Einde inhoudsopgave
Wet buitengewoon pensioen zeelieden-oorlogsslachtoffers
Artikel 3
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2001
- Bronpublicatie:
13-12-2000, Stb. 2000, 584 (uitgifte: 01-01-2000, kamerstukken: 27259)
- Inwerkingtreding
01-01-2001
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
13-12-2000, Stb. 2000, 585 (uitgifte: 01-01-2000, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Overige regelgevende instantie(s)
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
- Vakgebied(en)
Verzekeringsrecht / Pensioenrecht
1.
De zeeman heeft recht op buitengewoon pensioen in geval van:
- a.
verwonding of verminking, ontstaan in dienst van het zeevaartuig of zeevissersvaartuig, bekomen in verband met de vaarplicht of de oorlog;
- b.
ziekten of gebreken, welke geheel of gedeeltelijk het gevolg zijn van verrichtingen of vermoeienissen, aan zijn dienstbetrekking als zeeman gedurende het in het eerste lid van artikel 1 genoemde tijdvak verbonden, of van de behandeling ondervonden tijdens gevangenhouding door de vijand, of van bijzondere omstandigheden of toestanden, welke zich in verband met zijn dienstbetrekking als zeeman gedurende genoemd tijdvak hebben voorgedaan, dan wel die tot uiting zijn gekomen of verergerd onder overwegende invloed van die verrichtingen, vermoeienissen, behandeling, bijzondere omstandigheden of toestanden; een en ander onder voorbehoud, dat die verwondingen, verminkingen, ziekten of gebreken niet door eigen opzettelijk toedoen zijn ontstaan, tot uiting gekomen of verergerd.
2.
Indien de in het eerste lid bedoelde verwonding, verminking, ziekten of gebreken een arbeidsongeschiktheid van ten minste veertig procent veroorzaken, doch het totaal der arbeidsongeschiktheid een hoger percentage bedraagt, geldt voor de vaststelling van de mate van arbeidsongeschiktheid, waarnaar het buitengewoon pensioen wordt berekend, dit hoger percentage, voorzoveel de meerdere arbeidsongeschiktheid niet duidelijk uit andere oorzaken dan de vaarplicht of de oorlog is ontstaan.
3.
Het verband of gevolg, bedoeld in het eerste lid, wordt geacht aanwezig te zijn, indien de zeeman:
- a.
naar het oordeel van de Raad in verband met de aard van zijn verrichtingen als zeeman aan buitengewoon zware en langdurige spanningen heeft blootgestaan dan wel in het in artikel 1, eerste lid, genoemde tijdvak in verband met de vaarplicht of de oorlog drie maanden of langer in gevangenschap heeft doorgebracht en
- b.
voor ten minste zestig procent arbeidsongeschikt is en deze arbeidsongeschiktheid niet duidelijk uit andere oorzaken dan de vaarplicht of de oorlog is ontstaan.
4.
Bij de toepassing van het eerste, tweede en derde lid wordt rekening gehouden met de inzichten en ervaringen van de medische wetenschap met betrekking tot de relatie tussen de vaarplicht of de oorlog en de geestelijke en lichamelijke gezondheidstoestand.
5.
In bijzondere gevallen is de Raad bevoegd het recht op buitengewoon pensioen toe te kennen aan een zeeman, op wie de voorafgaande bepalingen dezer wet niet of niet geheel van toepassing zijn. Een dergelijk besluit wordt niet genomen dan nadat Onze Minister daarin heeft toegestemd. Toestemming kan worden onthouden wegens strijd met het recht of het algemeen belang.
6.
Wanneer op grond van verwonding, verminking, ziekten of gebreken als bedoeld in het eerste lid een buitengewoon pensioen wordt toegekend en uit hoofde van die verwonding, verminking, ziekten of gebreken behandeling of verpleging is vereist, wordt aan de gepensioneerde ter zake daarvan vergoeding verleend volgens bij of krachtens algemene maatregel van bestuur te stellen regelen.
7.
In afwijking van het zesde lid kan aan categorieën gepensioneerden vergoeding ter zake van bepaalde de behandeling of verpleging omvattende voorzieningen worden verleend zonder dat deze voorzieningen uit hoofde van verwonding, verminking, ziekten of gebreken als bedoeld in het eerste lid, zijn vereist. Bij algemene maatregel van bestuur worden ter zake regels gesteld.
8.
Bij algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld betreffende de mogelijkheid om de vergoeding ter zake van bepaalde de behandeling of verpleging omvattende voorzieningen na het overlijden van de gepensioneerde gedurende een bepaalde tijd ten gunste van de weduwe of weduwnaar voort te zetten.