Rb. Zeeland-West-Brabant, 27-05-2020, nr. 372185 FA RK 20-2493
ECLI:NL:RBZWB:2020:6887
- Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Datum
27-05-2020
- Zaaknummer
372185 FA RK 20-2493
- Vakgebied(en)
Personen- en familierecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBZWB:2020:6887, Uitspraak, Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 27‑05‑2020; (Rekestprocedure)
- Vindplaatsen
GZR-Updates.nl 2021-0014
Uitspraak 27‑05‑2020
Inhoudsindicatie
Verzoek om verplichte zorg in de vorm van de prikpil als medische handeling aan te merken als bedoeld in artikel 3:2 lid 2 onder a Wvvgz, door de rechtbank afgewezen. Nu een dergelijke inbreuk op artikel 10, 11 en 8 EVRM alleen is toegestaan als daar een wettelijke grondslag voor is. Onder de huidige omstandigheden biedt artikel 3:2 lid 2 onder a Wvvgz in casu die grondslag niet.
Partij(en)
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Team Familie- en Jeugdrecht
Locatie Breda
Zaaknummer: C/02/372185 / FA RK 20/2493
Machtiging tot het verlenen van verplichte zorg
Beschikking van 27 mei 2020 van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Breda naar aanleiding van het door de officier van justitie ingediende verzoek tot het verlenen van een zorgmachtiging als bedoeld in artikel 7:11 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz), ten aanzien van:
[betrokkene] ,
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats 1],
wonende [adres],
hierna te noemen: betrokkene,
advocaat: mr. J.J. van 't Hoff te Tilburg.
1. Procesverloop
1.1
Het procesverloop blijkt uit het verzoekschrift, ingekomen ter griffie op 13 mei 2020.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
- de bevindingen van de geneesheer-directeur d.d. 8 mei 2020;
- de medische verklaring opgesteld door [psychiater] d.d.7 mei 2020;
- het zorgplan d.d. 8 mei 2020;
- de gegevens over eerder afgegeven machtigingen ingevolge de Wet BOPZ en de Wvggz;
- de relevante politiegegevens en/of strafvorderlijke en justitiële gegevens van betrokkene;
1.2
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 27 mei 2020. Ter zitting waren aanwezig en heeft de rechtbank de volgende personen gehoord door middel van een conference call:
- de advocaat van de betrokkene;
- mevrouw [behandelaar], de behandelaar.
1.3.
Gelet op de recente ontwikkelingen omtrent het Coronavirus (COVID-19) heeft de Rechtspraak besloten alle rechtbanken te sluiten. Urgente zaken zoals de onderhavige gaan echter wel door met dien verstande dat betrokkene samen met haar advocaat telefonisch is gehoord en niet in persoon. De advocaat van de betrokkene is tijdens het telefonisch horen van de betrokkene in de gelegenheid gesteld om zijn zienswijze kenbaar te maken. De rechtbank wil met deze maatregelen voorkomen dat het Coronavirus verder wordt verspreid. Hoewel de rechtbank veel waarde hecht aan het horen van de betrokkene in persoon laat zij thans het belang van de volksgezondheid in het algemeen en de veiligheid van haar medewerkers in het bijzonder prevaleren. Het betreffen uitzonderlijke tijden die tot uitzonderlijke maatregelen nopen. Volledigheidshalve merkt de rechtbank op dat betrokkene, geen bezwaar heeft gemaakt tegen deze manier van horen.
1.4
De rechtbank heeft vastgesteld dat betrokkene niet bereid was zich te doen horen. Voorafgaand aan de zitting heeft de behandelaar toegelicht dat de betrokkene scheldend de ruimte heeft verlaten en dat zij aan de behandelaar heeft aangegeven niet aanwezig te willen zijn.
De advocaat heeft hierop aangegeven dat het hem bekend is dat de betrokkene niets te maken wil hebben met het verzoek tot een zorgmachtiging en in dat kader ook niet gehoord wil worden. Hij heeft haar echter nog wel gesproken. De advocaat stelt dat de betrokkene duidelijk afstand heeft gedaan van haar recht om gehoord te worden en heeft geen bezwaar dat de zitting wordt voorgezet. Met instemming van de overige aanwezigen is de zitting dan ook voortgezet buiten aanwezigheid van de betrokkene.
