Rb. Amsterdam, 07-01-2009, nr. Parketnummer 13-437427-08
ECLI:NL:RBAMS:2009:BH5354
- Instantie
Rechtbank Amsterdam
- Datum
07-01-2009
- Zaaknummer
Parketnummer 13-437427-08
- LJN
BH5354
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBAMS:2009:BH5354, Uitspraak, Rechtbank Amsterdam, 07‑01‑2009; (Eerste aanleg - meervoudig)
Uitspraak 07‑01‑2009
Inhoudsindicatie
oplichting, 419 fraude, wash-wash truc
Partij(en)
RECHTBANK AMSTERDAM
Parketnummer: 13/437427-08
Datum uitspraak: 7 januari 2009
op tegenspraak
VERKORT VONNIS
van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Soedan) op [geboortedatum],
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland, postadres [adres], [woonplaats], gedetineerd in het Huis van Bewaring “Nieuwegein” te Nieuwegein.
De rechtbank heeft beraadslaagd naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 24 december 2008.
- 1.
Telastelegging
Aan verdachte is telastegelegd dat
ten aanzien van het onder 1 telastegelegde:
hij in of omstreeks de periode vanaf 18 juni 2008 tot en met 30 september 2008 te Amsterdam, in elk geval in Nederland en/of Duitsland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [persoon 1] en/of [persoon 2] heeft bewogen tot de afgifte van 8.500 euro en/of 13.000 euro en/of 23.600 euro, in elk geval van enig geldbedrag, hebbende verdachte en/of zijn mededader(s) met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid die [persoon 1] een brief gezonden dat hij erfgenaam zou zijn van ene [persoon 3]
en/of die [persoon 1] voorgehouden dat er geldtransportkosten waren
en/of die [persoon 1] en/of die [persoon 2] een kist met ogenschijnlijk 100 dollar biljetten, gestempeld met de tekst 'security', getoond
en/of een van die biljetten door een vloeistof gehaald waardoor het stempel weg was
en/of die [persoon 1] voorgehouden dat er meer vloeistof nodig was om alle stempels van de biljetten te verwijderen
en/of dat het bestellen van die vloeistof kosten met zich meebracht
en/of die [persoon 1] voorgehouden dat hij na het reinigen van die biljetten en het betalen van de bijkomende kosten, kon beschikken over (een deel van) de erfenis, waardoor [persoon 1] en/of [persoon 2] werd(en) bewogen tot bovenomschreven afgifte(n);
(artikel 326 van het Wetboek van Strafrecht)
ten aanzien van het onder 2 telastegelegde:
hij in of omstreeks de periode vanaf 12 september 2008 tot en met 30 september 2008 te Amsterdam, in elk geval in Nederland en/of Duitsland, tezamen en in vereniging met een of meer ander(en), althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een (of meer) listige kunstgre(e)p(en) en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [persoon 1] te bewegen tot de afgifte van ongeveer 340.000 euro, in elk geval van enig geldbedrag, met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - opzettelijk valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid die [persoon 1] voorgehouden dat er een of meer document(en) nodig waren ter vrijmaking van een zogenaamde erfenis en/of dat het geld van die erfenis klaar zou liggen (p. 60);
(artikel 326 juncto 45 van het Wetboek van Strafrecht)
ten aanzien van het onder 3 telastegelegde:
hij in of omstreeks de periode vanaf 18 juni 2008 tot en met 30 september 2008 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, en/of Duitsland, tezamen en in vereniging met een of meer ander(en), althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens)
- -
een certificate of death (p. 24) en/of
- -
een factuur (p. 30) en/of
- -
een affidavit of verification of facts (p. 32) en/of
- -
een verklaring d.d. 30 juni 2008 (p. 33) en/of
- -
een brief d.d. 4 juli 2008 (p. 37) en/of
- -
een customer's copy (p. 41) en/of
- -
een transfer (p. 68) en/of
- -
