Hof Arnhem-Leeuwarden, 22-06-2021, nr. 21-000139-19
ECLI:NL:GHARL:2021:6284
- Instantie
Hof Arnhem-Leeuwarden
- Datum
22-06-2021
- Zaaknummer
21-000139-19
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHARL:2021:6284, Uitspraak, Hof Arnhem-Leeuwarden, 22‑06‑2021; (Hoger beroep)
Cassatie: ECLI:NL:HR:2023:431
Uitspraak 22‑06‑2021
Inhoudsindicatie
Vrijspraak feit 2. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het onttrekken van een geldbedrag aan het daarop door een deurwaarder gelegd beslag. Ook heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan een drietal winkeldiefstallen. Zij krijgt hiervoor een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee weken en een taakstraf voor de duur van 80 uren.
Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-000139-19
Uitspraak d.d.: 22 juni 2021
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Midden-Nederland van 2 januari 2019 met parketnummer 16-659463-17 in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1990,
wonende te [woonplaats] , [woonadres] .
Het hoger beroep
De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 8 juni 2021 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot bewezenverklaring van onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde en oplegging van een taakstraf voor de duur van 114 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van één maand met een proeftijd van twee jaren. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen door verdachte en haar raadsman,
mr. W.R. Jonk, naar voren is gebracht.
Het vonnis waarvan beroep
De rechtbank heeft de feiten 1, 2 en 3 bewezen verklaard en heeft verdachte veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 120 uren subsidiair 60 dagen hechtenis en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van één maand met een proeftijd van twee jaren.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere bewijsbeslissing komt en daarom opnieuw rechtdoen.
De tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
1.zij in of omstreeks de periode van 25 augustus 2015 tot 1 januari 2016 te [plaats] , althans in het arrondissement Midden-Nederland, in elk geval in Nederland, opzettelijk een hoeveelheid geld (te weten een bedrag van 1853,17 euro), waarop door [naam1] N.V. en/of [naam2] op grond van artikel 435 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, in elk geval krachtens de wet, beslag was gelegd, aan dat beslag heeft onttrokken;
2.zij op of omstreeks 5 augustus 2016 te [plaats] , althans in het arrondissement Midden-Nederland, in elk geval in Nederland, opzettelijk en wederrechtelijk identificerende persoonsgegevens, niet zijnde biometrische persoonsgegevens, te weten een e-mail account ( [naam3] hotmail.com) en/of een wachtwoord ( [wachtwoord] ), van een ander, te weten [naam3] , heeft gebruikt met het oogmerk om haar identiteit te verhelen of de identiteit van die [naam3] te misbruiken, waardoor uit dat gebruik enig nadeel heeft kunnen ontstaan immers heeft zij, verdachte,
- een e-mail van " [naam3] [maito: [naam3] hotmail.com]" aan " [naam4] gestuurd met als onderwerp "annuleren". De tekst luidde: "bij deze wil ik de reservering met nummer [nummer] annuleren. De rede hier van is dat er iets tussen is gekomen" en/of
- een (aantal) bieding(en) (met het hotmail account van genoemde [naam3] ) gedaan bij [naam5] .nl (te weten onder meer een acht-daagse verrassingsreis naar Spanje voor twee personen en/of een armbandhorloge en/of twee dagen Walibi Holland en/of een welnessdag bij Spa Sport Hotel en/of tickets voor Walibi Holland) en/of
- een (aantal) bestelling(en) (te weten onder meer twee/een Lenovo laptop(s) en/of een televisie) gedaan bij Wehkamp;
3.zij in of omstreeks de periode van 21 november 2016 tot 09 december 2016 te [plaats] , althans in het arrondissement Midden-Nederland, (telkens) met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening (telkens) heeft weggenomen een aantal goederen, in elk geval enig goed,(telkens) geheel of ten dele toebehorende aan een ander of anderen dan aan verdachte, immers heeft zij, verdachte,
- op 21 november 2016 te [plaats] een (aantal) levensmiddel(en) (te weten onder andere een wasmiddel en/of nootjes en/of kaas) geheel of ten dele toebehorende aan [naam6] Supermarkt (gelegen op/aan [adres1] ) weggenomen en/of
- op 9 december 2016 te [plaats] een aantal, in elk geval een, levensmiddel(en) (te weten kaas en/of zeep) en/of viltstiften geheel of ten dele toebehorende aan [naam6] Supermarkt (gelegen op/aan [adres1] ) weggenomen en/of
- op 9 december 2016 te [plaats] een (aantal) levensmiddel(en) (te weten onder andere bier en/of kippenbouten en/of kaas) en/of verlichting en/of cosmetica, geheel of ten dele toebehorende aan [naam7] (gelegen op/aan [adres2] ), weggenomen;
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Vrijspraak feit 2
Het hof heeft uit het onderzoek ter terechtzitting niet door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat verdachte het onder 2 tenlastegelegde heeft begaan, zodat verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Overweging met betrekking tot het bewijs van feit 1
Door de verdediging is ter zitting van het hof betoogd, dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het tenlastegelegde. Daartoe is aangevoerd dat verdachte de brief van de deurwaarder met daarin de informatie over het beslag niet heeft ontvangen en nooit heeft gezien. Verdachte had derhalve geen wetenschap van het gelegde beslag. Verdachte erkent wel het rekeningnummer van de deurwaarder te hebben veranderd in haar eigen rekeningnummer in [naam8] (het hof begrijpt: het salarisadministratiesysteem van verdachtes werkgever). Daarna is deze aanpassing door de salarisadministratie doorgevoerd. Vanwege het ontbreken van wetenschap van het gelegde beslag had verdachte geen opzet op het onttrekken van het geldbedrag aan het beslag. Bovendien kon verdachte zonder medewerking van derden geen salaris aan het beslag onttrekken, wat van invloed is op haar vermeende opzet, aldus de raadsman.