2. De standpunten
2.1.
De advocaat heeft ter zitting primair verzocht om afwijzing. De betrokkene is het niet eens met het verzoek van de officier van justitie.
Subsidiair voert de advocaat verweer op de vormen van verplichte zorg. Het opnemen in een accommodatie is niet aan de orde gelet op de tijdelijke toestand van betrokkene. Het opleggen in voorwaardelijke vorm is onder de huidige wetgeving ook niet meer mogelijk. Daarnaast wordt verzocht om het toedienen van anticonceptie. De betrokkene heeft een hormoonimplantaat. De advocaat stelt -onder verwijzing naar een uitspraak van Rotterdam met nummer: ECLI:NLBROT:2020:2489 - dat over de prikpil wordt gezegd dat dit niet valt onder artikel 3:2 Wvggz. De advocaat sluit zich aan bij deze stelling en meent dat in onderhavige casus sprake is van een soortgelijk geval. Ook medewerking verlenen aan haar anticonceptie-implantaat valt niet onder artikel 3:2 Wvggz. Er dient eerst te worden geprobeerd om de betrokkene ervan te overtuigen het toch in te nemen. Daarnaast gebruikt zij nu nog anticonceptie. Hierdoor is er tevens ook geen enkele noodzaak om dit in een verplichte vorm toe te dienen. De advocaat verzoekt deze twee vormen dan ook niet toe te wijzen. Ten aanzien van de overige vormen van verplichte zorg refereert hij zich aan het oordeel van de rechter.
2.2.
De behandelaar heeft ter zitting aangegeven dat de betrokkene op dit moment nog erg ontregeld is. Ze weigert haar depot en neemt geen medicatie meer in. Er is wel sprake van aanzienlijk middelengebruik op dit moment. De betrokkene heeft geen ziektebesef- en inzicht. Er is een aantal keer geprobeerd om tot een samenwerking te komen in een vrijwillig kader. Dit is niet gelukt. Telkens ontregelt de betrokkene opnieuw door middelengebruik, maar ook doordat er misbruik van haar wordt gemaakt door meerdere mannen op seksueel vlak. Hierom is al een aantal keer een crisismaatregel uitgesproken. Dit wil de behandelaar voorkomen. De behandelaar ziet dat het steeds slechter gaat met de betrokkene. Hoewel er wel een positieve ontwikkeling is te zien ten opzichte van het moment van de crisismaatregel. Momenteel heeft de betrokkene nog baat mij de restwerking van het laatste depot. De afgelopen week heeft de betrokkene een nieuw depot geweigerd. Hierom is opname noodzakelijk en dient het verzoek toegewezen te worden. Indien de betrokkene haar depot zou nemen, zal het toestandsbeeld snel verbeteren. Als de betrokkene psychotisch ernstig ontregeld is dient er gewacht te worden tot zij weer stabiel is. Dit duurt naar verwachting ongeveer veertien dagen.
Desgevraagd licht de behandelaar het verzoek tot het verplichten van anticonceptie nog toe. De betrokkene vertoont seksueel ontremd gedrag en heeft veel seksuele contacten met verschillende mannen. Ze heeft nu nog een anticonceptie-implantaat. De betrokkene geeft meermaals aan dat ze wil dat deze eruit gaat en ze meent dat ze geen anticonceptie meer nodig heeft. De behandelaar acht het zoals omschreven in het zorgplan wel van belang dat deze vorm van verplichte zorg wordt opgelegd nu de kans er groot is dat zij vervolgens zwanger zal worden.
3. Beoordeling
3.1
Uit de overgelegde stukken en het behandelde ter zitting is gebleken dat betrokkene lijdt aan een psychische stoornis, in de vorm van middelgerelateerde en verslavingsstoornissen en persoonlijkheidsstoornissen en schizofreniespectrum- en andere psychotische stoornissen .
