Einde inhoudsopgave
Wet voortgezet onderwijs 2020
Artikel 4.16 Tijdelijke nevenvestiging
Geldend
Geldend vanaf 01-08-2022
- Bronpublicatie:
30-09-2020, Stb. 2020, 379 (uitgifte: 14-10-2020, kamerstukken: 35297)
- Inwerkingtreding
01-08-2022
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
29-11-2021, Stb. 2021, 599 (uitgifte: 09-12-2021, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Onderwijsrecht / Voortgezet onderwijs
1.
Een tijdelijke nevenvestiging voorziet in de tijdelijke huisvestingsbehoefte van een hoofdvestiging of nevenvestiging en is gelegen op hemelsbreed gemeten een afstand van minder dan 3 kilometer van de hoofdvestiging of nevenvestiging.
2.
Onze Minister brengt een tijdelijke nevenvestiging voor bekostiging in aanmerking indien het bevoegd gezag heeft aangetoond dat het college van burgemeester en wethouders de benodigde huisvesting ter beschikking zal stellen. De verplichting in de eerste volzin is niet van toepassing op verticale scholengemeenschappen en scholen waarvoor jaarlijks een bedrag voor huisvestingskosten wordt betaald op grond van artikel 6.21.
3.
Op een tijdelijke nevenvestiging kan onderwijs worden verzorgd in dezelfde schoolsoorten, in dezelfde profielen als bedoeld in de artikelen 2.26, tweede lid, en 2.27, tweede lid, en in dezelfde leerjaren als op de hoofdvestiging of nevenvestiging.