Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door[verbalisant 1], hoofdagent van de regiopolitie Gelderland-Midden, WVV/Unit Bpz Midden, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL074H 2012017104, gesloten op 19 juni 2012 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
Rb. Gelderland, 09-12-2013, nr. 05/700293-12
ECLI:NL:RBGEL:2013:5372
- Instantie
Rechtbank Gelderland
- Datum
09-12-2013
- Zaaknummer
05/700293-12
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBGEL:2013:5372, Uitspraak, Rechtbank Gelderland, 09‑12‑2013; (Eerste aanleg - meervoudig)
- Wetingang
- Vindplaatsen
Jwr 2014/3 met annotatie van mr. W.H. Regterschot
Uitspraak 09‑12‑2013
Inhoudsindicatie
Overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht en terwijl de schuldige verkeerde in de toestand bedoeld in artikel 8, derde lid; OBM en alcoholslotprogramma
Partij(en)
RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Promis II
Parketnummer : 05/700293-12
Datum zitting : 13 mei 2013, 14 oktober 2013 en 25 november 2013
Datum uitspraak : 9 december 2013
TEGENSPRAAK
Vonnis van de militaire kamer in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
naam :[verdachte]
geboren op :[geboortedatum]
adres : [adres]
plaats : [woonplaats]
raadsman : mr. J.P.A. van Schaik, advocaat te Veenendaal.
1. De inhoud van de tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 12 februari 2012, te Ede, in de gemeente Ede,
in elk geval in Nederland,
als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig
(personenauto), daarmee op de weg, (de Rijksweg A-12), komende uit de richting
Arnhem/Ede gaande in de richting Veenendaal/Utrecht,
roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of
onoplettend,
onder invloed van alcoholhoudende drank, althans na het gebruik van een niet
onaanzienlijke hoeveelheid alcoholhoudende drank, en/of
met een grotere snelheid dan de aldaar maximum toegestane snelheid van 120
kilometer per uur, heeft gereden en/of
gekomen ter hoogte van- of nabij hectometerpaal 105.2, een voor hem,
verdachte, uit over die weg rijdend ander motorrijtuig (personenauto) heeft
ingehaald en/of (abrupt)naar rechts heeft gestuurd en/of met dat door hem,
verdachte bestuurde motorrijtuig ( personenauto) in een slip is geraakt en/of
tegen een, gezien zijn, verdachtes, rijrichting, rechts in de berm van die weg
staande lantaarnpaal is gebotst en/of waardoor en/of waarbij dat motorrijtuig
(personenauto) in die berm ongeveer 180 graden (al slippend) is gedraaid en/of
waardoor en/of waarbij de/het slachtoffer(s) ([slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2]
) uit dat motorrijtuig (personenauto) is/zijn geslingerd of gevallen
en/of is vorenstaande motorrijtuig (personenauto) in een rechts naast die berm
gelegen sloot tot stilstand gekomen,
waardoor anderen of een ander (genaamd [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2]))
zwaar lichamelijk letsel, of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat
daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale
bezigheden is ontstaan,
en aldus zich toen aldaar zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te
wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden,
terwijl hij, verdachte, verkeerde in een toestand als bedoeld in artikel 8,
derde lid, immers heeft hij verdachte voormeld motorrijtuig (personenauto)
bestuurd na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte
van verdachtes bloed bij een onderzoek, als bedoeld in artikel 8, derde lid,
aanhef en onder b van de Wegenverkeerswet 1994, 0,91 milligram, in elk geval
hoger dan 0,2 milligram,alcohol per milliliter bloed bleek te zijn, terwijl
voor het besturen van dat motorrijtuig een rijbewijs was vereist en sedert de
datum waarop aan hem voor de eerste maal een rijbewijs was afgegeven nog geen
vijf jaren waren verstreken en de eerste afgifte van het rijbewijs op of na 30
maart 2002 heeft plaatsgevonden;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
a. a)