Het hof is van oordeel dat het door verdachte gevoerde verweer strekkende tot vrijspraak van het tenlastegelegde wordt weerlegd door de gebezigde bewijsmiddelen, zoals deze later in de eventueel op te maken aanvulling op dit arrest zullen worden opgenomen. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen.
Het hof overweegt hieromtrent verder het volgende en baseert deze overwegingen op de gebezigde bewijsmiddelen.
Op 26 augustus 2015 heeft ten name van verdachte op het adres van verdachte betekening plaatsgevonden van het proces-verbaal van derdenbeslag door gerechtsdeurwaarder [naam9] . Dit vond plaats door middel van achterlating van een gesloten envelop met daarop de vermeldingen zoals wettelijk voorgeschreven in de brievenbus van verdachte. Verdachte heeft ter zitting van het hof verklaard dat zij in een regulier huis, niet zijnde een portiekwoning, woont en dat het een brievenbus betreft met de opening in de voordeur. Uit voorgaande volgt dat de brief feitelijk op het woonadres van verdachte is bezorgd en dat zij die heeft ontvangen. Behoudens een aannemelijke verklaring waaruit blijkt dat dit anders is, houdt het hof het er daarom voor dat verdachte de brief ook heeft gelezen.
Verdachte heeft in dit verband verklaard dat mogelijk iemand anders de brief uit haar brievenbus heeft gehaald. Zij heeft verder verklaard dat zij ten tijde van het tenlastegelegde veel problemen had met haar ex-vriend en dat de buren hem in die tijd veel bij haar huis hebben zien rondhangen en hem post uit de brievenbus hebben zien halen. Haar ex had geen sleutel meer van het huis maar zou deze brief mogelijk uit de brievenbus hebben gevist. Het hof overweegt dat deze verklaring c.q. suggestie van verdachte niet wordt ondersteund door enig substantieel en min of meer objectief bewijs. Bij de inhoudelijke beoordeling van deze verklaring van verdachte betrekt het hof dat de brief door een deurwaarder, juist een functionaris die in het bijzonder is belast met beslaglegging en de zorgvuldige bezorging van daarmee verband houdende stukken, op het woonadres van verdachte, een reguliere woning, op de bij de wet voorgeschreven wijze is betekend. Dat dit op een dergelijke manier zou hebben plaatsgevonden en dat iemand anders vervolgens de brief van buiten de woning via de opening in de voordeur uit de brievenbus of van de deurmat heeft kunnen vissen, acht het hof niet aannemelijk geworden.
Het hof concludeert op grond van het voorgaande dat verdachte op de hoogte was van het gelegde loonbeslag. Zij heeft daarna - zoals zij zelf ook verklaart – in [naam8] het rekeningnummer van het deurwaarderskantoor veranderd in haar eigen rekeningnummer. Dit is vervolgens door de salarisadministratie doorgevoerd. Voor zover de raadsman heeft willen aanvoeren dat verdachte daarmee niet degene is geweest die het geld feitelijk aan het beslag heeft onttrokken, overweegt het hof dat verdachte de cruciale handeling heeft verricht waarmee het rekeningnummer is veranderd. Dat deze wijziging vervolgens door de salarisadministratie moest worden doorgevoerd, beschouwt het hof als een formaliteit omdat die niet verricht zou zijn als verdachte die wijziging niet eerst zelf had aangegeven in [naam8] .
