Rb. Oost-Brabant, 14-01-2019, nr. C/01/340635 / KG ZA 18-685
ECLI:NL:RBOBR:2019:165
- Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
- Datum
14-01-2019
- Zaaknummer
C/01/340635 / KG ZA 18-685
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBOBR:2019:165, Uitspraak, Rechtbank Oost-Brabant, 14‑01‑2019; (Kort geding)
Hoger beroep: ECLI:NL:GHSHE:2019:4080
- Vindplaatsen
Uitspraak 14‑01‑2019
Inhoudsindicatie
Kort geding. Vordering tot levering van certificaten in kort geding afgewezen.
Partij(en)
vonnis
RECHTBANK OOST-BRABANT
Civiel Recht
Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
zaaknummer / rolnummer: C/01/340635 / KG ZA 18-685
Vonnis in kort geding van 14 januari 2019
in de zaak van
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
FBB HOLDING B.V.,
gevestigd te Berghem,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
CHERRY UNLIMITED HOLDING B.V.,
gevestigd te Tiel,
3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
DUNE PROJECTS B.V.,
gevestigd te Katwijk,
4. [eiser sub 4],
wonende te [woonplaats] ,
5. [eiser sub 5],
wonende te [woonplaats] ,
6. [eiser sub 6],
wonende te [woonplaats] ,
eisers,
advocaat mr. S.J.H.M. Berendsen te Amsterdam,
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
M.A.C. ID B.V.,
gevestigd te Sterksel,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
M.A.C. BEHEER B.V.,
gevestigd te Sterksel,
3. [gedaagde sub 3],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagden,
advocaat mr. P.J. van der Korst te Amsterdam.
Partijen zullen hierna [eisers] en [gedaagden] genoemd worden. Waar nodig worden partijen afzonderlijk FBB, Cherry, Dune, [eiser sub 4] , [eiser sub 5] , [eiser sub 6] , MAC ID, MAC Beheer en [gedaagde sub 3] genoemd.
1. De procedure
1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- -
de dagvaarding van 29 november 2018 met 16 producties
- -
de brief van mr. Van der Korst van 10 december 2018 met producties 1 tot en met 13
- -
de brief van mr. Berendsen van 12 december 2018 met aanvullende producties 17 tot en met 26
- -
de mondelinge behandeling op 13 december 2018
- -
de pleitnota van [eisers]
- -
de pleitnota van [gedaagden]
1.2.
De voorzieningenrechter heeft het bezwaar van [gedaagden] tegen de op 12 december 2018 namens [eisers] ingediende aanvullende producties afgewezen, nu [eisers] hebben gesteld dat de producties een reactie zijn op de door [gedaagden] op 11 december 2018 ingediende producties en zij binnen de in beginsel “fatale” 24-uurstermijn van artikel 6.2. van het Procesreglement kort gedingen rechtbanken sector civiel/familie zijn ontvangen.
1.3.
Ten slotte is vonnis bepaald op heden.
2. De feiten
2.1.
Plantlab B.V. (hierna: Plantlab) drijft een onderneming die zich richt op het met hoogwaardige techniek kweken van planten in afgesloten klimaatkamers zonder daglicht (PlantProduction Units, PPU’s), zowel in Nederland als daarbuiten.
2.2.
PlantLab werd in 2010 opgericht door de heren [gedaagde sub 3] , [eiser sub 4] , [eiser sub 5] en [eiser sub 6] . Enig aandeelhouder van Plantlab is de Stichting Administratiekantoor PlantLab Groep (hierna: de STAK). MAC ID, FBB, Cherry en Dune, de persoonlijke houdstermaatschappijen van respectievelijk [gedaagde sub 3] , [eiser sub 4] , [eiser sub 5] en [eiser sub 6] , houden ieder 25% van de door de STAK uitgegeven certificaten. Dune is houdster van de certificaten 1 tot en met 45.000, FBB is houdster van de certificaten 45.001 tot en met 90.000, Cherry is houdster van de certificaten 90.001 tot en met 135.000 en MAC ID is houdster van de certificaten 135.001 tot en met 180.000.
