Hof Arnhem-Leeuwarden, 24-10-2019, nr. 200.259.472/01
ECLI:NL:GHARL:2019:9051
- Instantie
Hof Arnhem-Leeuwarden
- Datum
24-10-2019
- Zaaknummer
200.259.472/01
- Vakgebied(en)
Personen- en familierecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHARL:2019:9051, Uitspraak, Hof Arnhem-Leeuwarden, 24‑10‑2019; (Hoger beroep)
Uitspraak 24‑10‑2019
Inhoudsindicatie
Wijziging bewindvoerder ondanks dat bewindvoerder haar taken naar behoren uitvoerde. De relatie rechthebbende-bewindvoerder is voor rechthebbende belastend en heeft een negatieve invloed op zijn psychisch welbevinden. Hierin is de gewichtige reden voor ontslag gelegen.
Partij(en)
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.259.472/01
(zaaknummer rechtbank Noord-Nederland 7353432 VO VERZ 18-2399)
beschikking van 24 oktober 2019
inzake
[verzoekster] ,
kantoorhoudende te [A] ,verzoekster in hoger beroep,
verder te noemen: [verzoekster] ,
advocaat: mr. T.A. Bruins te Aerdenhout,
en
Stichting Bewindvoering [B],
in haar hoedanigheid van bewindvoerder van [C],
kantoorhoudende te [D] ,
verweerster in hoger beroep,
verder te noemen: Stichting Bewindvoering [B] ,
advocaat: mr. F. Hofstra te Leeuwarden.
Als overige belanghebbenden zijn aangemerkt:
1. [C] ,
wonende te [E] ,
verder te noemen: rechthebbende,
2. [F],
wonende te [E] ,
verder te noemen: de echtgenote van rechthebbende.
1. Het geding in eerste aanleg
Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de kantonrechter in de rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden, van 8 april 2019, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.
2. Het geding in hoger beroep
2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift met productie(s), ingekomen op 14 mei 2019;
- het verweerschrift met productie(s).
2.2
De mondelinge behandeling heeft op 26 september 2019 plaatsgevonden. Namens [verzoekster] is de heer [G] (directeur) verschenen, bijgestaan door zijn advocaat. Namens Stichting Bewindvoering [B] zijn verschenen de heer [H] en mevrouw [I] , bijgestaan door hun advocaat. Ook zijn verschenen rechthebbende en zijn echtgenote, vergezeld van hun begeleidster mevrouw [J] .
3. De feiten
3.1
Rechthebbende is geboren [in] 1952.
3.2
Bij beschikking van 10 september 2008 is - naar het hof begrijpt - een bewind ingesteld over alle tegenwoordige en toekomstige goederen die toebehoren aan rechthebbende en is [verzoekster] tot bewindvoerder benoemd.
3.3
Sinds 18 september 2008 heeft [verzoekster] tevens op grond van een verklaring zaakwaarneming de financiële belangen behartigd van de echtgenote van rechthebbende.
3.4
Bij verzoekschrift, ingekomen bij de kantonrechter op 16 november 2018, heeft rechthebbende verzocht [verzoekster] te ontslaan als zijn bewindvoerder en Stichting Bewindvoering [B] te benoemen tot zijn opvolgend bewindvoerder.
3.5
Bij beschikking van - naar het hof begrijpt - 5 april 2019 is op verzoek van de echtgenote van rechthebbende haar vermogen onder bewind gesteld en is Stichting Bewindvoering [B] tot bewindvoerder benoemd.
4. De omvang van het geschil
4.1
Bij de bestreden beschikking van 8 april 2019 heeft de kantonrechter, voor zover hier van belang, met ingang van 1 mei 2019 [verzoekster] ontslagen als bewindvoerder van rechthebbende en Stichting Bewindvoering [B] met ingang van 1 mei 2019 benoemd tot bewindvoerder van rechthebbende.
4.2
[verzoekster] is met twee grieven in hoger beroep gekomen van de beschikking van 8 april 2019. Deze grieven beogen het geschil in hoger beroep in volle omvang aan de orde te stellen. [verzoekster] verzoekt het hof de bestreden beschikking te vernietigen en opnieuw rechtdoende het verzoek van rechthebbende tot wijziging van bewindvoerder alsnog af te wijzen, als gevolg waarvan [verzoekster] niet is ontslagen als bewindvoerder en Stichting Bewindvoering [B] niet is benoemd tot opvolgend bewindvoerder en de overige bepalingen over de rekening en verantwoording en de vergoeding en de inschrijving tevens als ingetrokken dienen te worden beschouwd.
4.3
Stichting Bewindvoering [B] voert verweer en verzoekt het hof de bestreden beschikking ongewijzigd in stand te laten. Rechthebbende wil bij de nieuwe bewindvoerder blijven.
5. De motivering van de beslissing
5.1
Op grond van artikel 1:448 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek (BW) wordt een bewindvoerder ontslag verleend hetzij op eigen verzoek hetzij wegens gewichtige redenen of omdat de bewindvoerder niet meer voldoet aan de eisen om bewindvoerder te kunnen worden, zulks op verzoek van een medebewindvoerder of degene die gerechtigd is onderbewindstelling te verzoeken als bedoeld in artikel 432, eerste en tweede lid, dan wel ambtshalve. In dit hoger beroep is de vraag aan de orde of er gewichtige redenen zijn om [verzoekster] ontslag te verlenen.
