der Rechtb. i.v.m. de bepaling in haar reglement, dat alle geschillen worden beslist door ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.