een drugs/witwas,terroristencertificaat (p. 69), - zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - valselijk heeft opgemaakt of vervalst, immers heeft verdachte (telkens) in strijd met de waarheid doen voorkomen alsof die documenten afkomstig waren uit Zuid-Afrika en/of in die documenten vermeld dat er sprake zou zijn van een erfenis en/of namen van instanties en/of afzenders vermeld, zulks (telkens) met het oogmerk om die/dat geschrift(en) als echt en onvervalst te gebruiken en/of door anderen te doen gebruiken;
(artikel 225 lid 1 van het Wetboek van Strafrecht)
EN/OF
hij in of omstreeks de periode vanaf 18 juni 2008 tot en met 30 september 2008 te Amsterdam, in elk geval in Nederland en/of Duitsland, tezamen en in vereniging met een of meer ander(en), althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk gebruik heeft/hebben gemaakt van en/of heeft/hebben afgeleverd en/of voorhanden gehad (een) vals(e) of vervalst(e) certificate of death (p. 24) en/of
- -
een factuur (p. 30) en/of
- -
een affidavit of verification of facts (p. 32) en/of
- -
een verklaring d.d. 30 juni 2008 (p. 33) en/of
- -
een brief d.d. 4 juli 2008 (p. 37) en/of
- -
een customer's copy (p. 41)
- -
transfer (p. 68) en/of - drugs/witwas/terroristencertificaat (p. 69), - zijnde een geschrift dat
bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - als ware dat geschrift (telkens) echt en onvervalst, bestaande dat gebruikmaken hierin dat hij verdachte en/of zijn mededader(s) dat/die geschrift(en) aan [persoon 1] (per mail) heeft/hebben getoond en/of overlegd en bestaande die valsheid of vervalsing hierin dat in strijd met de waarheid in die documenten is vermeld dat er sprake zou zijn van een erfenis en is voorgewend dat die documenten afkomstig waren uit Zuid-Afrika;
(artikel 225 lid 2 van het Wetboek van Strafrecht
ten aanzien van het onder 4 telastegelegde:
hij in of omstreeks de periode vanaf 18 juni 2008 tot en met 23 september 2008 te Amsterdam, in elk geval in Nederland en/of Duitsland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [persoon 4] heeft bewogen tot de afgifte van 8.000 euro, in elk geval van enig geldbedrag, hebbende verdachte en/of zijn mededader(s) met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid een koffer met zogenaamde 100 dollar biljetten, gestempeld met Security, getoond en/of die [persoon 4] het verwijderen van de stempel met een vloeistof getoond en/of die [persoon 4] voorgehouden dat er meer vloeistof nodig was om die stempels te verwijderen, waardoor [persoon 4] werd bewogen tot bovenomschreven afgifte;
(artikel 326 van het Wetboek van Strafrecht)
- 2.
Voorvragen
…
- 3.
Waardering van het bewijs
- 3.1.
De rechtbank acht – met de officier van justitie en de verdediging - niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen onder 3, eerste deel (zijnde artikel 225 lid 1 van het Wetboek van Strafrecht) en onder 4 is telastegelegd, zodat verdachte daarvan dient te worden vrijgesproken.
- 3.2.
De raadsman heeft ten aanzien van het onder 2 telastegelegde vrijspraak bepleit en daartoe aangevoerd dat er geen sprake is van meerdere leugens, op zodanige wijze samengeweven dat zij met elkaar een bedrieglijke schijn van waarheid geven, zodat er geen sprake is van een samenweefsel van verdichtselen.
De rechtbank verwerpt dit verweer en overweegt daartoe dat uit de samenhang tussen het onder 1 telastegelegde en het onder 2 telastegelegde blijkt dat er sprake is van een samenweefsel van verdichtselen, nog los van het feit dat in het onder 2 telastegelegde er meerdere leugens zijn opgenomen.
De raadsman heeft ten aanzien van het onder 3, tweede deel (zijnde artikel 225 lid 2 van het Wetboek van Strafrecht) telastegelegde om vrijspraak verzocht. Hij heeft daartoe betoogd dat er geen aanleiding is om te veronderstellen dat zijn cliënt iets te maken heeft gehad met de documenten of dat hij wist van het bestaan van die documenten.