hij op of omstreeks 12 februari 2012, in de gemeente Ede, als bestuurder van
een motorrijtuig, personenauto, dit motorrijtuig heeft bestuurd na zodanig
gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van verdachtes bloed
bij een onderzoek, als bedoeld in artikel 8, derde lid, aanhef en onder b van
de Wegenverkeerswet 1994, 0,91 milligram, in elk geval hoger dan 0,2
milligram, alcohol per milliliter bloed bleek te zijn, terwijl voor het
besturen van dat motorrijtuig een rijbewijs was vereist en sedert de datum
waarop aan hem voor de eerste maal een rijbewijs was afgegeven nog geen vijf
jaren waren verstreken en de eerste afgifte van het rijbewijs op of na 30
maart 2002 heeft plaatsgevonden;
b)
hij op of omstreeks 12 februari 2012, te Ede, in de gemeente Ede, in elk geval
in Nederland, als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), daarmede op
de weg, (de Rijksweg A-12), gaande in de richting Veenendaal/Utrecht, met een
grotere snelheid dan de aldaar maximum toegestane snelheid van 120 kilometer
per uur, heeft gereden en/of
gekomen ter hoogte van- of nabij hectometerpaal 105.2, een voor hem,
verdachte, uit over die weg rijdend ander motorrijtuig (personenauto) heeft
ingehaald en/of (abrupt) naar rechts heeft gestuurd en/of met dat door hem,
verdachte, bestuurde motorrijtuig ( personenauto) in een slip is geraakt en/of
tegen een, gezien zijn, verdachtes, rijrichting, rechts in de berm van die weg
staande lantaarnpaal is gebotst en/of waardoor of waarbij dat motorrijtuig
(personenauto) in die berm ongeveer 180 graden (al slippend) is gedraaid en/of
waardoor en/of waarbij de/het slachtoffer(s) ([slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2]
) uit dat motorrijtuig (personenauto) zijn/is geslingerd of gevallen
en/of is vorenstaande motorrijtuig (personenauto) in een rechts naast die berm
gelegen sloot tot stilstand gekomen,
door welke gedraging/en van hem, verdachte, toen aldaar gevaar op die weg werd
veroorzaakt of kon worden veroorzaakt en/of het verkeer op die weg werd
gehinderd of kon worden gehinderd;
2. Het onderzoek ter terechtzitting
De zaak is laatstelijk op 25 november 2013 ter terechtzitting onderzocht. Daarbij is verdachte verschenen. Verdachte is bijgestaan door mr. J.P.A. van Schaik, advocaat te Veenendaal.
Als benadeelde partij heeft zich schriftelijk in het geding gevoegd [slachtoffer 1]. Namens hem is ter zitting verschenen verschenen mr. E.A.L. Ponjee-Scheurwater, advocaat te Veenendaal.
De officier van justitie, mr. J.C. Stikkelman, heeft gerekwireerd.
Verdachte en zijn raadsman hebben het woord ter verdediging gevoerd.
3. De beslissing inzake het bewijs1.
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 12 februari 20122.reed verdachte als bestuurder van een Volkswagen op de Rijksweg A 12 komende uit de richting Arnhem gaande in de richting Utrecht.3.Achter in de Volkswagen zaten [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2].4.Ter hoogte van hectometerpaaltje 105.2 te Ede5.heeft verdachte een voor hem uit rijdende personenauto ingehaald en abrupt naar rechts gestuurd.6.De Volkswagen is vervolgens in een slip is geraakt en is tegen een lantaarnpaal gebotst.7.Hierna is de Volkswagen met de voorzijde tegen de slootwal gereden, 180 graden gedraaid en met de achterzijde nogmaals de slootwal geraakt. In de draaiing van de Volkswagen zijn de passagiers via de achterruit uit het voertuig geslingerd.8.De Volkswagen is uiteindelijk half in de sloot naast de A12 tot stilstand gekomen.9.
Verdachte bestuurde de Volkswagen kort voor en ten tijde van de aanrijding.10.Voorafgaand aan het besturen van de auto heeft verdachte alcohol genuttigd. Het alcoholgehalte van het bloed van verdachte was 0,91 milligram alcohol per milliliter bloed.11.Het rijbewijs van verdachte is voor het eerst op 21 februari 2011 afgegeven.12.
Als gevolg van deze botsing heeft [slachtoffer 1] lichamelijk letsel opgelopen, (onder meer) bestaande uit hoofdletsel, hersenletsel, gekneusde longen, wervelbreuken, beschadiging lymfen en cognitieve problemen.13.
