Hof 's-Hertogenbosch, 03-04-2012, nr. 20-000986-11
ECLI:NL:GHSHE:2012:BW0633, Cassatie: (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Instantie
Hof 's-Hertogenbosch
- Datum
03-04-2012
- Zaaknummer
20-000986-11
- LJN
BW0633
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHSHE:2012:BW0633, Uitspraak, Hof 's-Hertogenbosch, 03‑04‑2012; (Hoger beroep)
Cassatie: ECLI:NL:HR:2014:850, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Wetingang
art. 96 Gezondheids- en welzijnswet voor dieren; Wet op de economische delicten
Uitspraak 03‑04‑2012
Inhoudsindicatie
Artikel 39 Regeling identificatie en registratie van dieren, belang regeling, verschillende locaties; in onderhavige geval kunnen -fysiek gezien- deze locaties, gelet op aard en strekking van deze regeling, niet als een locatie worden beschouwd. Beroep op ontbreken materiele wederrechtelijkheid en ontslag van alle rechtsvervolging wegens schulduitsluitingsgrond verworpen.
Partij(en)
Sector strafrecht
Parketnummer : 20-000986-11
Uitspraak : 3 april 2012
TEGENSPRAAK
Arrest van de economische kamer van het gerechtshof 's-Hertogenbosch
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de economische politierechter in de rechtbank van 27 augustus 2010 in de strafzaak met parketnummer 82-091894-09 tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1964],
wonende te [woonplaats], [adres],
waarbij de verdachte terzake van:
- 1.
Overtreding van het bepaalde in artikel 39 van de Regeling identificatie en registratie van dieren;
- 2.
Overtreding van het bepaalde in artikel 39 van de Regeling identificatie en registratie van dieren;
is veroordeeld tot een geldboete van € 8.000,-- subsidiair 75 dagen vervangende hechtenis waarvan € 4000,-- subsidiair 50 dagen vervangende hechtenis voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar,
Hoger beroep
De verdachte heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het beroepen vonnis zal vernietigen en opnieuw rechtdoende, bewezen zal verklaren hetgeen aan de verdachte onder 1 en 2 is ten laste gelegd en de verdachte daarvoor zal veroordelen tot een geldboete van EUR 8000,-- subsidiair 75 dagen hechtenis, waarvan een gedeelte van EUR 4000,--, subsidiair 50 dagen hechtenis voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar.
De raadsvrouwe van verdachte heeft primair vrijspraak bepleit van beide feiten. Subsidiair heeft zij bepleit dat verdachte zal worden ontslagen van alle rechtsvervolging wegens een rechtvaardigingsgrond dan wel een schulduitsluitingsgrond.
Meer subsidiair heeft de raadsvrouwe bepleit dat de verdachte schuldig verklaard dient te worden zonder oplegging van straf, nog meer subsidiair om te volstaan met het opleggen van een geheel voorwaardelijke geldboete.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat in hoger beroep de tenlastelegging - en aldus de grondslag van het onderzoek - is gewijzigd.
Tenlastelegging
Aan verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in hoger beroep - ten laste gelegd dat:
1:
hij in of omstreeks de periode van 13 juli 2006 tot en met 31 december 2008 te [plaats delict] in de gemeente [plaats delict] althans in Nederland, tezamen en in vereniging, althans alleen, al dan niet opzettelijk, dieren, te weten een aantal runderen, heeft gehouden en/of verhandeld en/of vervoerd, en/of aangevoerd en/of afgevoerd die niet overeenkomstig de Regeling identificatie en registratie van dieren was/waren geïdentificeerd en/of geregistreerd, immers werden de runderen geregistreerd op het adres [adres bedrijf 1] en werden de runderen gehouden op het adres [adres bedrijf 2], althans werden aan de minister niet de juiste gegevens met betrekking tot het adres verstrekt, in ieder geval werden deze gegevens niet volledig en/of juist en/of naar waarheid verstrekt.