De rechtbank verwerpt dit verweer. De rechtbank is, gezien de samenhang van het onder 3, tweede deel, telastegelegde met het onder 1 en 2 telastegelegde, van oordeel dat er sprake is van een zodanig bewuste, nauwe en volledige samenwerking dat verdachte is aan te merken als medepleger van het onder 3, tweede deel, telastegelegde. De rechtbank merkt daarbij nog op dat het de rechtbank uit eigen waarneming ter terechtzitting is gebleken dat er sprake is van valse documenten, alleen al wegens de daarin voorkomende feitelijke onjuistheden en schrijffouten.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
ten aanzien van het onder 1 telastegelegde:
in de periode vanaf 18 juni 2008 tot en met 30 september 2008 in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, met het oogmerk om zich en (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en van een valse hoedanigheid en door listige kunstgrepen en door een samenweefsel van verdichtsels, [persoon 1] en/of [persoon 2] heeft bewogen tot de afgifte van 8.500 euro en 13.000 euro en 23.600 euro, hebbende verdachte en/of zijn mededader(s) met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en listiglijk en bedrieglijk en in strijd met de waarheid
die [persoon 1] een brief gezonden dat hij erfgenaam zou zijn van ene [persoon 3]
en die [persoon 1] voorgehouden dat er geldtransportkosten waren
en die [persoon 1] en/of die [persoon 2] een kist met ogenschijnlijk 100 dollar biljetten, gestempeld met de tekst 'security', getoond
en een van die biljetten door een vloeistof gehaald waardoor het stempel weg was
en die [persoon 1] voorgehouden dat er vloeistof nodig was om alle stempels van de biljetten te verwijderen
en dat het bestellen van die vloeistof kosten met zich meebracht
en die [persoon 1] voorgehouden dat hij na het reinigen van die biljetten en het betalen van de bijkomende kosten, kon beschikken over (een deel van) een erfenis, waardoor [persoon 1] en/of [persoon 2] werd(en) bewogen tot bovenomschreven afgiften;
ten aanzien van het onder 2 telastegelegde:
in de periode vanaf 12 september 2008 tot en met 30 september 2008 in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer ander(en), ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en van een valse hoedanigheid en door listige kunstgrepen en door een samenweefsel van verdichtsels, [persoon 1] te bewegen tot de afgifte van ongeveer 340.000 euro, met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - opzettelijk valselijk en listiglijk en bedrieglijk en in strijd met de waarheid die [persoon 1] voorgehouden dat er document(en) nodig waren ter vrijmaking van een zogenaamde erfenis en/of dat het geld van die erfenis klaar zou liggen;
ten aanzien van het onder 3, tweede deel, telastegelegde:
in de periode vanaf 18 juni 2008 tot en met 30 september2008 in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer ander(en), meermalen telkens opzettelijk gebruik heeft gemaakt van een
- -
vals(e) certificate of death en
- -
factuur en
- -
affidavit of verification of facts en
- -
brief d.d. 4 juli 2008 en
- -
customer's copy en
- -
transfer en
- -
drugs/witwas/terroristencertificaat - zijnde een geschrift dat
bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen -
als ware dat geschrift telkens echt en onvervalst, bestaande dat gebruikmaken hierin dat hij verdachte en/of zijn mededader(s) die geschriften aan [persoon 1] (per mail) heeft/hebben getoond en bestaande die valsheid hierin dat in strijd met de waarheid in die documenten is vermeld dat er sprake zou zijn van een erfenis en is voorgewend dat die documenten afkomstig waren uit Zuid-Afrika.
Voorzover in de telastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.
- 4.
Het bewijs
De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
- 5.
De strafbaarheid van de feiten
De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.
- 6.
De strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.
- 7.