[slachtoffer 2] heeft als gevolg van deze botsing lichamelijk letsel opgelopen, (onder meer) bestaande uit een hersenkneuzing, gebroken kaak, twee klaplongen, nekfractuur, gebroken bekken, gescheurde blaas, en gebroken heup en bovenbeen.14.De geschatte duur van de genezing bedraagt meer dan 6 maanden.15.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot een bewezenverklaring van het primair tenlastegelegde feit, in die zin dat er sprake is van aanmerkelijke onvoorzichtigheid, gelet op de bewijsmiddelen in het dossier.
Het standpunt van de verdediging
Door de verdediging is vrijspraak van het primair tenlastegelegde bepleit. Daartoe is het volgende aangevoerd. Niet kan worden bewezen dat verdachte te hard heeft gereden. Weliswaar is verdachte met de auto in een slip geraakt en is er een botsing ontstaan, maar daarbij is geen sprake van schuld aan de zijde van verdachte, nu uit het dossier kan worden opgemaakt dat er mogelijk sprake was van, lokale, gladheid op de weg. Het enkele feit dat verdachte onder invloed van alcohol heeft gereden is niet voldoende voor een bewezenverklaring van overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994. Verder is aangevoerd dat er mogelijk sprake is van medeschuld aan de zijde van de slachtoffers, door het niet dragen van een autogordel en het instappen bij een bestuurder die alcohol heeft genuttigd, hetgeen aan de causaliteit tussen het verkeersongeval en het zwaar lichamelijk letsel in de weg kan staan.
De verdediging is met de officier van oordeel dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder invloed van alcohol besturen van een motorrijtuig.
Beoordeling door de militaire kamer
De officier van justitie en de raadsman van verdachte verschillen van mening over de vraag of er sprake is van schuld in de zin van art 6 WVW 1994. De militaire kamer is van oordeel dat de vraag bevestigend moet worden beantwoord en overweegt daartoe als volgt.
De militaire kamer stelt voorop dat voor de vraag of er sprake is van schuld in de zin van artikel 6 WVW moet worden gekeken naar het geheel van gedragingen van de verdachte, de aard en de ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval.
(lokale) Gladheid
Door de verdediging wordt gesteld dat verdachte geen schuld heeft aan het ongeval aangezien er mogelijk sprake was van lokale gladheid en verwijst daarvoor naar verklaringen van verbalisanten in het dossier. Weliswaar wordt door verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2]van de politie Gelderland-Midden verklaard dat zij ten tijde van het ongeval bij het nemen van bochten in de bebouwde kom door plaatselijke gladheid de grip op het wegdek dreigden te verliezen,16.zij verklaren echter niet dat er op andere plaatsen, in het bijzonder op de plaats van het ongeval, sprake was van gladheid. Daarnaast heeft verbalisant [verbalisant 1] navraag gedaan bij Rijkswaterstaat over de weersinvloeden kort voor en ten tijde van de aanrijding. Hij kreeg te horen dat het niet glad was, de weg was droog en er is geen neerslag gevallen na de laatste strooiactie. Er is in de regio Arnhem-Nijmegen voor het laatst op 9 februari 2011 gestrooid.17.Ten slotte vermeldt het proces-verbaal verkeersongevallen analyse dat het wegdek droog was en normaal ingereden.18.De militaire kamer concludeert uit het voorgaande dat op het door verdachte bereden deel van de A12 geen sprake was van gladheid.
De door verdachte gereden snelheid
Voor wat betreft de snelheid waarmee verdachte heeft gereden ten tijde van het ongeval, merkt de militaire kamer het volgende op. Uit de verkeersongevallen analyse blijkt niet met welke snelheid verdachte kort voor het ongeval heeft gereden. De getuigen [getuige 1] en [getuige 2] zaten in de door verdachte ingehaalde auto en hebben over de snelheid van het voertuig van verdachte een verklaring afgelegd.[getuige 1] verklaart dat zij ongeveer 110 km/u reed. Het voertuig van verdachte kwam met grote snelheid voorbij.19.Zij merkte daarover op tegen getuige [getuige 2]: “moet je kijken die komt wel erg hard aangereden.”. Zij schat vervolgens dat het voertuig van verdachte 130-140 km/u reed.20.