2:
hij in of omstreeks de periode van 1 maart 2009 tot en met 10 april 2009 te [plaats delict] in de gemeente [plaats delict] althans in Nederland, tezamen en in vereniging, althans alleen, al dan niet opzettelijk, dieren, te weten 45, althans een aantal, runderen, heeft gehouden en/of verhandeld en/of vervoerd en/of aangevoerd en/of afgevoerd, die niet overeenkomstig de Regeling identificatie en registratie van dieren was/waren geïdentificeerd en/of geregistreerd, immers werden de runderen geregistreerd op het adres [adres bedrijf 1] en werden de runderen gehouden op het adres [adres bedrijf 2], althans werden aan de minister niet de juiste gegevens met betrekking tot het adres verstrekt, in ieder geval werden deze gegevens niet volledig en/of juist en/of naar waarheid verstrekt.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten of omissies voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1:
hij in de periode van 13 juli 2006 tot en met 31 december 2008 te [plaats delict] in de gemeente [plaats delict] opzettelijk, dieren, te weten een aantal runderen heeft gehouden en vervoerd, die niet overeenkomstig de Regeling identificatie en registratie van dieren waren geïdentificeerd en geregistreerd, immers werden de runderen geregistreerd op het adres [adres bedrijf 1] en werden de runderen gehouden op het adres [adres bedrijf 2].
2:
hij in de periode van 1 maart 2009 tot en met 10 april 2009 te [plaats delict] in de gemeente [plaats delict] opzettelijk, dieren, te weten 45 runderen, heeft gehouden, die niet overeenkomstig de Regeling identificatie en registratie van dieren waren geïdentificeerd en geregistreerd, immers werden de runderen geregistreerd op het adres [adres bedrijf 1] en werden de runderen gehouden op het adres [adres bedrijf 2].
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Door het hof gebruikte bewijsmiddelen
Indien tegen dit verkort arrest beroep in cassatie wordt ingesteld, worden de door het hof gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkort arrest. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort arrest gehecht.
Bijzondere overwegingen omtrent het bewijs
De beslissing dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd.
Elk bewijsmiddel wordt - ook in zijn onderdelen - slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezen verklaarde feit, of die bewezen verklaarde feiten, waarop het, blijkens zijn inhoud, betrekking heeft.
De raadsvrouwe van verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep primair vrijspraak bepleit van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten, omdat verdachte - kort gezegd - alle runderen overeenkomstig de I & R regeling had aan- en afgemeld en mitsdien had voldaan aan het in artikel 39 van de Regeling identificatie en registratie van dieren opgenomen voorschrift. Verdachte had en heeft meerdere UBN’s en op meerdere locaties een stal. Via de houder van de dieren weet de overheid (DR) ook in welke locatie, weiland of stal, de dieren zich bevinden.
Door de AID en openbaar ministerie is ten onrechte aangenomen dat met de thans geldende regeling de dieren altijd te traceren zouden kunnen en moeten zijn zonder informatie van de houder, hetgeen een misvatting is.
Verwezen wordt naar de bevindingen van de deskundige ir. W.M.G. Wismans in de zaak [verdachte], die zegt dat in het kader van het begrip veterinaire eenheid het bedrijfsnummer gebonden is aan de locatie en dat als de veehouder verhuist hij een nieuw UBN krijgt. Wismans verwijst daarbij naar het feit dat de uitvoering van de regels geen eenvoudige zaak is en dat er sinds 2004 een 16-tal situaties zijn beschreven waarin men 1 of meerdere UBN’s mag hebben. Daarbij is de afstand tussen 2 stallen bepalend voor het antwoord op de vraag of men 1 of 2 UBN’s krijgt. Sinds 1 januari 2005 zouden de regels strak worden toegepast op basis van 16 voorbeelden. Echter, bij een 3000 tal bedrijven komt een afwijkende situatie voor, waarvoor de oorzaak overwegend vóór het jaar 2005 ligt, aldus genoemde deskundige.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
In artikel 3 van het Besluit identificatie en registratie van dieren, zoals deze regeling gold ten tijde van het bewezenverklaarde, staat vermeld:
(….) Onverminderd het eerste lid kan Onze Minister ter uitvoering van krachtens het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap vastgestelde verplichtingen inzake de algemene gezondheidstoestand of van het welzijn van dieren, ter voorkoming van de verspreiding van smetstof of van de aanwezigheid van schadelijke stoffen in dieren en producten van dierlijke oorsprong dan wel ter bescherming van de veiligheid van mens of dier, regels stellen omtrent de identificatie en registratie van dieren alsmede van levende dierlijke producten.
Een en ander is nader uitgewerkt in de Regeling identificatie en registratie van dieren. Artikel 39 van genoemde Regeling luidde ten tijde van het bewezenverklaarde als volgt:
“Het is verboden dieren die niet overeenkomstig deze regeling zijn geïdentificeerd of zijn geregistreerd, te houden, te verhandelen, te vervoeren, aan te voeren of af te voeren.”
Blijkens het bepaalde van artikel 1 van genoemde regeling moet onder een locatie het volgende worden verstaan:
(….)