Motivering van de straf
De officier van justitie heeft bij requisitoir gevorderd dat verdachte ter zake van de door hem onder 1, 2 en 3, tweede deel, bewezengeachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 jaar met aftrek van voorarrest. De officier van justitie heeft tevens gevorderd dat de vordering van de benadeelde partij wordt toegewezen tot een bedrag van € 45.000 met daarbij oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan ten nadele van verdachte in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft, samen met zijn mededader(s), [persoon 1] benaderd met het gefingeerde verhaal dat hij aanspraak zou kunnen maken op een erfenis van 16,2 miljoen euro. Verdachte en zijn mededader(s) zijn uiterst geraffineerd en gewetenloos te werk gegaan door het slachtoffer allerhande leugens voor te schotelen en door deze nagemaakte documenten van betrouwbaar te achten instellingen, zoals banken, toe te zenden. Voorts werd het slachtoffer ter onderbouwing van het verhaal een officieel ogende overlijdensakte en andere officieel ogende documenten toegezonden, met daarbij rekeningen voor allerhande kosten verband houdende met de overdracht van het geld.
Het uit Duitsland afkomstige slachtoffer is naar een daartoe tijdelijk gehuurde kantoorruimte in Amsterdam gebracht, waar hij de erfenis in ontvangst zou kunnen nemen. Nadat het slachtoffer hier een bedrag van € 8.500 had betaald, kreeg hij een koffer met geld te zien, waarbij hem werd verteld dat dit geld was voorzien van stempels om diefstal te voorkomen. Ter plekke werd met behulp van een vloeistof een biljet ontdaan van het stempel (dit wordt ook wel aangeduid als ‘wash-wash’). Daarna kregen hij te horen dat de reinigingsvloeistof op was en dat voor de reiniging van de overige biljetten een aanzienlijk geldbedrag betaald diende te worden.
Nadat het slachtoffer tijdens een nieuwe afspraak een bedrag van € 13.000 had betaald, bleek dat de fles met vloeistof kapot was gegaan en werd het slachtoffer verteld dat hij nogmaals een groot geldbedrag diende te betalen voor nieuwe vloeistof.
Het slachtoffer heeft toen geld geleend van een vriend van hem, [persoon 2]. Samen zijn zij naar Amsterdam gereisd en naar de eerdergenoemde kantoorruimte gebracht. Verdachte was er bij toen de koffer met geld werd getoond, toen door een persoon die als tolk fungeerde aan de slachtoffers werd medegedeeld dat er vloeistof gekocht moest worden om de stempels van de biljetten te verwijderen en toen het slachtoffer daartoe € 23.500 betaalde. Verdachte heeft nadien tevens meerdere malen telefonisch contact gehad met de slachtoffers en een e-mail gestuurd waarin bedrieglijk stond dat er € 340.000 betaald moest worden voor een officieel document dat noodzakelijk was om het geld vrij te laten komen.
Verdachte heeft in belangrijke mate bijgedragen aan het gewekte vertrouwen bij de uit Duitsland afkomstige slachtoffers. Door het optreden van verdachte werden de slachtoffers overtuigd van de oprechtheid van de aan hen voorgeschotelde verhalen.
Hoewel de slachtoffers van verdachte en diens mededader(s) mogelijk werden gedreven door hebzucht en inderdaad als buitengewoon naïef kunnen worden bestempeld, doet dat niets af aan de strafwaardigheid en de verwerpelijkheid van het bewezen verklaarde. Onder meer uit de verklaringen van de verdachte zelf volgt dat personen die zich met deze vorm van oplichting bezighouden juist appelleren aan de hebzucht van hun slachtoffers en daarbij zelf floreren.
De rechtbank rekent verdachte en zijn mededader(s) hun geraffineerde en gewetenloze handelswijze ernstig aan. Deze vorm van oplichting schaadt het vertrouwen in het bank- en kredietwezen en het gebruik van internet. Door aldus te handelen hebben verdachte en zijn mededader(s) het vertrouwen dat bij de slachtoffers is gewekt op ernstige wijze beschaamd en de slachtoffers ernstig financieel benadeeld en gepoogd te benadelen. Verdachte heeft zijn eigen financiële gewin boven de financiële schade van de slachtoffers gesteld. Ook het gebruik maken van valse geschriften acht de rechtbank een ernstig feit omdat het vertrouwen dat de samenleving moet kunnen hebben in de waarheidsgetrouwheid van geschriften hierdoor wordt aangetast.
