Hof Arnhem-Leeuwarden, 04-04-2014, nr. ks 24-001504-12
ECLI:NL:GHARL:2014:2675
- Instantie
Hof Arnhem-Leeuwarden
- Datum
04-04-2014
- Zaaknummer
ks 24-001504-12
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHARL:2014:2675, Uitspraak, Hof Arnhem-Leeuwarden, 04‑04‑2014; (Hoger beroep)
Uitspraak 04‑04‑2014
Inhoudsindicatie
Vrijspraak t.z.v. de ten laste gelegde overschrijding van de maximum rijsnelheid (met meer dan 40 kilometer per uur). Discussie over de bewijswaarde van twee zich in het dossier bevindende, voor een bewezenverklaring van belang zijnde stukken. Vast staat dat beide stukken geen originele stukken zijn, noch dat zij voor eensluidend met het origineel gewaarmerkt zijn. Het betreffen gescande stukken die niet aangemerkt kunnen worden als elektronisch proces-verbaal, nu geen sprake is van een digitaal afschrift dat is voorzien van een gekwalificeerde elektronische handtekening van een daartoe, door de verantwoordelijke aangewezen, ambtenaar als bedoeld in art. 2, lid 2, van het Besluit elektronisch proces-verbaal. Aan beide stukken kan niet de bijzondere bewijskracht als bedoeld in lid 2 van art. 344 Sv worden toegekend. Eén van de stukken is tevens niet op ambtseed/ambtsbelofte opgemaakt, zoals art. 153, lid 2, Sv voorschrijft. Beide stukken worden gekwalificeerd als “andere geschriften” in de zin van art. 344, lid 1, onder 5, Sv. Het bewijs dat de verdachte het ten laste gelegde heeft gepleegd, kan slechts uit één van de stukken worden afgeleid. Dit is onvoldoende wettig bewijs.
Afdeling strafrecht
Parketnummer: 24-001504-12
Uitspraak d.d.: 4 april 2014
TEGENSPRAAK
Promis
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de kantonrechter Leeuwarden van 14 juni 2012 met parketnummer 96-032125-12 in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1968],
wonende te [woonplaats], [adres].
Het hoger beroep
De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van het hof van 30 november 2012, 11 april 2013 en 21 maart 2014.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot veroordeling van verdachte ter zake van het hem ten laste gelegde tot een geldboete van€ 360,--, subsidiair 7 dagen hechtenis. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen namens verdachte door zijn raadsvrouw, mr. M.R. Rauwerda, naar voren is gebracht.
Het vonnis waarvan beroep
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere bewijsbeslissing komt en daarom opnieuw rechtdoen.
De tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 16 juni 2011 te [plaats], gemeente [gemeente], buiten de bebouwde kom, als bestuurder van een motorvoertuig (personenauto) op de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de [straat], welke weg als autosnelweg was aangeduid, heeft gereden met een snelheid van ongeveer 163 kilometer per uur, in elk geval de aldaar toegestane maximumsnelheid van 120 kilometer per uur met meer dan 40 kilometer per uur heeft overschreden.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Vrijspraak
Het dossier bevat twee stukken die voor een eventuele bewezenverklaring van belang kunnen zijn, te weten het stuk getiteld “Proces-verbaal overtreding”, ondertekend door [verbalisant1] en genummerd als [nummer] (hierna: stuk A), en het stuk dat kennelijk handmatig door verbalisanten [verbalisant2] en [verbalisant3] is ondertekend en door [verbalisant1] als het ‘brondocument’ wordt aangeduid (hierna: stuk B).
In de door de raadsvrouw bij begeleidende brief d.d. 8 november 2012 toegezonden appelschriftuur stelt zij de bewijswaarde van deze stukken ter discussie. Zij concludeert dat hieraan niet de (bijzondere) bewijskracht van een proces-verbaal in de zin van de wet verbonden kan worden.
