Einde inhoudsopgave
Regeling particuliere beveiligingsorganisaties en recherchebureaus
Artikel 23b (documenten bij aanvraag)
Geldend
Geldend vanaf 04-02-2016. Let op: treedt met terugwerkende kracht in werking vanaf 18-01-2016
- Bronpublicatie:
26-01-2016, Stcrt. 2016, 4673 (uitgifte: 03-02-2016, regelingnummer: 723850)
- Inwerkingtreding
04-02-2016, terugwerkend tot: 18-01-2016
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
26-01-2016, Stcrt. 2016, 4673 (uitgifte: 03-02-2016, regelingnummer: 723850)
- Vakgebied(en)
Bestuursrecht algemeen / Besluit (algemeen)
Bijzonder strafrecht / Bijzondere onderwerpen strafrecht
Bijzonder strafrecht / Economisch strafrecht
1.
De aanvraag om erkenning van de EU-beroepskwalificaties wordt ingediend bij Justis.
2.
De aanvraag gaat in ieder geval vergezeld van:
- a.
de documenten betreffende nationaliteit en verblijf, bedoeld in artikel 13, eerste lid onder a, van de Algemene wet erkenning EU-beroepskwalificaties;
- b.
een kopie van de bekwaamheidsattesten of van de opleidingstitels waarop de aanvrager zich beroept;
- c.
een schriftelijk bewijs van de beroepservaring, indien de aanvrager over beroepservaring beschikt;
- d.
een verklaring omtrent gedrag afgegeven door het bevoegd gezag van de betrokken staat van oorsprong of herkomst, of een met die verklaring overeenkomend document als bedoeld in artikel 14, tweede lid, van de Algemene wet erkenning EU-beroepskwalificaties, met dien verstande dat de verklaring of het document ten tijde van de indiening van de aanvraag niet ouder is dan drie maanden.
3.
Indien de Minister een eerdere aanvraag heeft afgewezen en hierbij een mededeling, bedoeld in artikel 23g, derde lid, heeft gedaan, gaat de aanvraag tevens vergezeld van:
- a.
een verklaring, bedoeld in artikel 23h, vierde lid, of
- b.
een verklaring, bedoeld in artikel 23i, tweede lid.
4.
De Minister kan verlangen dat de aanvrager nadere informatie verstrekt over:
- a.
de aard, de inhoud en de duur van de door de aanvrager gevolgde opleiding, en
- b.
de beroepservaring van de aanvrager.
5.
De Minister kan verlangen dat de gegevens en bescheiden, bedoeld in het tweede lid, onderdelen b, c en d, en vierde lid, die zijn gesteld in een andere dan de Nederlandse taal, vergezeld gaan van vertalingen in de Nederlandse taal, en dat deze vertalingen zijn opgesteld door een beëdigd tolk of vertaler.