Rb. Arnhem, 10-01-2007, nr. 148492
ECLI:NL:RBARN:2007:AZ9268
- Instantie
Rechtbank Arnhem
- Datum
10-01-2007
- Zaaknummer
148492
- LJN
AZ9268
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
Ondernemingsrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBARN:2007:AZ9268, Uitspraak, Rechtbank Arnhem, 10‑01‑2007; (Eerste aanleg - enkelvoudig)
Uitspraak 10‑01‑2007
Inhoudsindicatie
The Scotch Whisky Assocation vordert dat de rechtbank een voorlopige voorziening zal treffen voor de duur van het geding. Zij voerdert te bepalen dat zij het recht van inzage heeft (door middel van het krijgen van de beschikking over kopieen van de) in de in de dagvaarding onder 62 omschreven bescheiden zich bevindende bij de gerechtelijke bewaarder.
Partij(en)
vonnis
RECHTBANK ARNHEM
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 148492 / HA ZA 06-2087
Vonnis in incident van 10 januari 2007
in de zaak van
de rechtspersoon naar Schots recht
THE SCOTCH WHISKY ASSOCATION,
gevestigd te Edinburgh, Schotland,
eiseres in de hoofdzaak,
eiseres in het incident,
procureur mr. F.J. Boom,
advocaat mrs. W.A. Hoyng en A.A. Hirschfeld te Amsterdam,
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
TRADING COMPANY [naam] B.V.,
gevestigd te Nijkerk,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[naam] DISTILLERIES B.V.,
gevestigd te Nijkerk,
3. [gedaagde sub 3],
wonende te [woonplaats],
4. [gedaagde sub 4],
wonende te [woonplaats],
5. [gedaagde sub 4],
wonende te [woonplaats],
gedaagden in de hoofdzaak,
verweerders in het incident,
procureur mr. P.A.C. de Vries,
advocaat mr. J.P. Plasman.
Partijen zullen hierna The Scotch Whisky Assocation en Trading Company M.J. [naam] B.V. c.s. genoemd worden.
1. De procedure
1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- -
de dagvaarding tevens houdende de incidentele vordering tot het treffen van een voorlopige voorziening
- -
de akte houdende getuigen van The Scotch Whisky Assocation
- -
de incidentele conclusie van antwoord.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald in het incident.
2. De beoordeling in het incident
2.1.
The Scotch Whisky Assocation vordert dat de rechtbank een voorlopige voorziening zal treffen voor de duur van het geding. Zij vordert
- a.
te bepalen dat zij het recht van inzage heeft (door middel van het krijgen van de beschikking over kopieën van de) in de in de dagvaarding onder 62 omschreven bescheiden, zich bevindende bij de gerechtelijke bewaarder, en gedaagden ieder afzonderlijk en gezamenlijk te bevelen mee te werken aan een dergelijke inzage, zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom van EUR 25.000,00 per dag – een gedeelte van een dag als een hele dag gerekend – dat aan dit bevel niet geheel en volledig wordt voldaan,
alsmede
- b.
Trading Company M.J. [naam] B.V. c.s. ieder afzonderlijk en gezamenlijk te bevelen om binnen vijf dagen na betekening van dit vonnis (door middel van het geven van de beschikking over kopieën van deze bescheiden) inzage te verschaffen in de onder het verzoekschrift tot beslaglegging vallende bescheiden, genoemd onder punt 48, 49 en 50 van de dagvaarding, welke zich in de macht van gedaagden bevinden en die niet in beslag zijn genomen, zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom van EUR 25.000,00 per dag – een gedeelte van een dag als een hele dag gerekend – dat aan dit bevel niet geheel en behoorlijk wordt voldaan,
alsmede
- c.
gedaagden hoofdelijk te veroordelen in de kosten van het incident, een en ander met inachtneming van het bepaalde in de Handhavingsrichtlijn, waarbij door betaling door de één, ook de ander wordt bevrijd.
2.2.
Trading Company M.J. [naam] B.V. c.s. voert verweer. Zij stelt dat The Scotch Whisky Assocation in de inleidende dagvaarding verzuimd heeft het getuigenbewijs aan te geven en daarmee niet heeft voldaan aan de substantiëringsplicht. Zij concludeert primair dat The Scotch Whisky Assocation door het niet opgeven van getuigen in de dagvaarding niet-ontvankelijk is in haar eis, subsidiair dat The Scotch Whisky Assocation omdat zij te laat komt met haar bewijsaanbod, daarin niet moet worden toegelaten, hetgeen ook geldt voor de getuigen die eventueel naar voren zouden kunnen komen als de provisionele vordering tot inzage wordt toegewezen.