2.3.
FBB, Cherry en Dune vormen het statutair bestuur van Plantlab. Tot het ontslag van MAC ID op 14 december 2014 was MAC ID eveneens statutair bestuurder van Plantlab. [eiser sub 5] , [eiser sub 6] en [eiser sub 4] vormen het bestuur van de STAK, waarvan [gedaagde sub 3] ook deel uitmaakte tot zijn ontslag op 14 december 2014.
2.4.
Op 23 april 2013 hebben PlantLab, de STAK, [eisers] en [gedaagden] een overeenkomst gesloten, (hierna: de certificaathoudersovereenkomst). In die overeenkomst zijn onder meer de volgende bepalingen opgenomen:
4. VERKOOP CERTIFICATEN VAN AANDELEN
4.1
Indien een Certificaathouder (een deel van) de door hem gehouden certificaten van aandelen in het kapitaal van de Vennootschap wenst te verkopen binnen de hiervoor in artikel 3 genoemde termijn van vijf (5) jaren, dan geldt dat de aangeboden certificaten van aandelen zullen worden verkocht en geleverd aan de overige certificaathouders, zulks naar rato van het aantal certificaten waarop zij reflecteren, voor een prijs die gelijk is aan de intrinsieke waarde van de met die certificaten corresponderende aandelen zoals blijkt uit de alsdan als laatst vastgestelde jaarrekening van de Vennootschap. (...)
4.2
Indien een Certificaathouder (een deel van) de door hem gehouden certificaten van aandelen in het kapitaal van de Vennootschap wenst te verkopen na het verstrijken van de hiervoor genoemde termijn van vijf (5) jaren dan geldt dat:
(i) aanbieding aan de overige Certificaathouders plaatsvindt met inachtneming van de toepasselijke blokkeringsregeling;
(ii) de prijs van de certificaten bij verkoop alsdan gelijk zal zijn aan de helft van de waarde van de betreffende certificaten van aandelen in het economisch verkeer. Deze waarde zal worden vastgesteld door een door de Certificaathouders gezamenlijk aan te wijzen onafhankelijke registeraccountant;
(iii) (…)
4.3
In gevallen als omschreven in artikel 4.2. komen partijen hierbij overeen dat betaling van de koopprijs zal geschieden door middel van afstand doen van het recht tot betaling van de koopprijs door de betreffende verkopende Certificaathouder onder de verplichting voor de betreffende kopende Certificaathouder(s) om een bedrag gelijk aan de vastgestelde koopprijs schuldig te erkennen ten titel van geldlening. (…)
4.4.
Indien de Certificaathouders niet in staat zijn gebleken om, binnen dertig (30) dagen nadat zij in overeenstemming met de voorgaande bepalingen van dit artikel in overleg zijn getreden ofwel (i) de prijs van de certificaten van aandelen gezamenlijk vast te stellen, of (ii) gezamenlijk een registeraccountant aan te wijzen, is ieder van de Certificaathouders gerechtigd om de voorzitter van de Kamer van Koophandel te Eindhoven verzoeken om bindend een registeraccountant aan te wijzen teneinde, met inachtneming van hetgeen in deze Overeenkomst is bepaald, de intrinsieke waarde of de marktwaarde van de betreffende certificaten van aandelen te doen bepalen en aldus de prijs voor de aangeboden certificaten bindend vast te stellen.
5. (…)
6. BIJZONDERE AANBIEDINGSPLICHT
6.1
Niettegenstaande het elders in deze Overeenkomst bepaalde, zal, indien zich ten aanzien van een van de Certificaathouders het navolgende bijzondere geval zich voordoet, een dergelijke Certificaathouder onmiddellijk daaraan voorafgaand geacht worden de door hem gehouden Certificaten, met inachtneming van het in de statuten van de Vennootschap en de Statuten van de Stichting hieromtrent bepaalde, te hebben aangeboden aan de andere Certificaathouders:
1. (…)
4. Wat betreft M.A.C. ID B.V. door het defungeren van [gedaagde sub 3] binnen de groep van de Vennootschap anders dan door overlijden of arbeidsongeschiktheid.