Kort na het ongeval verklaarde getuige [getuige 2] dat de Volkswagen met hoge snelheid aan de linkerzijde voorbij kwam. Zij hoorde [getuige 1] zeggen: “Wow kijk die debiel” waarbij zij doelde op de auto van verdachte . [getuige 2] schat dat de Golf ongeveer 150 km/u reed.21.
De getuigen hebben verklaard dat [getuige 1] ongeveer 110 km/u reed en dat verdachte hen met een aanzienlijk snelheidsverschil inhaalde. De militaire kamer concludeert daaruit dat verdachte aanzienlijk sneller heeft gereden dan de ter plekke toegestane maximumsnelheid van 120 km/u.
Mate van schuld.
Met de officier van justitie is de militaire kamer van oordeel dat er in deze zaak sprake is van aanmerkelijke onvoorzichtigheid en overweegt hiertoe als volgt.
- Uit onderzoek van het team Verkeers Ongevallen Analyse van het Bureau Forensische Opsporing van de politie Gelderland-Midden/Zuid zijn na onderzoek wat betreft toestand van en onderhoud aan de weg geen bijzonderheden ontdekt22.en zijn evenmin relevante gebreken opgemerkt aan het voertuig, dat door hen als in voldoende rijtechnische staat en staat van onderhoud werd beoordeeld23.en er was geen sprake van gladheid;
- -
Verdachte was een beginnend bestuurder;
- -
Verdachte reed ten tijde van het ongeval met een aanzienlijk grotere snelheid dan de daar ter plaatse toegestane snelheid van 120 km/u;
- -
Verdachte heeft na een inhaalmanoeuvre abrupt naar rechts gestuurd;
- -
Verdachte heeft gereden onder invloed van alcoholhoudende drank.
De militaire kamer is van oordeel dat de opgesomde gedragingen, gelet op de aard en de ernst, aangemerkt dienen te worden als aanmerkelijk onvoorzichtig rijgedrag, waarmee het aan de schuld van verdachte is te wijten dat het verkeersongeval heeft plaatsgevonden. De militaire kamer is voorts van oordeel dat het (door de twee andere inzittenden opgelopen) lichamelijk letsel redelijkerwijs als gevolg van de door de verdachte veroorzaakte aanrijding aan deze kan worden toegerekend. Daaraan doet niet af de aangevoerde omstandigheid dat de inzittenden geen gebruik maakten van een veiligheidsgordel en evenmin dat zij zelf zijn ingestapt bij een bestuurder die onder invloed van alcohol verkeerde. Immers, deze eventuele onvoorzichtigheden aan de zijde van de slachtoffers zijn niet van die aard dat het door hen opgelopen letsel redelijkerwijze niet meer als gevolg van het door verdachte veroorzaakte verkeersongeval kan worden toegerekend.
Kwalificatie letsel
Het door [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] opgelopen letsel, zoals aangegeven bij de vaststaande feiten, is dusdanig ernstig dat het naar het oordeel van de militaire kamer, in overeenstemming met het normale spraakgebruik, te kwalificeren als zwaar lichamelijk letsel.