Op grond van voorgaande worden de verweren van de raadsman verworpen.
Overweging met betrekking tot het bewijs van feit 3
De verdediging heeft ter zitting van het hof verwezen naar wat in eerste aanleg over deze feiten is aangemerkt. Bij de rechtbank heeft de raadsman medegedeeld dat verdachte de diefstal bij de [naam7] op 9 december 2016 bekent. De raadsman heeft geen verweer gevoerd ten aanzien van een bewezenverklaring van deze diefstal. De raadsman refereerde zich ten aanzien van een bewezenverklaring van de diefstal bij de [naam6] op 9 december 2016 aan het oordeel van de rechtbank en hij heeft verzocht verdachte ten aanzien van de diefstal bij de [naam6] op 21 november 2016 vrij te spreken.
Verdachte heeft ten aanzien van de tenlastegelegde diefstal bij de [naam6] op 21 november 2016 verklaard dat zij deze diefstal niet heeft gepleegd. Verder heeft zij verklaard dat zij niet de persoon is op de foto die is gemaakt van de persoon die de diefstal pleegde.
Het hof is van oordeel dat het door verdachte gevoerde verweer strekkende tot vrijspraak van het tenlastegelegde wordt weerlegd door de gebezigde bewijsmiddelen, zoals deze later in de eventueel op te maken aanvulling op dit arrest zullen worden opgenomen. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen.
Uit die bewijsmiddelen blijkt de volgende gang van zaken. Op 21 november 2016 ziet [naam10] , de bedrijfsleider van de [naam6] , een vrouw met een grote zwarte tas in de winkel. Zij heeft een zelfscanner vast en houdt haar mandje voor haar zwarte tas. Zij pakt een artikel uit het schap en doet dit in haar zwarte tas, naar het lijkt zonder het te scannen. [naam10] loopt daarna naar het kantoor om camerabeelden van de vrouw terug te kijken. Hij ziet op de beelden dat de vrouw producten in haar tas doet zonder deze te scannen. Als hij vervolgens de winkel weer inloopt heeft de vrouw de winkel reeds verlaten. Op de camerabeelden wordt ook door een andere medewerker gezien dat de vrouw allerlei goederen, waaronder wasmiddel, nootjes en kaas in haar zwarte tas doet zonder deze te scannen. Verder blijkt dat deze goederen daarna door de vrouw bij de zelfscankassa niet zijn afgerekend. [naam10] print een foto van de camerabeelden en laat deze aan het personeel zien om de aandacht te vestigen op deze persoon. Deze foto bevindt zich in het dossier. Op 9 december 2016 ziet [naam10] dezelfde vrouw weer in de winkel. Hij herkent haar van de eerdere diefstal. Die dag wordt de vrouw op heterdaad aangehouden voor een (nieuwe) diefstal. Na aanhouding blijkt de vrouw verdachte te zijn.
Het hof acht de herkenning van verdachte als dader van de diefstal op 21 november 2016 door [naam10] betrouwbaar. Het hof overweegt hierbij dat [naam10] haar niet alleen van de foto herkent, maar dat hij haar op 21 november 2016 ook in de winkel en op de bewegende camerabeelden heeft gezien.
Bovendien wordt verdachte ook door een verbalisant herkend als de vrouw op de foto. Deze verbalisant herkent verdachte aan haar gezicht en haar haar en ook aan haar kleding, lichaamshouding en oogopslag. De verbalisant heeft verdachte voorafgaand aan 21 november 2016 meerdere malen gesproken. Op zeker één van die momenten én tijdens haar verhoor op 28 december 2016 droeg verdachte dezelfde jas, sjaal en schoenen als op de foto.
Gelet op voorgaande wordt het verweer van de verdediging verworpen.
Bewezenverklaring
Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel - ook in onderdelen - slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 en 3 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1.zij in de periode van 25 augustus 2015 tot 1 januari 2016 te [plaats] , opzettelijk een hoeveelheid geld (te weten een bedrag van 1853,17 euro), waarop door [naam1] N.V. en/of [naam2] op grond van artikel 435 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering beslag was gelegd, aan dat beslag heeft onttrokken;
3.zij in de periode van 21 november 2016 tot 09 december 2016 te [plaats] telkens met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een aantal goederen, toebehorende aan een ander of anderen dan aan verdachte, immers heeft zij, verdachte,
- op 21 november 2016 te [plaats] een aantal levensmiddelen (te weten onder andere een wasmiddel en nootjes en kaas) toebehorende aan [naam6] Supermarkt (gelegen aan [adres1] ) weggenomen en
- op 9 december 2016 te [plaats] een aantal levensmiddelen (te weten kaas en zeep) en viltstiften, toebehorende aan [naam6] Supermarkt (gelegen op/aan [adres1] ) weggenomen en
- op 9 december 2016 te [plaats] een aantal levensmiddelen (te weten onder andere bier en kippenbouten en kaas) en verlichting en cosmetica, toebehorende aan [naam7] (gelegen op/aan [adres2] ), weggenomen.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder 1 bewezenverklaarde levert op:
opzettelijk enig goed aan het krachtens de wet daarop gelegd beslag onttrekken.
Het onder 3 bewezenverklaarde levert op:
diefstal, meermalen gepleegd.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.
Oplegging van straf
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het onttrekken van een geldbedrag aan het daarop door een deurwaarder gelegd beslag. Met het doorkruisen van het beslag heeft zij niet alleen het algemeen belang bij een ongestoord beslag in het handelsverkeer geschonden, maar ook de bescherming van de rechten van de beslaglegger. Zij heeft dit gedaan kennelijk met het doel zichzelf financieel te bevoordelen. Ook heeft verdachte zich op geraffineerde wijze schuldig gemaakt aan een drietal winkeldiefstallen.
Verdachte heeft de bewezenverklaarde feiten gepleegd op momenten dat zij in dienst was bij de politie. Politieambtenaren hebben een voorbeeldfunctie in de samenleving. De betrouwbaarheid en integriteit van de politie moet boven iedere twijfel verheven zijn. Het plegen van strafbare feiten zoals bewezen verklaard schaadt het vertrouwen van burgers in de politie en ondermijnt het gezag van de politie, ook als die feiten niet onder werktijd zijn begaan.
Verdachte heeft, met uitzondering van één winkeldiefstal, ontkend de feiten te hebben gepleegd. Het hof komt desondanks tot bewezenverklaring van de hiervoor beschreven feiten. Het hof stelt vast dat verdachte niet de verantwoordelijkheid heeft genomen voor haar handelen. Getoond besef van verantwoordelijkheid voor eigen handelen en getoonde spijt daarvan kan onder omstandigheden voor de rechter aanleiding zijn tot enige mildheid, omdat strafvervolging mede ten doel heeft verdachte tot inkeer te brengen waardoor perspectief wordt geboden op uitblijven van recidive in de toekomst. In het geval van verdachte is dat doel geenszins bereikt. Voor clementie om die reden bestaat dan ook geen grond.
Het hof heeft bij de straftoemeting in aanmerking genomen dat verdachte - blijkens een haar betreffend uittreksel uit het justitiële documentatieregister d.d. 12 mei 2021 - niet eerder is veroordeeld ter zake van strafbare feiten.
Het hof komt tot een andere, beperktere bewezenverklaring dan de rechtbank en de advocaat-generaal. Dit werkt door in de strafoplegging.
Gelet op het voorgaande, in onderling verband en samenhang bezien, is het hof van oordeel dat een taakstraf voor de duur van 90 uren in beginsel passend en geboden is.
De raadsman heeft ter zitting van het hof verzocht om in geval van bewezenverklaring geen taakstraf op te leggen, maar te volstaan met een geldboete. Hij heeft hiertoe aangevoerd dat de persoonlijke omstandigheden van verdachte erg zijn verbeterd en dat verdachte daarnaast kampt met overgewicht waardoor het uitvoeren van een taakstraf erg zwaar zou zijn. Het hof gaat echter gelet op de ernst van de feiten en de persoon en houding van verdachte niet mee met dit verzoek. Wel houdt het hof rekening met de overschrijding van de redelijke termijn die is gelegen tussen het moment van instellen van het hoger beroep op 7 januari 2019 en de einduitspraak van het hof op 22 juni 2021. Deze overschrijding is niet aan de verdediging te wijten. Het hof zal daarom de op te leggen taakstraf matigen tot de duur van 80 uren. Daarnaast zal het hof een voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen voor de duur van twee weken. Deze voorwaardelijke straf dient als stok achter de deur om verdachte ervan te weerhouden zich nogmaals schuldig te maken aan het plegen van strafbare feiten.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 2 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 3 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 3 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 (twee) weken.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van 2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Veroordeelt de verdachte tot een taakstraf voor de duur van 80 (tachtig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door 40 (veertig) dagen hechtenis.
Aldus gewezen door
mr. A.H. toe Laer, voorzitter,
mr. G.A. Versteeg en mr. E. Pennink, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. M. Zevenhuizen, griffier,
en op 22 juni 2021 ter openbare terechtzitting uitgesproken.