Partijen realiseren zich dat “defungeren binnen de groep van de Vennootschap” betekent dat de arbeidsrelatie/managementrelatie vrijwillig of onvrijwillig eindigt, anders dan door overlijden of arbeidsongeschiktheid.
Onvrijwillig eindigen (opzeggen, ontslag en dergelijke) zal slechts kunnen plaatsvinden met inachtneming van een redelijkheidstoets welke bij discussie daaromtrent zal worden voorgelegd aan de op grond van deze Overeenkomst bevoegde rechter.
6.2
Indien het in artikel 6.1 omschreven geval zich voordoet, zullen de door de betreffende Certificaathouder gehouden certificaten geacht worden aangeboden te zijn aan de overige Certificaathouders waarbij geldt dat de prijs van de certificaten bij verkoop alsdan gelijk zal zijn aan de helft van de waarde van de betreffende certificaten van aandelen in het economisch verkeer. Deze waarde zal worden vastgesteld door een door de Certificaathouders gezamenlijk aan te wijzen onafhankelijke registeraccountant.
6.3
In het geval als omschreven in artikel 6.1 en 6.2 hiervoor komen partijen hierbij overeen dat betaling van de koopprijs zal geschieden door middel van afstand doen van het recht tot betaling van de koopprijs door de betreffende verkopende Certificaathouder onder de verplichting voor de betreffende kopende Certificaathouder(s) om een bedrag gelijk aan de vastgestelde koopprijs schuldig te erkennen ten titel van geldlening. (…)
6.4
In afwijking van het bepaalde in artikel 6.2 zal de prijs voor de certificaten in overeenstemming met het bepaalde in artikel 4.1 gelijk zijn aan de intrinsieke waarde van de onderliggende aandelen indien de verplichting tot aanbieding op grond van het bepaalde in artikel 6.1 ontstaat binnen vijf (5) jaren te rekenen vanaf de datum van deze Overeenkomst.”
2.5.
Op 14 december 2014 hebben [gedaagden] hun functies binnen Plantlab per direct neergelegd. Bij emailbericht van 4 december 2014 om 21:46 uur heeft [gedaagde sub 3] het volgende emailbericht aan het managementteam van PlantLab verzonden:
“Jullie brief van vanavond vraagt om een reactie. Ter voorkoming van verdere escalatie doe ik dat kort. (…)
Zoals al vaak vermeld kan en wil ik niet de verantwoordelijkheid dragen voor jullie handelen. Om die reden leg ik per direct mijn functies binnen PlantLab neer onder het uitdrukkelijke vertrouwen dat jullie je toezegging dat ik mijn aandelen tegen een marktconforme prijs kan overdragen gestand doen en de voorwaarde dat de aandeelhoudersovereenkomst geen effect heeft op mijn terugtreden. De betrokken advocaten kunnen dat verder afstemmen.”
2.6.
Op 15 januari 2015 heeft [eiser sub 6] mede namens [eiser sub 5] , [eiser sub 4] , Cherry, FBB en Dune een e-mail aan [gedaagde sub 3] verzonden, waarin hij mededeelde:
“Wij verwijzen naar jouw email van 14 december 2014 (21.46 uur). Ten aanzien van de door jou genoemde voorwaarde: wij zullen aan het feit dat jij je functies binnen PlantLab per 14 december 2014 hebt neergelegd niet de gevolgen van artikel 6 van de aandeelhoudersovereenkomst verbinden, welk artikel, kort gezegd, bepaalt dat indien jij je functies neerlegt, jij je certificaten moet aanbieden voor een bedrag gelijk aan de intrinsieke waarde van de onderliggende aandelen.
