HR, 17-10-2023, nr. 21/05339
ECLI:NL:HR:2023:1444
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
17-10-2023
- Zaaknummer
21/05339
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2023:1444, Uitspraak, Hoge Raad, 17‑10‑2023; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2023:936
ECLI:NL:PHR:2023:936, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 06‑06‑2023
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2023:1444
Uitspraak 17‑10‑2023
Inhoudsindicatie
Diamantroof op Schiphol in 2005. Geen middelen ingediend, verdachte n-o. Samenhang met 21/05218, 21/05226, 21/05232 en 21/05272.
Partij(en)
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer 21/05339
Datum 17 oktober 2023
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof Amsterdam van 17 december 2021, nummer 23-000417-19, in de strafzaak
tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1964,
hierna: de verdachte.
1. Procesverloop in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Cassatiemiddelen zijn namens deze niet voorgesteld.
De advocaat-generaal A.E. Harteveld heeft geconcludeerd tot niet–ontvankelijkverklaring van het beroep.
2. Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep
De wet bepaalt binnen welke termijn een advocaat namens de verdachte een schriftuur met cassatiemiddelen (klachten) bij de Hoge Raad moet indienen. Aan die verplichting is niet voldaan. Het gevolg daarvan is dat de Hoge Raad het beroep van de verdachte niet in behandeling kan nemen (zie artikel 437 lid 2 van het Wetboek van Strafvordering).
3. Beslissing
De Hoge Raad verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de vice-president M.J. Borgers als voorzitter, en de raadsheren C. Caminada en T.B. Trotman, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 17 oktober 2023.
Conclusie 06‑06‑2023
Inhoudsindicatie
Diamantroof op Schiphol in 2005. Geen middelen ingediend. Conclusie strekt tot niet-ontvankelijkverklaring van het cassatieberoep. Samenhang met 21/05232, 21/05226, 21/05218 en 21/05272.
PROCUREUR-GENERAAL
BIJ DE
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
Nummer 21/05339
Zitting 6 juni 2023
CONCLUSIE
A.E. Harteveld
In de zaak
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1964,
hierna: de verdachte
De verdachte is bij arrest van 17 december 2021 door het gerechtshof Amsterdam wegens onder 2 primair “poging tot diefstal, voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, die diefstal gemakkelijk te maken en/of bij betrapping op heter daad, aan zichzelf of andere deelnemers van het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen” veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 43 maanden.
Er bestaat samenhang met de zaken 21/05232, 21/05226, 21/05218 en 21/05272. In deze zaken zal ik vandaag ook concluderen.
Het cassatieberoep is ingesteld namens de verdachte. Namens de verdachte is geen schriftuur houdende middelen van cassatie ingediend.
Nu de verdachte niet binnen de bij de wet gestelde termijn bij de Hoge Raad door een raadsman een schriftuur houdende middelen van cassatie heeft doen indienen, kan hij ingevolge artikel 437 lid 2 Sv niet in zijn cassatieberoep worden ontvangen.
Deze conclusie strekt tot niet-ontvankelijkverklaring van het beroep.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG