Einde inhoudsopgave
Richtlijn 89/392/EEG inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de Lid-Staten betreffende machines
Artikel 1
Geldend
Geldend vanaf 19-07-1993
- Redactionele toelichting
De datum van inwerkingtreding is de datum van het Publicatieblad. Deze wijziging wordt toegepast vanaf 01-01-1995.
- Bronpublicatie:
14-06-1993, PbEG 1993, L 175 (uitgifte: 01-01-1993, regelingnummer: 93/44/EEG)
- Inwerkingtreding
19-07-1993
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
14-06-1993, PbEG 1993, L 175 (uitgifte: 01-01-1993, regelingnummer: 93/44/EEG)
- Vakgebied(en)
Arbeidsrecht / Arbeidsomstandigheden en beroepsschade
1.
Deze richtlijn is van toepassing op machines en stelt de daarop betrekking hebbende fundamentele veiligheids- en gezondheidsvoorschriften vast, als omschreven in bijlage I.
Deze richtlijn is ook van toepassing op veiligheidscomponenten wanneer die afzonderlijk in de handel worden gebracht.
2.
In deze richtlijn wordt onder ‘machine’ verstaan een samenstel van onderling verbonden onderdelen of organen waarvan er ten minste één kan bewegen, alsmede, in voorkomend geval, van aandrijfmechanismen, bedienings- en vermogensschakelingen, enz. die in hun samenhang bestemd zijn voor een bepaalde toepassing, met name voor de verwerking, de bewerking, de verplaatsing en de verpakking van een materiaal.
Eveneens wordt als ‘machine’ beschouwd een samenstel van machines die, ten einde tot een zelfde resultaat bij te dragen, zodanig zijn opgesteld en worden bediend dat zij in samenhang functioneren.
Eveneens wordt als ‘machine’ beschouwd een verwisselbaar uitrustingsstuk waardoor de functie van de machine wordt gewijzigd en dat op de markt is gebracht om door de bediener zelf aan een machine of een aantal verschillende machines, dan wel aan een trekker te worden gekoppeld, voor zover dit uitrustingsstuk geen vervangingsonderdeel of werktuig is.
In deze richtlijn wordt onder ‘veiligheidscomponent’ verstaan een component, voor zover die geen verwisselbaar uitrustingsstuk is, die door de fabrikant of zijn in de Gemeenschap gevestigde gevolmachtigde op de markt wordt gebracht om bij gebruik een veiligheidsfunctie te vervullen en die bij een gebrekkige of slechte werking een gevaar vormt voor de veiligheid of de gezondheid van de blootgestelde personen.
3.
Van de werkingssfeer van deze richtlijn zijn uitgesloten:
- —
machines die uitsluitend de fysieke energie van de mens als krachtbron hebben en daarvan rechtstreeks gebruik maken, behalve machines die worden gebruikt voor het hijsen/heffen van lasten,
- —
machines voor medisch gebruik die rechtstreeks in aanraking komen met de patiënt,
- —
vast opgestelde en verplaatsbare attractietoestellen,
- —
stoomketels en drukvaten,
- —
machines speciaal ontworpen en in gebruik gesteld voor nucleair gebruik, die bij defecten het verspreiden van radioactiviteit kunnen veroorzaken,
- —
radioactieve bronnen die in een machine zijn ingebouwd,
- —
vuurwapens,
- —
reservoirs voor opslag en leidingen voor het vervoer van benzine, dieselolie, ontvlambare vloeistoffen en gevaarlijke stoffen,
- —
transportmiddelen, dit wil zeggen voertuigen en aanhangwagens daarvan die uitsluitend zijn bestemd voor het vervoer van personen door de lucht, via openbare wegen- of spoorwegnetten dan wel over water, alsmede transportmiddelen die zijn ontworpen voor het vervoer van goederen door de lucht, via openbare wegen- of spoorwegnetten dan wel over water. Niet uitgesloten zijn voertuigen die in de mijnbouwindustrie worden gebruikt,
- —
zeeschepen en mobiele offshore-eenheden alsmede uitrustingen aan boord van zulke schepen of eenheden,
- —
kabelinstallaties, met inbegrip van kabelsporen, voor openbaar of niet-openbaar personenvervoer,
- —
landbouw- en bosbouwtrekkers als omschreven in artikel 1, lid 1, van Richtlijn 74/150/EEG van de Raad van 4 maart 1974 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de Lid-Staten betreffende de goedkeuring van landbouw- of bosbouwtrekkers op wielen (1), laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 88/297/EEG (2),
- —
machines die speciaal zijn ontworpen en gebouwd voor militaire doeleinden of het handhaven van de orde,
- —
liften die permanent bepaalde stopplaatsen van gebouwen en bouwwerken bedienen, met behulp van een kooi die langs vaste, ten opzichte van het horizontale vlak meer dan 15 graden hellende geleiders beweegt, en die bestemd is voor vervoer van
- —
personen,
- —
personen en goederen,
- —
uitsluitend goederen indien de kooi toegankelijk is, d.w.z. waarin een persoon zonder moeite kan binnengaan, en uitgerust is met bedieningsorganen die in de cabine of binnen het bereik van een zich aldaar bevindend persoon gesitueerd zijn,
- —
transportmiddelen voor personenvervoer die gebruik maken van tandradvoertuigen,
- —
mijnliften,
- —
toneelhefwerktuigen,
- —
bouwliften, bestemd voor het heffen van personen of personen en goederen.
4.
Indien voor een machine of een veiligheidscomponent de in deze richtlijn bedoelde risico's geheel of gedeeltelijk onder een specifieke communautaire richtlijn vallen, is de onderhavige richtlijn voor die machines of die veiligheidscomponenten en die gevaren niet of niet meer van toepassing, zodra de specifieke richtlijn wordt toegepast.
5.
Indien voor een bepaalde machine de risico's hoofdzakelijk van elektrische oorsprong zijn, is voor die machine uitsluitend van toepassing Richtlijn 73/23/EEG van de Raad van 19 februari 1973 betreffende de onderlinge aanpassing van de wettelijke voorschriften der Lid-Staten inzake elektrisch materiaal bestemd voor gebruik binnen bepaalde spanningsgrenzen (3).