Ter terechtzitting van het hof d.d. 30 november 2012 is beslist tot een schriftelijke voorbereiding omtrent de bewijswaarde van de dossierstukken. De advocaat-generaal heeft bij schriftelijk standpunt d.d. 14 januari 2013 kenbaar gemaakt dat stuk A in zijn visie, op zichzelf beschouwd, gekwalificeerd dient te worden als een “ander geschrift” in de zin van artikel 344, eerste lid, onder 5, van het Wetboek van Strafvordering en stuk B, op zichzelf beschouwd, als een proces-verbaal in de zin van artikel 344, eerste lid, onder 2, van het Wetboek van Strafvordering. Dit laatste stuk is tevens te beschouwen als proces-verbaal in de zin van de artikelen 153 en 344, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering. Nu stuk A verwijst naar stuk B, kan stuk A in combinatie met stuk B worden beschouwd als proces-verbaal in deze zin.
Ter terechtzitting van het hof d.d. 21 maart 2014 hebben zowel de advocaat-generaal als de raadsvrouw hun standpunten gehandhaafd. De raadsvrouw heeft geconcludeerd dat het dossier onvoldoende wettig bewijs bevat voor bewezenverklaring van het ten laste gelegde, zodat verdachte vrijgesproken dient te worden.
Het hof overweegt als volgt.
Voor een bewezenverklaring kan slechts gebruik worden gemaakt van wettige bewijsmiddelen. Artikel 344 van het Wetboek van Strafvordering geeft in lid 1, onder 1 tot en met 5, een overzicht van de als wettige bewijsmiddelen te beschouwen schriftelijke bescheiden. In lid 1, onder 2, wordt het proces-verbaal genoemd. Op grond van het tweede lid van dit artikel wordt aan een proces-verbaal van een opsporingsambtenaar een bijzondere bewijskracht toegekend in die zin dat het bewijs dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft gepleegd kan worden aangenomen op basis van enkel een zodanig proces-verbaal.
Uit de jurisprudentie blijkt dat een afschrift of een kopie van een proces-verbaal van een opsporingsambtenaar slechts dan de bijzondere bewijskracht als bedoeld in het tweede lid van artikel 344 van het Wetboek van Strafvordering toekomt als dit afschrift of deze kopie als eensluidend met het origineel is gewaarmerkt.
Het hof stelt vast dat de stukken A en B geen originele stukken zijn. Zij zijn evenmin als eensluidend met het origineel gewaarmerkt. Het betreft hier gescande stukken die – gelijk de advocaat-generaal in zijn schriftelijk standpunt - niet kunnen worden aangemerkt als elektronisch proces-verbaal. Er is geen sprake van een digitaal afschrift dat is voorzien van een gekwalificeerde elektronische handtekening van een daartoe, door de verantwoordelijke aangewezen, ambtenaar als bedoeld in artikel 2, tweede lid, van het Besluit electronisch proces-verbaal. Gelet hierop kan aan stuk A noch aan stuk B de bijzondere bewijskracht als bedoeld in het tweede lid van artikel 344 worden toegekend. Voor wat betreft stuk A komt daar nog bij dat het stuk niet op ambtseed/ambtsbelofte opgemaakt, zoals artikel 153, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering voorschrijft.
Zowel stuk A als B kwalificeert het hof als in artikel 344, lid 1, onder 5, genoemde categorie “andere geschriften”.
Voorts ziet het hof zich voor de vraag gesteld of deze twee “andere geschriften” voldoende wettig bewijs opleveren voor het aan verdachte ten laste gelegde.
Het bewijs dat de verdachte het tenlastegelegde heeft gepleegd, kan slechts uit stuk B worden afgeleid. Stuk A geeft daaromtrent geen nadere informatie. Het gaat hier slechts om het invoeren van de informatie uit stuk B in de elektronische systemen.
Het dossier bevat, gelet hierop, onvoldoende wettig bewijs dat verdachte het hem ten laste gelegde heeft begaan zodat hij daarvan behoort te worden vrijgesproken.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Aldus gewezen door
mr. J.J. Beswerda, voorzitter,
mr. O. Anjewierden en mr. W.M. van Schuijlenburg, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. K.J. Reinke, griffier,
en op 4 april 2014 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. O. Anjewierden is buiten staat om dit arrest te ondertekenen.