Voorts zijn wij - zoals eerder aangegeven - bereid te praten over een mogelijke overname van jouw certificaten tegen een redelijke, nader over een te komen prijs. Wij zijn nu druk bezig om ons een beeld te vormen van de waarde van de onderneming en komen hier op terug.”
2.7.
Omdat [eisers] van mening waren dat de hiervoor genoemde voorwaarde onder invloed van dwaling tot stand was gekomen, hebben zij [gedaagden] in rechte betrokken.
2.8.
Bij vonnis van 10 oktober 2018 (C/01/300898 / HA ZA 15-785) heeft deze rechtbank, terugkomend op haar bindende eindbeslissing in het tussenvonnis van 19 april 2017 met betrekking tot de door [eisers] gestelde dwaling, de gevraagde verklaring voor recht dat de aanvaarding door [eiser sub 5] , [eiser sub 6] en [eiser sub 4] mede namens hun vennootschappen Cherry, Dune en FBB van de voorwaarde (inhoudende dat MAC niet gehouden is op grond van art. 6.1 jo 6.4 jo 4.1 van de certificaathoudersovereenkomst de certificaten aan te bieden voor een bedrag gelijk aan de intrinsieke waarde van de onderliggende aandelen) onder invloed van dwaling is tot stand gekomen, toegewezen en de aanvaarding van die voorwaarde vernietigd. De rechtbank heeft in het vonnis van 10 oktober 2018 als volgt overwogen:
“2.37 (…)
De rechtbank zal de verklaring voor recht daarom jegens deze zes eisers uitspreken. De vordering onder j, om MAC te veroordelen om haar certificaten in Plantlab aan te bieden aan [eisers] , tegen betaling van de intrinsieke waarde per 14 december 2014, is niet toewijsbaar, omdat MAC op grond van artikel 6 van de certificaathoudersovereenkomst wordt geacht haar certificaten al te hebben aangeboden.
2.38
Ten overvloede overweegt de rechtbank dat uit de vernietiging van de toezegging van [eisers] volgt dat [eisers] de intrinsieke waarde zal moeten betalen voor de certificaten van MAC en dat het voor de hand ligt om daarvoor de intrinsieke waarde per de datum van het ontslag van [gedaagden] te hanteren. [gedaagden] heeft op de comparitie het standpunt ingenomen dat de intrinsieke waarde per eind 2016 moet worden gehanteerd. [gedaagde sub 3] heeft echter niet toegelicht waarom [gedaagde sub 3] zou moeten profiteren van de verhoging van de intrinsieke waarde die in de twee jaar na het vertrek van [gedaagde sub 3] is bereikt door de inspanningen van de resterende partners.”
2.9.
Het vonnis van 10 oktober 2018 is uitvoerbaar bij voorraad verklaard. [eisers] hebben [gedaagden] bij brief van 19 oktober 2018 gesommeerd om binnen veertien dagen na 19 oktober 2018 de certificaten te leveren aan FBB, Cherry en Dune tegen betaling van € 1,00.
2.10.
[gedaagden] hebben hieraan tot op heden niet voldaan.
3. Het geschil
3.1.