- t.
op één locatie op het Nederlands grondgebied gelegen:
- -
bedrijf als bedoeld in artikel 2, tweede gedachtestreepje, van verordening 1760/2000, voor zover dit begrip betrekking heeft op runderen, of
(….)
en onder een UBN-nummer het volgende:
cc. UBN: door de minister toegewezen uniek bedrijfsnummer als bedoeld in artikel 3, eerste lid (Hof: van het besluit identificatie en registratie van dieren).
Artikel 2, derde lid, van genoemde regeling houdt in:
Bij de aanmelding, bedoeld in het eerste lid, vertrekt de houder de volgende gegevens:
(…)
- d.
adres van het bedrijf waar de dieren worden gehouden.
Gelet op het vorenstaande dient ingevolge artikel 2, lid 3 van genoemde regeling de houder daarom van zijn bedrijven (hof: locaties) elk adres op te geven waar hij één of meer runderen houdt. De locatie wordt vervolgens benoemd met een uniek UBN-nummer.
Het hof overweegt voorts dat bij het uitleggen van de termen “UBN-nummer” en “één locatie” rekening moet worden gehouden met de doelstelling van voormelde regeling en dat ervoor moet worden gewaakt dat aan de doeltreffendheid van de regeling geen afbreuk wordt gedaan.
De I & R-regeling heeft bij het rund in het bijzonder als doel het lokaliseren en traceren van dierbewegingen. In het bijzonder ten tijde van een dierziektecrises worden met behulp van de centrale database noodzakelijke analyses uitgevoerd.
Het locatiebegrip speelt hierbij een cruciale rol. Op basis van die gegevens kan het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit snel de nodige maatregelen nemen, zoals het afkondigen van vervoersverboden.
Gelet daarop is het hof van oordeel dat het van belang is, dat de overheid bij een calamiteit in één oogopslag aan de hand van de geregistreerde gegevens kan vaststellen op welke locatie dieren zich bevinden. Daarbij dient men dan niet afhankelijk te zijn van mededelingen van de veehouder.
Het hof merkt in dit verband op dat – fysiek gezien - de locatie van [UBNnummer] ([adres], plaats bedrijf 1) en de locatie in [plaats delict], gelet op de aard en strekking van de regeling niet als één locatie kunnen worden beschouwd. De afstand tussen de beide locaties bedraagt immers circa 50 kilometer en de 2 locaties worden gescheiden door water.
Hier doet zich dan ook niet het twijfelgeval voor als bedoeld door de deskundige ir. W.M.G. Wismans.
Gelet op het vorenstaande is het hof van oordeel dat de verdachte niet heeft voldaan aan het in artikel 39 van de Regeling identificatie en registratie van dieren opgenomen voorschrift en dat de uitzonderingssituaties op hem niet van toepassing zijn.
Het hof verwerpt mitsdien het verweer.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder 1 en 2 bewezen verklaarde levert telkens op:
Overtreding van een voorschrift gesteld krachtens artikel 96 van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren, opzettelijk begaan.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten.
Strafbaarheid van de verdachte
Door en namens de verdachte is ter terechtzitting in hoger beroep ten verwere betoogd dat het bewezen verklaarde niet strafbaar is, zodat verdachte moet worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
De verdediging heeft daartoe aangevoerd dat de verdachte moet worden ontslagen van alle rechtsvervolging op grond van, zo verstaat het hof het verweer, het feit dat:
- a.
de verdachte een beroep kan doen op een rechtvaardigingsgrond, aangezien de materiële wederrechtelijkheid ontbreekt, omdat de verdachte dacht dat hij handelde in de geest van de wet; Het betreft hier een ingewikkelde regelgeving bij een gecompliceerde bedrijfsvoering. Gewezen wordt daarbij op de bevindingen van de deskundige Wismans, die de door de AID in april 2009 gekozen oplossing voor de problemen die gerezen waren met het UBN nummer van de eigenaar van de stal te [plaats delict] minder gelukkig vindt.
- b.
de verdachte een beroep kan doen op een schulduitsluitingsgrond; Het enige probleem was het adres bij [UBNnummer]. Met de 2 andere UBN’s voor de stallen aan de [adres bedrijf 3] was het foutloos gegaan. Dit toont aan dat verdachte er geen rommeltje van maakte en dat hem geen schuld treft ten aanzien van de verweten gedragingen.
Het hof overweegt dienaangaande als volgt.
Ad a. Naar het oordeel van het hof kan het beroep op ontbreken van de materiële wederrechtelijkheid niet slagen. Zoals hiervoor overwogen speelt in de I & R-regeling het locatiebegrip een cruciale rol.
