RvdW 2016/1129
Opschortingsrecht i.v.m. een achteraf ongegronde vordering van een derde, gebaseerd op de tussen partijen gesloten overeenkomst. Uitwerking HR 21 september 2007, NJ 2009/50 (Ammerlaan/Enthoven). Rentevoordeel als gevolg van opschorting; verplichting tot (gedeeltelijke) afdracht?
HR 04-11-2016, ECLI:NL:HR:2016:2517
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
4 november 2016
- Magistraten
Mrs. F.B. Bakels, G. de Groot, M.V. Polak, C.E. du Perron, M.J. Kroeze
- Zaaknummer
15/02800
- Conclusie
A-G mr. M.H. Wissink
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Verbintenissenrecht / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2016:2517, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 04‑11‑2016
ECLI:NL:PHR:2016:860, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 12‑08‑2016
Beroepschrift, Hoge Raad, 14‑08‑2015
Beroepschrift, Hoge Raad, 11‑06‑2015
- Wetingang
Art. 6:83, 6:119a, 6:212 BW
Essentie
Opschortingsrecht i.v.m. een achteraf ongegronde vordering van een derde, gebaseerd op de tussen partijen gesloten overeenkomst. Uitwerking HR 21 september 2007, NJ 2009/50 (Ammerlaan/Enthoven). Rentevoordeel als gevolg van opschorting; verplichting tot (gedeeltelijke) afdracht?
In HR 21 september 2007, NJ 2009/50, m.nt. J. Hijma (Ammerlaan/Enthoven) is geoordeeld dat een achteraf geheel of ten dele ongegrond gebleken beroep op een opschortingsrecht meebrengt dat degene die dit beroep deed, terstond als schuldenaar zonder ingebrekestelling in verzuim kwam te verkeren. In een geval waarin de schuldenaar een beroep doet op een opschortingsrecht ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.