[eisers] vorderen samengevat - bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad
primair: bepaalt dat de uitspraak in dit geding in de plaats treedt van de voor de levering van de Certificaten MAC vereiste rechtshandelingen, als volgt:
- aan FBB: vijftienduizend (15.000) Certificaten MAC, genummerd 135.001 tot en met 150.000 voor een bedrag van (totaal) EUR 1, althans een door de voorzieningenrechter in goede justitie te bepalen bedrag,
- aan Cherry: vijftienduizend (15.000) Certificaten MAC, genummerd 150.001 tot en met 165.000 voor een bedrag van (totaal) EUR 1, althans een door de voorzieningenrechter in goede justitie te bepalen bedrag,
- aan Dune: vijftienduizend (15.000) Certificaten MAC, genummerd 165.001 tot en met 180.000 voor een bedrag van (totaal) EUR 1, althans een door de voorzieningenrechter in goede justitie te bepalen bedrag,
subsidiair: FBB, Dune, [eiser sub 4] , [eiser sub 5] en [eiser sub 6] elk afzonderlijk aanwijst als vertegenwoordiger van MAC ID, MAC Beheer en [gedaagde sub 3] , met bepaling dat de partij die MAC ID, MAC Beheer of [gedaagde sub 3] vertegenwoordigt ook als wederpartij van MAC ID, MAC Beheer of [gedaagde sub 3] mag optreden (Selbsteintritt), voor het verlijden van de Conceptakte (zie productie 13) en voor het verrichten van alle overige rechtshandelingen, voor zover die nodig zijn voor levering van de Certificaten MAC, als volgt:
- aan FBB: vijftienduizend (15.000) Certificaten MAC, genummerd 135.001 tot en met 150.000 voor een bedrag van (totaal) EUR 1, althans een door de voorzieningenrechter in goede justitie te bepalen bedrag,
- aan Cherry: vijftienduizend (15.000) Certificaten MAC, genummerd 150.001 tot en met 165.000 voor een bedrag van (totaal) EUR 1, althans een door de voorzieningenrechter in goede justitie te bepalen bedrag,
- aan Dune: vijftienduizend (15.000) Certificaten MAC, genummerd 165.001 tot en met 180.000 voor een bedrag van (totaal) EUR 1, althans een door de voorzieningenrechter in goede justitie te bepalen bedrag,
meer subsidiair: FBB, Cherry, Dune, [eiser sub 4] , [eiser sub 5] en [eiser sub 6] elk afzonderlijk aanwijst als vertegenwoordiger van MAC ID, MAC Beheer en [gedaagde sub 3] met bepaling dat de partij die MAC ID, MAC Beheer of [gedaagde sub 3] vertegenwoordigt ook als wederpartij van MAC ID, MAC Beheer of [gedaagde sub 3] mag optreden (Selbsteintritt), voor het verrichten van de rechtshandelingen vereist voor het bij de onderhandse akte leveren van het onbezwaarde eigendom van de Certificaten MAC, als volgt:
- aan FBB: vijftienduizend (15.000) Certificaten MAC, genummerd 135.001 tot en met 150.000 voor een bedrag van (totaal) EUR 1, althans een door de voorzieningenrechter in goede justitie te bepalen bedrag,
- aan Cherry: vijftienduizend (15.000) Certificaten MAC, genummerd 150.001 tot en met 165.000 voor een bedrag van (totaal) EUR 1, althans een door de voorzieningenrechter in goede justitie te bepalen bedrag,
- aan Dune: vijftienduizend (15.000) Certificaten MAC, genummerd 165.001 tot en met 180.000 voor een bedrag van (totaal) EUR 1, althans een door de voorzieningenrechter in goede justitie te bepalen bedrag,
uiterst subsidiair:
- 1.
MAC ID te bevelen het onbezwaarde eigendom van 15.000 van de Certificaten MAC binnen veertien dagen na het vonnis te leveren aan FBB, tegen betaling van EUR 1, althans een door de voorzieningenrechter in goede justitie te bepalen lager bedrag,
- 2.
MAC ID te bevelen het onbezwaarde eigendom van 15.000 van de Certificaten MAC binnen veertien dagen na het vonnis te leveren aan Cherry tegen betaling van EUR 1, althans een door de voorzieningenrechter in goede justitie te bepalen lager bedrag,
- 3.
MAC ID te bevelen het onbezwaarde eigendom van 15.000 van de Certificaten MAC binnen veertien dagen na het vonnis te leveren aan Dune tegen betaling van EUR 1, althans een door de voorzieningenrechter in goede justitie te bepalen lager bedrag,
- 4.
