Einde inhoudsopgave
Omgevingswet
Artikel 13.2a (betalingsverplichting instemmingsbevoegdheid)
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2024
- Bronpublicatie:
16-10-2023, Stb. 2023, 376 (uitgifte: 27-10-2023, kamerstukken: 36367)
- Inwerkingtreding
01-01-2024
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
13-12-2023, Stb. 2023, 470 (uitgifte: 15-12-2023, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Overige regelgevende instantie(s)
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Ministerie van Veiligheid en Justitie
Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Ministerie van Economische Zaken
- Vakgebied(en)
Omgevingsrecht / Omgevingswet
1.
Een bestuursorgaan waarvan op grond van artikel 16.16, eerste lid, instemming is vereist voor een voorgenomen beslissing op een aanvraag om een besluit, kan het bevoegd gezag verplichten tot betaling van een geldsom voor het uitbrengen van advies en het in behandeling nemen van het verzoek om instemming als:
- a.
het bestuursorgaan bevoegd gezag voor de aanvraag zou zijn als die alleen betrekking zou hebben op de activiteit waarvoor instemming is vereist, en
- b.
het bestuursorgaan in het geval, bedoeld onder a, rechten kan heffen voor het in behandeling nemen van de aanvraag.
2.
Het bestuursorgaan kan een verplichting tot betaling van een geldsom ook opleggen als het verzoek om instemming achterwege blijft omdat:
- a.
het gaat om een door het bestuursorgaan aangewezen geval als bedoeld in artikel 16.16, derde lid, of
- b.
het bestuursorgaan bij het uitbrengen van het advies met toepassing van artikel 16.16, vierde lid, heeft bepaald dat instemming niet is vereist.
3.
De geldsom is gelijk aan de rechten die het bestuursorgaan in het geval, bedoeld in het eerste lid, onder a, als bevoegd gezag zou heffen voor het in behandeling nemen van de aanvraag.