Conclusie
De militaire kamer acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
hij op of omstreeks 12 februari 2012, te Ede, in de gemeente Ede, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), daarmee op de weg, (de Rijksweg A-12), komende uit de richting Arnhem/Ede gaande in de richting Veenendaal/Utrecht, aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of
onoplettend,
onder invloed van alcoholhoudende drank, en
met een grotere snelheid dan de aldaar maximum toegestane snelheid van 120 kilometer per uur, heeft gereden en
gekomen ter hoogte van- of nabij hectometerpaal 105.2, een voor hem, verdachte, uit over die weg rijdend ander motorrijtuig (personenauto) heeft ingehaald en(abrupt)naar rechts heeft gestuurd en met dat door hem, verdachte bestuurde motorrijtuig ( personenauto) in een slip is geraakt en
tegen een, gezien zijn, verdachtes, rijrichting, rechts in de berm van die weg staande lantaarnpaal is gebotst en/of waardoor en/of waarbij dat motorrijtuig (personenauto) in die berm ongeveer 180 graden (al slippend) is gedraaid en
waardoor en/of waarbij de/het slachtoffer(s) ([slachtoffer 1] en [slachtoffer 2]) uit dat motorrijtuig (personenauto) /zijn geslingerd of gevallen
en/of is vorenstaande motorrijtuig (personenauto) in een rechts naast die berm gelegen sloot tot stilstand gekomen,
waardoor anderen of een ander (genaamd [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2])) zwaar lichamelijk letsel werd toegebracht,
en aldus zich toen aldaar zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden,
terwijl hij, verdachte, verkeerde in een toestand als bedoeld in artikel 8, derde lid, immers heeft hij verdachte voormeld motorrijtuig (personenauto) bestuurd na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van verdachtes bloed bij een onderzoek, als bedoeld in artikel 8, derde lid, aanhef en onder b van de Wegenverkeerswet 1994, 0,91 milligram, alcohol per milliliter bloed bleek te zijn, terwijl
voor het besturen van dat motorrijtuig een rijbewijs was vereist en sedert de datum waarop aan hem voor de eerste maal een rijbewijs was afgegeven nog geen vijf jaren waren verstreken en de eerste afgifte van het rijbewijs op of na 30 maart 2002 heeft plaatsgevonden;
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
De beslissing dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
4. De kwalificatie van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van primair:
Overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht en terwijl de schuldige verkeerde in de toestand bedoeld in artikel 8, derde lid.
Het feit is strafbaar.
5. De strafbaarheid van verdachte
Niet is gebleken van feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluiten. Verdachte is dus strafbaar.
6. De motivering van de sanctie(s)
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte zal worden veroordeeld tot het verrichten van 120 uren werkstraf subsidiair 60 dagen hechtenis en tot oplegging van een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 18 maanden.
Het standpunt van de verdediging
Door de verdediging is verzocht bij het bepalen van de strafmaat rekening te houden met de tijd die is verstreken sinds het feit is gepleegd alsmede met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Verdachte zal zijn baan kwijt raken als aan hem een werkstraf van meer dan 40 uur wordt opgelegd. Verder is verdachte inmiddels gestart met het alcoholslotprogramma, omdat de strafzaak lang op zich heeft laten wachten, met welk programma veel kosten gepaard gaan welke nogmaals zullen moeten worden voldaan als aan verdachte een onvoorwaardelijke rijontzegging wordt opgelegd.
Beoordeling door de militaire kamer
Bij de beslissing over de straf heeft de militaire kamer rekening gehouden met:
- de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan;
- de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waarbij onder meer is gelet op:
het uittreksel uit het algemeen documentatieregister betreffende verdachte, gedateerd 17 april 2013; en
een voorlichtingsrapportage van Reclassering Nederland, d.d. 25 september 2013, betreffende verdachte.
De militaire kamer overweegt in het bijzonder het navolgende.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het onder invloed van alcohol veroorzaken van een ernstig ongeval waarbij twee inzittenden, te weten [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], uit het voertuig zijn geslingerd en zwaar lichamelijk letsel hebben opgelopen. Zij ervaren daar nu, bijna twee jaar na het ongeval, nog steeds de gevolgen van, zoals ook is gebleken uit de door hen ingebrachte en ter terechtzitting voorgelezen slachtofferverklaringen.
Zowel de rijstijl als het besluit van verdachte om te gaan rijden na het gebruik van alcohol, zijn keuzen die enkel voor rekening van verdachte komen en hem zijn te verwijten.
Bij het na alcoholgebruik en door onvoorzichtig rijgedrag veroorzaken van een ongeval met zwaar lichamelijk letsel als gevolg past ingevolge de oriëntatiepunten van de LOVS een werkstraf van forse duur en een langdurige rijontzegging.