5.2
Het hof stelt voorop dat uit de overgelegde stukken en het verhandelde ter zitting niet is gebleken dat [verzoekster] haar taken als bewindvoerder niet naar behoren heeft uitgevoerd. Het bewind verloopt in financieel opzicht naar behoren; er zijn geen nieuwe schulden ontstaan en alle vaste lasten worden betaald. Ook overigens is het hof niet gebleken dat [verzoekster] betreffende het vermogen van rechthebbende zou hebben gehandeld op een wijze die niet in het belang van rechthebbende moet worden geacht. De wijze waarop [verzoekster] het bewind over het vermogen van rechthebbende heeft uitgevoerd, vormt dan ook geen gewichtige reden voor ontslag.
5.3
Daartegenover is echter ook het volgende gebleken. De begeleidster van rechthebbende heeft verklaard dat rechthebbende al sinds langere tijd niet tevreden was over de samenwerking met [verzoekster] . Hij ervoer de samenwerking als zeer moeizaam. Met name de - in zijn ogen - trage uitbetaling van aangevraagde gelden leidde bij hem tot veel stress en onrust. In zo'n situatie reageerde rechthebbende opvliegend en bleef hij erg onrustig tot de betaling geregeld was, aldus zijn begeleidster. Het hof heeft ter zitting kunnen waarnemen dat rechthebbende nog steeds erg boos wordt als hij terugdenkt aan de in zijn ogen trage uitbetaling van gelden. Daarnaast was voor rechthebbende en zijn begeleiding niet altijd duidelijk wie bij de bewindvoerder als aanspreekpunt fungeerde. Uiteindelijk heeft rechthebbende besloten dat hij een andere bewindvoerder wilde. De betrokken hulpverlening heeft rechthebbende hierin gevolgd en ondersteund, mede omdat hen dit een goede maatregel leek om de onrust bij rechthebbende weg te nemen. Omdat rechthebbende niet of nauwelijks kan lezen en schrijven heeft de begeleidster van rechthebbende vervolgens een aantal mogelijke bewindvoerders opgezocht en voorgesteld en rechthebbende heeft hieruit zelf een keuze gemaakt.
5.4
Naar het oordeel van het hof blijkt uit hetgeen hiervoor is vermeld dat de samenwerking met [verzoekster] voor de rechthebbende emotioneel belastend is en tot veel onrust, onduidelijkheid en stress leidt. Ook lijkt sprake te zijn van groeiende gevoelens van ongenoegen van rechthebbende jegens [verzoekster] . Dit alles heeft een negatieve invloed op het (psychische) welbevinden van rechthebbende. Naar het hof ter zitting is gebleken is er in ieder geval aan de zijde van rechthebbende geen ruimte meer om te komen tot een hernieuwde samenwerking tussen hem en [verzoekster] .
Gelet op deze situatie acht het hof het in het belang van rechthebbende dat hierin verandering komt. Het feit dat [verzoekster] kennelijk nog wel vertrouwen heeft in een werkbare samenwerking met rechthebbende, dan wel mogelijkheden ziet om de vertrouwensband met rechthebbende te herstellen, acht het hof gezien het vorenstaande niet van doorslaggevend belang voor zijn beslissing.
Het hof neemt bij zijn oordeel verder in aanmerking dat rechthebbende de samenwerking met Stichting Bewindvoering [B] naar behoren en naar tevredenheid vindt verlopen en dat hij de verstandhouding ook als prettig en duidelijk ervaart. Hierdoor ervaart hij nu ook rust, wat naar het hof aanneemt een positief effect heeft op zijn (psychische) welbevinden. Het terugdraaien van het ontslag van [verzoekster] moet mede in dit licht als onwenselijk worden beschouwd.
Het hof is dan ook van oordeel dat sprake is van gewichtige redenen die het ontslag van [verzoekster] rechtvaardigen.
5.5
Voor zover de [verzoekster] heeft aangegeven dat het kwalijk is dat Stichting Bewindvoering [B] zich niet heeft gehouden aan de voor professionele bewindvoerders geldende Aanbevelingen, door voorafgaande aan het verzoek tot wijziging van bewindvoerder geen contact op te nemen met hen, merkt het hof op dat deze omissie, voor zover die al zou hebben plaatsgevonden, niet tot een ander oordeel kan leiden omdat dit geen afbreuk doet aan de aanwezigheid van gewichtige redenen.
5.6
De omstandigheid dat de overstap naar een andere bewindvoerder in de situatie van rechthebbende mogelijk leidt tot hogere kosten kan evenmin tot een ander oordeel leiden.
6. De slotsom
Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen, zal het hof de bestreden beschikking bekrachtigen.
7. De beslissing
Het hof, beschikkende in hoger beroep:
bekrachtigt de beschikking van de kantonrechter in de rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden, van 8 april 2019.
Deze beschikking is gegeven door mrs. J.G. Idsardi, R. Prakke-Nieuwenhuizen en G.M. van der Meer, bijgestaan door mr. H.B. Fortuyn als griffier, en is op 24 oktober 2019 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.