MAC Beheer en [gedaagde sub 3] te bevelen indien en voor zover nodig aan de onder 1 tot en met 4 bedoelde leveringen medewerking te verlenen,
alles op straffe van verbeurte van een dwangsom,
zowel primair, subsidiair, meer subsidiair en uiterst subsidiair
1. die voorzieningen te treffen die de voorzieningenrechter gepast acht in het belang van [eisers] ,
2. met veroordeling van [gedaagden] hoofdelijk in de kosten van deze procedure, de nakosten daaronder begrepen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de vijftiende dag na dagtekening van het vonnis.
3.2.
[eisers] leggen daaraan ten grondslag dat [gedaagden] , op grond van het bepaalde in artikel 6.1., jo artikel 6.4., jo artikel 4.1 van de Certificaathoudersovereenkomst, worden geacht hun certificaten te hebben aangeboden voor de intrinsieke waarde zoals deze blijkt uit de op het moment van defungeren van [gedaagde sub 3] (op 14 december 2014) laatst vastgestelde jaarrekening. Dit betreft de jaarrekening over het boekjaar 2012. Uit de jaarrekening 2012 blijkt een negatief resultaat over 2012 van € 384.754,00 en een negatief eigen vermogen van € 365.243,00. Dit betekent dat [gedaagden] geacht worden de certificaten te hebben aangeboden voor een negatieve koopprijs van € 91.350,00.
Sinds het defungeren van [gedaagden] is inmiddels vier jaar verstreken en de certificaten MAC zijn nog steeds niet geleverd aan [eisers] PlantLab lijdt hierdoor schade. [gedaagde sub 3] houdt certificaten in PlantLab, terwijl hij zelf een onderneming drijft in hetzelfde werkveld. Nu de verplichting van [gedaagden] tot levering van de certificaten volstrekt duidelijk is en bovendien volstrekt duidelijk is tegen welke waarde de certificaten moeten worden geleverd, hebben [eisers] een spoedeisend belang bij de door hen ingestelde vorderingen.
3.3.
[gedaagden] voeren verweer.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1.
[eisers] vorderen in dit kort geding dat [gedaagden] worden veroordeeld de certificaten (25 %) van MAC ID te leveren aan FBB, Cherry en Dune voor een bedrag van (totaal) € 1,00 per persoon. Voor toewijzing van die vordering tot levering van certificaten is slechts plaats indien in grote mate waarschijnlijk is dat een rechter in een bodemprocedure de vordering eveneens zou toewijzen. Daarvan is hier geen sprake.
4.2.
[gedaagden] hebben primair het verweer gevoerd dat partijen uitdrukkelijk waren overeengekomen dat [eisers] [gedaagden] niet zouden houden aan artikel 6 van de aandeelhoudersovereenkomst, welk artikel bepaalt dat [gedaagden] de certificaten moet aanbieden voor een bedrag gelijk aan de intrinsieke waarde van de onderliggende aandelen. Zij verwijzen daarvoor naar het emailbericht dat [eiser sub 6] mede namens [eiser sub 5] , [eiser sub 4] , Cherry, FBB en Dune op 15 januari 2015 aan [gedaagde sub 3] heeft verzonden, als weergegeven in r.o. 2.6. van dit vonnis. In dat emailbericht staat: “wij zullen aan het feit dat jij je functies binnen PlantLab per 14 december 2014 hebt neergelegd niet de gevolgen van artikel 6 van de aandeelhoudersovereenkomst verbinden, welk artikel, kort gezegd, bepaalt dat indien jij je functies neerlegt, jij je certificaten moet aanbieden voor een bedrag gelijk aan de intrinsieke waarde van de onderliggende aandelen.” Reeds hierom komen de vorderingen van [eisers] niet voor toewijzing in aanmerking, aldus [gedaagden] De rechtbank heeft deze toezegging weliswaar vernietigd in haar vonnis van 10 oktober 2018, maar [gedaagden] hebben tegen dit vonnis hoger beroep ingesteld, welk hoger beroep volgens hen een grote kans van slagen heeft. Dit verweer faalt.
4.3.