3.2
Deze stoornis leidt tot ernstig nadeel, gelegen in levensgevaar voor zichzelf en/of anderen, ernstig lichamelijk letsel, ernstig materiele schade voor zichzelf en/of anderen, ernstige verwaarlozing van zichzelf, maatschappelijke teloorgang, de bedreiging van de veiligheid van betrokkene al dan niet doordat zij onder invloed van anderen raakt, alsook de situatie dat de betrokkene met hinderlijk gedrag agressie van anderen oproept. De betrokkene is reeds jaren onder behandeling van de GGZ omwille van middelengebruik waarmee zij haar onderliggende pijnlijk emoties probeert te bedekken. De betrokkene kampt met psychotische klachten, waaronder stemmenlast en paranoïde ideeën. Er is sprake van een beperkte draaglast en dit in combinatie met het middelengebruik zorgt voor een ontwikkeling tot psychose, waardoor de betrokkene erg chaotisch wordt. De betrokkene kan impulsief handelen wanneer zij zich benadeeld voelt en kan vanuit hieruit snel boos worden, waarbij zij verbaal en fysieke agressie uit. Daarnaast is de betrokkene verhoogd impulsief en is er sprake van een toenemende last van oordeels-/kritiekstoornissen, waarbij zij haar eigen handelen niet goed kan overzien. Tot slot zijn er ernstige zorgen dat de betrokkene door haar gedrag haar huisvesting kwijt zal raken.
3.3
Om het ernstig nadeel af te wenden of de geestelijke gezondheid van betrokkene te stabiliseren of te herstellen of de door de stoornis bedreigde of aangetaste fysieke gezondheid van betrokkene te stabiliseren of te herstellen, heeft betrokkene zorg nodig
3.4
Gebleken is dat er geen mogelijkheden voor passende zorg op vrijwillige basis zijn. De betrokkene heeft immers geen ziektebesef- en inzicht. Daarnaast blijkt uit de stukken en de mondeling toelichting van de behandelaar dat reeds meerdere pogingen zijn ondernomen om de behandeling in een vrijwillig kader te laten plaatsvinden. Tevens heeft de betrokkene een aanhoudende afkeer tegen de GGZ en geeft ze aan met rust gelaten te worden. Om die reden is verplichte zorg nodig.
3.5.
De advocaat heeft ter zitting verweer gevoerd op de vormen van verplichte zorg waaronder het opnemen in een accommodatie.
Met de advocaat is de rechter het eens dat het opnemen in een accommodatie van de betrokkene enkel van toepassing is wanneer de betrokkene ernstig decompenseert. Zulks is momenteel het geval zoals blijkt uit de mondelinge toelichting van de behandelaar. Uit de toelichting is ook gebleken dat deze decompensatie tijdelijk van aard is en dat naar verwachting de situatie weer stabiel zal worden, nadat de betrokkene een gedwongen depot toegediend zal krijgen. De huidige wetgeving staat het toepassen van deze vorm van verplichte zorg niet (langer) toe in een voorwaardelijke vorm. De rechter ziet echter gelet op de omstandigheden wel aanleiding om deze vorm van verplichte zorg op te leggen, maar zal de termijn echter wel in de duur verkorten. De behandelaar heeft aangegeven dat zij verwachten dat met de toediening van een depot, de betrokkene naar verwachting binnen veertien dagen weer stabiliseert. Om die reden zal deze vorm van verplichte zorg, het opnemen in een accommodatie, worden toegewezen voor de duur van maximaal drie weken vanaf heden.
3.6.
Daarnaast heeft de advocaat verweer gevoerd over het verplicht toedienen van anticonceptie. Hierover oordeelt de rechterbank als volgt.
