NJB 2020/2520
Proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep dat niet door een van de rechters noch door de griffier is vastgesteld en ondertekend overeenkomstig artikel 327 Sv: dat de betrokken raadsheren en de griffier niet meer werkzaam zijn bij het hof, vormt niet een zodanig bijzondere omstandigheid dat het aan zo’n verzuim te verbinden gevolg van nietigheid van het onderzoek ter terechtzitting en de naar aanleiding daarvan gegeven uitspraak achterwege kan blijven
HR 13-10-2020, ECLI:NL:HR:2020:1605
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
13 oktober 2020
- Magistraten
Mrs. J. de Hullu, Y. Buruma, E.S.G.N.A.I. van de Griend, M.J. Borgers en A.E.M. Röttgering
- Zaaknummer
19/05287
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht / Terechtzitting en beslissingsmodel
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2020:1605, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 13‑10‑2020
ECLI:NL:PHR:2020:558, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 30‑06‑2020
Beroepschrift, Hoge Raad, 29‑01‑2020
- Wetingang
(art. 327 Sv)
Essentie
Proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep dat niet door een van de rechters noch door de griffier is vastgesteld en ondertekend overeenkomstig artikel 327 Sv: dat de betrokken raadsheren en de griffier niet meer werkzaam zijn bij het hof, vormt niet een zodanig bijzondere omstandigheid dat het aan zo’n verzuim te verbinden gevolg van nietigheid van het onderzoek ter terechtzitting en de naar aanleiding daarvan gegeven uitspraak achterwege kan blijven
Uitspraak
Inleiding
Het cassatiemiddel klaagt dat het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep van 17 maart 2015 niet overeenkomstig artikel 327 ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.