De militaire kamer houdt bij de straftoemeting ten voordele van verdachte rekening met het feit dat deze niet eerder is veroordeeld voor een strafbaar feit en dat de afhandeling van deze zaak lang heeft geduurd. Daarnaast neemt verdachte vrijwillig deel aan het alcoholslot programma ten einde een herhaling te voorkomen. Tevens heeft verdachte pogingen ondernomen om contact op te nemen met de slachtoffers ten einde zijn spijt over het gebeurde te betuigen en bleek van die spijt van verdachte ook op de zitting
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen is de militaire kamer van oordeel dat de door de officier van justitie geëiste straf niet geheel passend en geboden. Verdachte was door het ouderdom van de zaak voor het dilemma gesteld vrijwillig te beginnen met het alcoholslot programma. Verdachte neemt reeds gedurende een jaar en drie maanden deel neemt aan het alcoholslot programma. Gelet op de gevolgen voor verdachte van het alsnog opleggen van een onvoorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid zal de militaire kamer dat deel beperken tot de duur dat het rijbewijs van verdachte was ingevorderd en overigens een forse voorwaardelijke ontzegging opleggen.
Een werkstraf zoals door de officier van justitie is gevorderd acht de militaire kamer passend en geboden.
6a. De beoordeling van de civiele vordering, alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij [slachtoffer 1] zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van het bewezenverklaarde feit. Gevorderd wordt een bedrag van € 34.441,86, te vermeerderen met de wettelijke rente.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht de vordering van de benadeelde partij tot betaling van het bedrag van € 34.441,86 toe te wijzen, waarbij tevens de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht wordt opgelegd tot dit bedrag.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in zijn vordering, nu de behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding betekent. Voorts heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat er sprake is van medeschuld aan de zijde van de benadeelde partij.
Beoordeling door de militaire kamer
De militaire kamer onderscheidt posten welke betrekking hebben op materiële schade, ad €24.314.86, kosten rechtsbijstand ad €127,00 en een voorschot smartengeld ad €10.000,00.
De materiële schadeposten zijn met bewijstukken onderbouwd en ter terechtzitting nader toegelicht.
Voor wat betreft, het voorschot op, het smartengeld, wordt door de benadeelde partij verwezen naar de smartengeldbundel van de ANWB.
Anders dan de verdediging is de militaire kamer van oordeel dat de vordering, nu deze op voldoende wijze is onderbouwd en buiten de gestelde eigen schuld niet wordt betwist, grotendeels kan worden toegewezen. De militaire kamer sluit echter niet uit dat er mogelijk sprake is van enige eigen schuld aan de zijde van benadeelde partij. Daarvoor zou nader onderzoek nodig zijn hetgeen een onevenredige belasting van het strafproces zou opleveren. Echter, gelet op de uiteenlopende ernst van de gemaakte fouten kan thans reeds worden vastgesteld dat de billijkheid tenminste een toedeling van de kosten aan verdachte tenminste 75% zal bedragen. Voor het meerdere zal de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard.
Daarnaast is door de advocaat van de benadeelde partij ter terechtzitting verklaard dat op de schade al een voorschot van € 15.000,00 door de verzekeringsmaatschappij van de verzekerde van het voertuig aan benadeelde partij is betaald. Dit voorschot zal op de vordering van benadeelde partij in mindering worden gebracht. Een en ander resulteert in een toekenning van de vordering, behoudens kosten rechtsbijstand, tot een bedrag van (75% x € 24.314,86 + €10.000,00) = € 25.736,15 - € 15.000,00 = € 10.736,15 en een niet-ontvankelijk verklaring voor het meerdere.
Tenslotte heeft er door de verzekeringmaatschappij een betaling plaatsgevonden voor buitengerechtelijke kosten tot een bedrag van ruim €9.500,00. De gevorderde kosten voor rechtsbijstand worden derhalve in dit kader, begroot op nihil, nu reeds een vergoeding hiervoor is ontvangen.
7. De toegepaste wettelijke bepalingen
8. De beslissing
De militaire kamer, rechtdoende:
Verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder punt 4.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
A. het verrichten van een werkstraf gedurende 120 (honderdtwintig) uren.
Bepaalt dat deze werkstraf binnen 1 (één) jaar na het onherroepelijk worden van dit vonnis moet worden voltooid.
De termijn binnen welke de werkstraf moet worden verricht, wordt verlengd met de tijd dat de veroordeelde rechtens zijn vrijheid is ontnomen alsmede met de tijd dat hij ongeoorloofd afwezig is.
Beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast.
Stelt deze vervangende hechtenis vast op 60 (zestig) dagen.
B. Ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen, bromfietsen daaronder begrepen, voor de duur van 630 (zeshonderd en dertig) dagen.