De rechtbank weegt tevens mee dat verdachte in twee instanties is veroordeeld voor een soortgelijk feit. Nu de cassatieprocedure nog niet is afgerond beschouwt de rechtbank de veroordeling voor dit feit op dit moment als vaststaand.
De rechtbank is van oordeel dat gelet op opgelegde straffen in vergelijkbare zaken aanleiding bestaat om bij de straftoemeting af te wijken van hetgeen door de officier van justitie is gevorderd.
Ten aanzien van de benadeelde partij
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat een deel van de vordering van de benadeelde partij [persoon 1], van zo eenvoudige aard is dat dit zich leent voor de behandeling in dit strafgeding. Tevens is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor onder 1 bewezen geachte feit, rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank waardeert deze op een bedrag van € 45.100,00 (vijfenveertigduizendenhonderd euro). De vordering kan dan ook tot dat bedrag worden toegewezen.
De verdediging heeft niet alleen aangevoerd dat de vordering niet op de juiste wijze is ingediend, maar ook dat er sprake is van eigen schuld bij de benadeelde partij.
De rechtbank overweegt dat de vordering van de benadeelde partij [persoon 1], zoals die door zijn Duitse advocaat bij brief van 7 november 2008 is ingediend, weliswaar niet op de door de wet vereiste wijze is ingediend, maar dat duidelijk is wat er wordt gevorderd, mede omdat de vordering voor het toe te wijzen gedeelte aansluit op de aangifte en de bewezenverklaarde bedragen.
De rechtbank overweegt tevens dat, wat er verder zij van de stelling omtrent eigen schuld van de benadeelde partij, de betalingen van € 8.500,00, € 13.000,00 en € 23.500,00 plaatsvonden op tijdstippen waarop de benadeelde partij de geloofwaardigheid van de verhalen van verdachte en zijn (mede)dader(s) niet aanstonds in twijfel behoefde te trekken.
Voorts dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
Het overige deel van de vordering van de benadeelde partij is niet van zo eenvoudige aard dat dit zich leent voor behandeling in dit strafgeding. Gelet hierop zal de rechtbank bepalen dat de benadeelde partij in dat deel van de vordering niet-ontvankelijk is. De benadeelde partij kan dat deel van de vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
In het belang van [persoon 1] voornoemd wordt, als extra waarborg voor betaling aan laatstgenoemde, de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opgelegd.
- 8.
9. Beslissing
Verklaart het onder 3, eerste deel (zijnde artikel 225 lid 1 van het Wetboek van Strafrecht) en het onder 4 telastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder 1, 2 en 3, tweede deel (zijnde artikel 225 lid 2 van het Wetboek van Strafrecht) telastegelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 3 is aangegeven.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is telastegelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op:
ten aanzien van het onder 1 bewezenverklaarde:
medeplegen van oplichting;
ten aanzien van het onder 2 bewezenverklaarde:
medeplegen van poging tot oplichting;
ten aanzien van het onder 3, tweede deel, bewezenverklaarde:
opzettelijk gebruik maken een vals geschrift als bedoeld in artikel 225, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, als ware het echt en onvervalst.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte, [verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [persoon 1], wonende op het adres [adres] (Duitsland) toe tot een bedrag van € 45.100,00 (vijfenveertigduizendenhonderd euro).
Veroordeelt verdachte aan [persoon 1] voornoemd, het toegewezen bedrag te betalen.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in zijn vordering is.
Legt aan verdachte de verplichting op, aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [persoon 1], te betalen de som van € 45.100,00 (vijfenveertigduizendenhonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 255 dagen, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
Bepaalt dat, indien en voorzover verdachte heeft voldaan aan een van voornoemde betalingsverplichtingen, daarmee de andere is vervallen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. F.G. Bauduin, voorzitter,
mrs. H.J. Bunjes en E.D.M. Knegt, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. D. Riani el Achhab, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 7 januari 2009.