RvdW 2012/194:Cassatie. Vervolg van HR 18 april 2003, LJN AF3415, NJ 2003/441. Rechter naar wie Hoge Raad geding ter verdere behandeling en beslissing heeft verwezen, is gehouden zelf het geding verder te behandelen en af te doen zonder dit te verwijzen naar een andere rechter, tenzij de Hoge Raad bij zijn verwijzing de mogelijkheid tot verdere verwijzing heeft geopend (HR 24 december 2010, LJN BO2882, NJ 2011/16). Hoge Raad heeft in genoemd arrest van 2003 die mogelijkheid niet geopend. Arrest verwijzingshof waarbij zaak is teruggewezen naar rechtbank, dient in zoverre te worden vernietigd. Ook de naar aanleiding van terugwijzing gewezen uitspraken kunnen niet in stand blijven. Juist oordeel dat vrouw slechts recht heeft op 11/30e deel waardestijging aandelen, nu lening man slechts voor dat deel is afgelost met geld uit overgespaarde inkomsten.