2.3.
The Scotch Whisky Assocation heeft naar het oordeel van de rechtbank voldoende processueel belang bij de incidentele vordering. De gevraagde voorlopige voorziening hangt samen met de hoofdvordering en is gericht op een voorziening die voor de duur van de aanhangige bodemprocedure kan worden gegeven. Derhalve moet worden beoordeeld of een afweging van de materiële belangen van partijen de gevorderde ordemaatregel rechtvaardigt.
2.4.
De rechtbank verwerpt het verweer. Nu The Scotch Whisky Assocation bij akte getuigen heeft genoemd en heeft aangegeven overigens te zijn aangewezen op de bescheiden waarop haar provisionele vordering doelt, heeft zij naar het oordeel van de rechtbank, gelet op de omstandigheden van de zaak, in voldoende mate voldaan aan haar substantiëringsplicht. Zij is dan ook niet niet-ontvankelijk in haar eis. Evenmin volgt de rechtbank thans de conclusie dat The Scotch Whisky Assocation niet moet worden toegelaten in haar bewijsaanbod.
2.5.
De vraag of The Scotch Whisky Assocation een rechtmatig belang heeft bij het vorderen van de door haar bedoelde bescheiden – waaronder mede moeten worden verstaan op een gegevensdrager aangebrachte gegevens zoals hier bedoeld zijn – wordt door Trading Company M.J. [naam] B.V. c.s. niet gesteld. Dat is echter ingevolge art. 843a Rv. de vraag die bij de beoordeling van de provisionele vordering aan de orde is. Nu Trading Company M.J. [naam] B.V. c.s. niet aanvoert dat The Scotch Whisky Assocation een zodanig belang niet heeft en voorshands aannemelijk is uit de dagvaarding en de overgelegde producties dat The Scotch Whisky Assocation een zodanig belang wél heeft, zal de rechtbank de provisionele vordering toewijzen in voege als hierna aangegeven is.
2.6.
De rechtbank zal echter de beslissing omtrent de kosten van het incident aanhouden, totdat in de hoofdzaak zal worden beslist.
3. De beslissing
De rechtbank
in het incident
3.1.
veroordeelt Trading Company M.J. [naam] B.V. c.s. The Scotch Whisky Assocation voor de duur van dit geding inzage te geven door middel van het verschaffen van de beschikking over kopieën van de in de in de dagvaarding onder 62 omschreven bescheiden – samengevat: vier diskettes en een harde schijf waarop op 20 september 2006 conservatoir bewijsbeslag is gelegd –, zich bevindende bij de gerechtelijke bewaarder,
3.2.
beveelt de gedaagden ieder afzonderlijk en gezamenlijk mee te werken aan de inzage die onder 3.1 bedoeld is, zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom van EUR 25.000,00 per dag – een gedeelte van een dag als een hele dag gerekend – dat aan dit bevel niet geheel en volledig wordt voldaan, tot een maximum van EUR 1.000.000,00,
3.3.
beveelt Trading Company M.J. [naam] B.V. c.s. ieder afzonderlijk en gezamenlijk om binnen vijf dagen na betekening van dit vonnis door middel van het geven van de beschikking over kopieën van deze bescheiden voor de duur van dit geding inzage te verschaffen in de onder het verzoekschrift tot beslaglegging vallende bescheiden, genoemd onder punt 48, 49 en 50 van de dagvaarding – samengevat: alle bescheiden die betrekking hebben op de samenstelling, productiemethode, inkoop, verkoop en distributie van de blikjes Grands Crown en de sachets Gold Bond, waartoe in ieder geval behoren de bescheiden genoemd onder punt 49 van de dagvaarding, bescheiden steeds verstaan in de ruime zin die daaraan onder punt 50 van de dagvaarding is gegeven –, welke zich in de macht van Trading Company M.J. [naam] B.V. c.s. bevinden en die niet in beslag zijn genomen,
3.4.
beveelt de gedaagden ieder afzonderlijk en gezamenlijk mee te werken aan de inzage die onder 3.3 bedoeld is, zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom van EUR 25.000,00 per dag – een gedeelte van een dag als een hele dag gerekend – dat aan dit bevel niet geheel en behoorlijk wordt voldaan, tot een maximum van EUR 1.000.000,00,
3.5.
verklaart deze veroordeling uitvoerbaar bij voorraad,
3.6.
houdt de beslissing omtrent de kosten van het incident aan,
in de hoofdzaak
3.7.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van 21 februari 2007 voor conclusie van antwoord.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.D.A. den Tonkelaar en in het openbaar uitgesproken op 10 januari 2007.