Bepaalt dat van deze ontzegging 453 (vierhonderd en drieënvijftig) dagen niet ten uitvoer zullen worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd van 3 (drie) jaren heeft schuldig gemaakt aan een strafbaar feit.
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1].
Wijst de vordering van de benadeelde partij ten dele toe.
- -
Veroordeelt de veroordeelde tegen kwijting aan [slachtoffer 1], te betalen € 10.736,15 (tienduizend zevenhonderd zesendertig euro en vijftien cent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 6 mei 2013 tot aan de dag der algehele voldoening.
- -
Veroordeelt de veroordeelde tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden vooralsnog begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken.
- -
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
Maatregel van schadevergoeding
- Legt op aan veroordeelde de verplichting aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1], te betalen € 10.736,15 (tienduizend zevenhonderd zesendertig euro en vijftien cent, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 6 mei 2013 tot aan de dag der algehele voldoening, bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal van de hoofdsom te vervangen door hechtenis voor de duur van 88 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
- Bepaalt daarbij dat voldoening van de ene betalingsverplichting de andere doet vervallen.
Aldus gewezen door:
mr. J.M.J.M. Doon (voorzitter), mr. T.P.E.E. van Groeningen (rechter) en kapitein ter zee van administratie mr. F.N.J. Jansen (militair lid),
in tegenwoordigheid van mr. B.C.C. van den Bosch, griffier
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 9 december 2013.
Voetnoten
Voetnoten Uitspraak 09‑12‑2013
Proces-verbaal van bevindingen, p. 5 (regel 4 en 12 tot en met 14).
Proces-verbaal van bevindingen, p. 52 (regel 14 en 15), verklaring van [betrokkene], na “getuige verklaarde” regel 4-12, verklaring van verdachte ter terechtzitting van 25 november 2013 en proces-verbaal van bevindingen, p. 6 (regel 43 tot en met 46)..
Proces-verbaal van bevindingen, p. 17 (regel 28 en 29) en p. 26 (regel 42 en 43), verklaring van [betrokkene], na “getuige verklaarde” regel 4-12,.
Proces-verbaal van bevindingen, p. 44 (regel 5 tot en met 8).
Proces-verbaal van verhoor van getuige[getuige 1], p. 15 (regel 30 en 32).
Proces-verbaal van verhoor van getuige[getuige 1], p. 15 (regel 37) en proces-verbaal van bevindingen, p. 52 (regel 17 tot en met 19).
Proces-verbaal van bevindingen, p. 52 (regel 20 tot en met 23).
Proces-verbaal van verhoor van getuige[getuige 1], p. 16 (regel 6) en proces-verbaal van bevindingen, p. 52 (regel 23).
Verklaring van verdachte ter terechtzitting van 25 november 2013 en proces-verbaal van bevindingen, p. 6 (regel 43 tot en met 46).
Een deskundigenrapport van het NFI, p. 88 (regel 10 tot en met 19) en verklaring van verdachte ter terechtzitting van 25 november 2013.
Verklaring van verdachte ter terechtzitting van 25 november 2013 en een fotokopie van het rijbewijs, p. 93 en 94.
Proces-verbaal van verhoor van [slachtoffer 1], p. 21 (laatste twee regels) tot en met p. 22 (regel 8) en medische verklaring, p.32.
Proces-verbaal van verhoor van [slachtoffer 2], p. 20 (regel 1 tot en met 10) en medische verklaring, p. 32.
Medische verklaring, p.32.
Proces-verbaal, aanrijding misdrijf, p. 5 (regel 13 tot en met 15).
Proces-verbaal, aanrijding misdrijf, p. 11 (regel 36 tot en met 50).
Proces-verbaal van bevindingen, p. 46 (regel 21)
Proces-verbaal van verhoor getuige[getuige 1], p.15 (regel 22 tot en met 28).
Proces-verbaal van verhoor van getuige[getuige 1] door de rechter-commissaris, d.d. 11 september 2013, 2e pagina (regel 23 tot en met 26).
Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2], p 13 (regel 32 tot en met 36).
Proces-verbaal van bevindingen, p. 45 paragraaf 1.5.4.
Proces-verbaal van bevindingen, p. 50 regel 1-4