Naar vaste rechtspraak moet de voorzieningenrechter in een geval als het onderhavige, waarin in de bodemprocedure reeds één (of meer) vonnis(sen) zijn gewezen, zijn oordeel in beginsel afstemmen op het oordeel van de bodemrechter, zonder daarbij de kans van slagen van tegen dat vonnis in te stellen rechtsmiddelen te betrekken en ongeacht of dit oordeel is gegeven in een tussenvonnis of in een eindvonnis, in de overwegingen of in het dictum van het vonnis, en ongeacht of het vonnis in kracht van gewijsde is gegaan.
4.4.
In de bodemprocedure (C/01/300898 / HA ZA 15-785) heeft deze rechtbank de gevraagde verklaring voor recht dat de aanvaarding door [eiser sub 5] , [eiser sub 6] en [eiser sub 4] mede namens hun vennootschappen Cherry, Dune en FBB van de voorwaarde (inhoudende dat MAC niet gehouden is op grond van art. 6.1 jo 6.4 jo 4.1 van de certificaathoudersovereenkomst de certificaten aan te bieden voor een bedrag gelijk aan de intrinsieke waarde van de onderliggende aandelen) onder invloed van dwaling is tot stand gekomen, toegewezen en de aanvaarding van die voorwaarde vernietigd.
Gelet hierop en tegen de achtergrond van het onder 4.3 genoemde toetsingskader moet er in het kader van dit kort geding voorshands vanuit worden gegaan dat artikel 6 van de certificaathoudersovereenkomst tussen partijen geldt. De rechtbank gaat er in haar vonnis van 10 oktober 2018 ook vanuit dat MAC ID op grond van artikel 6 van de certificaathoudersovereenkomst wordt geacht haar certificaten al te hebben aangeboden aan [eisers]
.4.5. Echter, ook als er vanuit moet worden gegaan dat [gedaagden] hun certificaten onherroepelijk hebben aangeboden aan [eisers] , bestaat thans onvoldoende grond voor toewijzing van de vorderingen van [eisers] Daarvoor is het volgende met name van belang.
4.6.
[eisers] hebben ter onderbouwing van hun vorderingen dat [gedaagden] de certificaten moeten leveren tegen een waarde van € 1,00 verwezen naar de artikelen 6.1., 6.4. en 4.1. van de certificaathoudersovereenkomst. Zij stellen dat conform die artikelen MAC ID wordt geacht de certificaten op 14 december 2014 (het moment van defungeren van [gedaagde sub 3] ) te hebben aangeboden aan FBB, Cherry en Dune voor een prijs die gelijk is aan de intrinsieke waarde van de onderliggende aandelen, zoals die bleek uit de alsdan laatst vastgestelde jaarrekening. Met de alsdan laatst vastgestelde jaarrekening wordt volgens [eisers] de jaarrekening over het boekjaar 2012 bedoeld. Uit die jaarrekening blijkt een negatief eigen vermogen van € 365.243,00 zodat de intrinsieke waarde van de aandelen nihil is, aldus [eisers] .
4.7.
[gedaagden] hebben daar - onder meer - tegenover gesteld dat de bepaling dat de waarde van de aandelen moet worden vastgesteld op basis van de “alsdan laatst vastgestelde jaarrekening”, conform de bewoordingen en de bedoeling van de overeenkomst zo moet worden uitgelegd dat wordt bedoeld de laatst vastgestelde jaarrekening op het moment van verkoop en levering van de certificaten. Dat zou op dit moment de jaarrekening over het boekjaar 2017 zijn. Verder stellen [gedaagden] dat als al zou moeten worden aangenomen dat het moment van “aanbieding” van de certificaten bepalend is voor de berekening van de waarde van de onderliggende aandelen, de koopprijs gebaseerd dient te zijn op de jaarrekening die het dichtst bij dat moment in de buurt ligt. Dat is dan volgens [gedaagden] de jaarrekening over het jaar 2014 en niet de jaarrekening over 2012 waar [eisers] zich op beroepen. Voorts hebben [gedaagden] aangevoerd dat [eisers] er ten onrechte van uit gaan dat de intrinsieke waarde zoals genoemd in de certificaathoudersovereenkomst zonder meer gelijk zou zijn aan het zichtbare eigen vermogen.