Eén van de maatregelen in deze regeling hield in dat de houder van zijn bedrijven (hof: locaties) elk adres dient op te geven waar hij één of meer runderen houdt. De locatie wordt vervolgens benoemd met een uniek UBN-nummer.
Verdachte heeft zich echter hieraan niet gehouden en de gegevens van zijn runderen niet juist geregistreerd voor wat betreft de locatie waar deze werden gehouden.
Wat er ook zij van de door de AID in april 2009 aangedragen en door Wismans als ‘minder gelukkig” gekwalificeerde, oplossing met het UBN nummer van de eigenaar van de stal te [plaats delict], het had de verdachte ook mede daardoor in elk geval duidelijk moeten zijn dat het betreffende UBN-nummer gebonden is aan één locatie, en wel die locatie waar de runderen zich bevinden.
Het hof overweegt voorts dat verdachte eenvoudig had kunnen voorkomen dat hij handelde in strijd met deze I & R regeling. De verdachte had, bij twijfel of onduidelijkheid over de betreffende regelgeving in de praktijk, moeten informeren bij de Dienst Regelingen Dierregistratie om vast te stellen wat wel en wat niet tot de bedrijfsvestiging behoort.
Deze dienst is de aangewezen instantie die daarover gaat.
Van verdachte, een professional in de veehouderij, kon dat zeker verwacht worden.
Het hof verwerpt het verweer.
Ad b. Het namens de verdachte gevoerde verweer dat verdachte dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging wegens een schulduitsluitingsgrond wordt door het hof eveneens verworpen. Zoals hiervoor onder ad a is overwogen is niet aannemelijk geworden dat door de verdachte ter zake van het [UBN nummer] informatie is ingewonnen bij een zodanig deskundige persoon of instelling dat hij daaraan het vertrouwen kon ontlenen dat hij juist handelde. Het hof verwerpt het verweer.
Door de verdachte zijn geen bijzondere omstandigheden aangevoerd of anderszins aannemelijk geworden op grond waarvan het hof in casu tot een ander oordeel zou moeten komen.
De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.
Op te leggen straf of maatregel
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Daarbij is rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd;
Verdachte heeft gedurende een bepaalde periode telkens runderen gehouden, die niet overeenkomstig de Regeling identificatie en registratie van dieren waren geïdentificeerd en geregistreerd.
Om de gezondheid en het welzijn van dieren in zijn algemeenheid te kunnen waarborgen is een adequaat functionerend systeem van identificatie en registratie noodzakelijk.
Het hof verwijt de verdachte dat hij een regeling heeft geschonden die tot stand is gekomen mede in het kader van de bestrijding van besmettelijke ziekten onder dieren.
Verdachte is blijkens zijn strafblad in het verleden reeds eerder veroordeeld terzake een soortgelijke economische delict.
Een en ander tegen elkaar afwegende acht het hof, in het bijzonder ter bescherming van de handhaving van de bij de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren betrokken belangen, met de advocaat-generaal, het opleggen van een onvoorwaardelijke geldboete als hierna vermeld passend en geboden.
Met oplegging voorts van een gedeeltelijk voorwaardelijke geldboete wordt enerzijds de ernst van het bewezen verklaarde tot uitdrukking gebracht en wordt anderzijds de strafoplegging dienstbaar gemaakt aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten.
Daarbij heeft het hof rekening gehouden met de financiële draagkracht van verdachte voor zover deze ter terechtzitting is gebleken.
Gelet op het vorenstaande acht het hof, anders dan door de raadsvrouwe bepleit, geen termen aanwezig om toepassing te geven aan het rechterlijk pardon, zoals bedoeld in artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht, dan wel tot het opleggen van een geheel voorwaardelijke straf.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 23, 24, 24c, 57 en 63 van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 1, 2 en 6 van de Wet op de economische delicten, artikel 96 van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren, artikel 3 van het Besluit identificatie en registratie van dieren en de artikel 39 van de Regeling identificatie en registratie van dieren, zoals deze luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 2 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een geldboete van EUR 8.000,00 (achtduizend euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 75 (vijfenzeventig) dagen hechtenis.
Bepaalt dat een gedeelte van de geldboete, groot EUR 4.000,00, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 50 (vijftig) dagen hechtenis, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat verdachte zich voor het einde van een proeftijd van 2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Aldus gewezen door
mr. T.A. de Roos, voorzitter,
mr. A. de Lange en mr. J.J. van der Kaaden, raadsheren,
in tegenwoordigheid van A. van Baast, griffier,
en op 3 april 2012 ter openbare terechtzitting uitgesproken.