Uit het zorgplan blijkt dat de betrokkene haar medewerking moet verlenen aan haar anticonceptie middels het anticonceptie-implantaat. Verder blijkt dat deze vorm van het toedienen van anticonceptie wordt in het zorgplan wordt beschouwd als medicatie dan wel een medische handeling als bedoeld in artikel 3:2 lid 2 onder a van de Wvggz. Indien de betrokkene geen medewerking verleent aan de anticonceptie, dan zou de psychiater op basis van het zorgplan het onder dwang gaan toedienen. Een inbreuk op de onaantastbaarheid van iemands lichaam of een schending van de persoonlijke levenssfeer is alleen toegestaan als daar een wettelijke grondslag voor is (artikel 10 en 11 Grondwet en artikel 8 EVRM). De rechtbank is van oordeel dat in de huidige omstandigheden dat artikel 3:2 lid 2 onder a van de Wvggz die grondslag niet biedt. Evenmin is deze verzochte inbreuk in overeenstemming met het wettelijke toetsingskader als bedoeld in artikel 3:3 Wvggz. Het EVRM vereist dat onderdeel van die toetsing is dat de proportionaliteit, subsidiariteit en doelmatigheid wordt beoordeeld. De rechter is van oordeel dat in onderhavig geval niet aan deze gronden wordt voldaan. Immers is momenteel geen sprake van een omstandigheid dat de betrokkene geen anticonceptie gebruikt. Ze heeft een anticonceptie-implantaat. De enkele mededeling van de betrokkene dat ze wil dat deze eruit gaat, rechtvaardigt nog niet dat er over gegaan mag worden tot het gedwongen toedienen van anticonceptie. Daarnaast zijn er nog andere mogelijkheden om dit aangevoerde ernstige nadeel af te wenden. Met de advocaat is de rechter van oordeel dat in het kader van ultimum remedium er ook nog getracht moet worden om de betrokkene van de noodzaak tot het behouden van de anticonceptie overreden moet worden.
3.7
De in het verzoekschrift overige genoemde vormen van zorg zijn gebaseerd op het zorgplan en het advies van de geneesheer-directeur en bestaan uit:
- Toedienen van vocht, voeding en medicatie, alsmede het verrichten van medische controles of andere medische handelingen en therapeutische maatregelen, ter behandeling van een psychische stoornis, dan wel vanwege die stoornis, ter behandeling van een somatische aandoening ;
- Beperken bewegingsvrijheid;
- Controleren op de aanwezigheid van gedrag-beïnvloedende middelen;
- Aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van communicatiemiddelen;
- opnemen in een accommodatie, voor de maximale duur van drie weken vanaf heden. Als na deze opname blijkt dat er een (verdere) opname nodig is, dan moet een nieuwe medische verklaring worden opgesteld, waaruit de noodzaak tot een opname moet blijken.
3.8
Er zijn geen minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben.
3.9
De voorgestelde verplichte zorg is evenredig en naar verwachting effectief. Uit de stukken blijkt dat bij het bepalen van de juiste zorg rekening is gehouden met de voorwaarden die noodzakelijk zijn om deelname van betrokkene aan het maatschappelijk leven te bevorderen, alsmede met de veiligheid van betrokkene.
3.10
Gelet op het voorgaande is voldaan aan de criteria voor en doelen van verplichte zorg als bedoeld in de Wvggz. De zorgmachtiging zal worden verleend voor de (verzochte) duur van 26 weken, en geldt aldus tot en met 25 november 2020.
4. Beslissing
De rechtbank:
verleent een zorgmachtiging ten aanzien van [betrokkene], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats 2], inhoudende dat bij wijze van verplichte zorg de volgende maatregelen kunnen worden getroffen:
- Toedienen van vocht, voeding en medicatie, alsmede het verrichten van medische controles of andere medische handelingen en therapeutische maatregelen, ter behandeling van een psychische stoornis, dan wel vanwege die stoornis, ter behandeling van een somatische aandoening ;
- Beperken bewegingsvrijheid;
- Controleren op de aanwezigheid van gedrag-beïnvloedende middelen;
- Aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van communicatiemiddelen;
- opnemen in een accommodatie, voor de maximale duur van drie weken vanaf heden. Als na deze opname blijkt dat er een (verdere) opname nodig is, dan moet een nieuwe medische verklaring worden opgesteld, waaruit de noodzaak tot een opname moet blijken.
bepaalt dat deze machtiging geldt voor de duur van 26 weken tot en met uiterlijk 25 november 2020;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is op 27 mei 2020 mondeling gegeven door mr. Willemsen, rechter en in het openbaar uitgesproken bijgestaan door Bruijs als griffier, en op 2 juni 2020 schriftelijk uitgewerkt en ondertekend. | ||
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.