4.8.
Gelet op het gemotiveerde verweer van [gedaagden] , waarvan niet op voorhand kan worden aangenomen dat dit geen enkele kans van slagen heeft, is, anders dan [eisers] stellen, niet boven enige twijfel verheven dat de certificaten moeten worden geleverd voor een bedrag van € 1,00 per certificaathouder. Zo valt - onder meer - niet zonder meer in te zien dat intrinsieke waarde van de aandelen op het moment van defungeren (14 december 2014) moet worden bepaald aan de hand van de jaarrekening over het boekjaar 2012, omdat dat de laatst vastgestelde jaarrekening was op dat moment. De voorzieningenrechter acht geenszins uitgesloten dat een redelijke uitleg van de certificaathoudersovereenkomst meebrengt dat voor de waarde van de aandelen op het moment van defungeren, naar de jaarrekening over het boekjaar van 2014 moet worden gekeken.
4.9.
Nu teveel onduidelijkheid bestaat ten aanzien van de hoogte van de koopprijs van de certificaten, bestaat onvoldoende aanleiding de vorderingen van [eisers] in kort geding toe te wijzen. Partijen verschillen op essentiële onderdelen van de berekeningswijze van de koopprijs van de certificaten van mening, onder meer met betrekking tot de ijkdatum van de waardebepaling, de toe te passen waarderingsgrondslag, de interpretatie van het begrip “intrinsieke waarde” en de financiële gegevens die ten grondslag liggen aan de berekening van de kooprijs. Waar [eisers] uitkomen op een waarde van € 1,00 voor de certificaten (uitgaande van het eigen vermogen van PlantLab in de jaarrekening over het boekjaar 2012), stellen [gedaagden] dat een globale raming van de intrinsieke waarde van de PlantLab Groep per 31 december 2014 uitkomt op ruim € 19.000.000,00.
Naar de vraag welke koopprijs dient te worden gehanteerd dient dan ook een nader (feiten)onderzoek plaats te vinden, waarvoor deze procedure in kort geding zich in beginsel niet leent.
4.10.
Daarbij is van belang dat onvoldoende is gebleken van feiten en omstandigheden die maken dat een dergelijk onderzoek hier niet kan worden afgewacht. [eisers] stellen wel dat sprake is van een onhoudbare situatie zolang [gedaagden] nog beschikken over de certificaten, maar enige onderbouwing van die stelling ontbreekt. [gedaagden] hebben in dit kader aangevoerd dat het minderheidsbelang van [gedaagde sub 3] in de praktijk neerkomt op het bijwonen een jaarlijkse certificaathouders vergadering. Ter zitting hebben [eisers] nog wel aangevoerd dat bankrelaties hun vraagtekens plaatsen bij het feit dat de certificaten van MAC niet zijn geleverd, maar ook van deze stelling hebben zij geen enkele concrete voorbeelden en/of onderbouwing gegeven. Evident is dat de certificaten door [gedaagden] op enig moment moeten worden overgedragen aan [eisers] Er bestaan echter onvoldoende aanknopingspunten om [gedaagden] daartoe in kort geding te veroordelen.
4.11.
[eisers] zullen als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. [gedaagden] hebben verzocht [eisers] hoofdelijk in de proceskosten te veroordelen en [eisers] hebben daartegen geen verweer gevoerd. De kosten aan de zijde van [gedaagden] worden begroot op:
- griffierecht € 626,00
- salaris advocaat 980,00
Totaal € 1.606,00
5. De beslissing
De voorzieningenrechter
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
veroordeelt [eisers] hoofdelijk in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagden] tot op heden begroot op € 1.606,00,
5.3.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. E. Loesberg en in het openbaar uitgesproken op 14 januari 2019.