Hof Leeuwarden, 31-08-2005, nr. 24-001009-05a
ECLI:NL:GHLEE:2005:AU2812
- Instantie
Hof Leeuwarden
- Datum
31-08-2005
- Zaaknummer
24-001009-05a
- LJN
AU2812
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHLEE:2005:AU2812, Uitspraak, Hof Leeuwarden, 31‑08‑2005; (Hoger beroep)
- Wetingang
art. 38m Wetboek van Strafrecht
- Vindplaatsen
NbSr 2005/341
Uitspraak 31‑08‑2005
Inhoudsindicatie
Veroordeling tot gevangenisstraf voor aantal diefstallen. Motivering van het niet opleggen maatregel ISD.
Partij(en)
Parketnummer: 24-001009-05
Arrest van 31 augustus 2005 van het gerechtshof te Leeuwarden, eerste meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank te Assen van
3 mei 2005 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1966] te [geboorteplaats],
volgens eigen opgave wonende aan boord van de woonboot [woonboot], welke aan de noordzijde in het [kanaal] te [plaats] ligt,
thans verblijvende in P.I. Noord - De Grittenborgh te Hoogeveen,
verschenen in persoon, bijgestaan door zijn raadsman, mr. M.C. van Linde, advocaat te Groningen.
Het vonnis waarvan beroep
De rechtbank te Assen heeft de verdachte bij het vonnis, voor zover aan hoger beroep onderworpen, wegens misdrijven veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 112 dagen, heeft verdachte de maatregel van plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (de ISD-maatregel) opgelegd en heeft beslist op de vordering van de benadeelde partij, zoals in dat vonnis omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis, voor zover aan hoger beroep onderworpen, vernietigen en in zoverre opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Aan dit arrest is gehecht een fotokopie van de inleidende dagvaarding. De - als voor dit hoger beroep van belang - onder 1, 2, 3, 4 en 6 vermelde inhoud van de tenlastelegging wordt geacht hier te zijn overgenomen.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof verdachte ter zake van het onder 1, 2, 3, 4 en 6 ten laste gelegde zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van twee jaren en zes maanden.
Bewijsmiddelen
Het hof bezigt met betrekking tot hetgeen aldus onder 1 aan verdachte is ten laste gelegd de navolgende bewijsmiddelen:
- 1.
Een schriftelijk stuk, zijnde een proces-verbaal van de zitting van dit hof d.d.
17 augustus 2005, parketnummer 24-001009-05, inhoudende, zakelijk weergegeven:
als verklaring van verdachte:
Ik word ook wel [verdachte] genoemd.
- 2.
Een proces-verbaal van aangifte, nummer PL032A/04-213224 d.d. 30 december 2004 op ambtseed opgemaakt door [verbalisant 1], agent van politie Drenthe, district Zuidoost (dossierpagina's 203 tot en met 205 van een dossierproces-verbaal, nummer
PL032A/05-100164 van Politie Drenthe, d.d. 8 februari 2005 op ambtseed opgemaakt door [verbalisant 2], brigadier van politie Drenthe, district Zuidoost), inhoudende, zakelijk weergegeven:
als verklaring van [aangever 1]:
Ik doe aangifte van inbraak. Het weggenomen goed behoort de Nederlandse Aardolie Maatschappij (NAM) geheel in eigendom toe. Op 29 december 2004 is er gecontroleerd bij de NAM boorlocatie [adres], gelegen te Emmer Compascuum, gemeente Emmen. De boorlocatie is omheind met hekken. Alle hekken waren slotvast afgesloten. Op 30 december 2004 kwam er een melding binnen dat er op de boorlocatie [adres] was ingebroken. Op de boorlocatie liggen milieugoten. Over deze goten zitten gootroosters. Van de boorlocatie [adres] zijn gootroosters met een totale lengte van ongeveer 140 meter weggenomen. De roosters zijn van ijzer.
- 3.
Een proces-verbaal van aangifte, nummer PL032A/04-212246, d.d. 27 december 2004 op ambtseed opgemaakt door [verbalisant 3], hoofdagent van politie Drenthe, district Zuidoost (dossierpagina's 293 tot en met 295 van een dossierproces-verbaal, nummer
PL032A/05-100164, voornoemd), inhoudende, zakelijk weergegeven:
als verklaring van [aangever 1]:
Ik doe aangifte van inbraak. Het weggenomen goed behoort de Nederlandse Aardolie Maatschappij (NAM) geheel in eigendom toe. Om de boorlocatie van de NAM, genaamd Oosterhesselen 2, 4, 6, aan de [adres] te Oosterhesselen, bevindt zich een hekwerk. Op 24 december 2004 heeft een medewerker van de productie van de NAM ons een mail gestuurd met de melding dat er op deze locatie een vijftal gootroosters waren weggenomen. Deze diefstal moet in de week voor 24 december zijn gepleegd.
- 4.
Een proces-verbaal van aangifte, nummer PL032A/04-213106, d.d. 3 januari 2005 op ambtseed opgemaakt door [verbalisant 4], hoofdagent van politie Drenthe, district Zuidoost (dossierpagina's 303 en 304 van een dossierproces-verbaal, nummer
PL032A/05-100164, voornoemd), inhoudende, zakelijk weergegeven:
als verklaring van [aangever 2]:
Ik doe aangifte van inbraak. Het weggenomen goed behoort de Nederlandse Aardolie Maatschappij (NAM) geheel in eigendom toe. Op 29 december 2004 kwam er een melding binnen dat poort 2 op locatie Dalen [nummer] open stond en dat er binnen het hekwerkwerk verschillende gootroosters waren verdwenen. Op 27 december 2004 waren de gootroosters er nog wel.
- 5.
Een schriftelijk stuk, zijnde een proces-verbaal van de zitting van de rechtbank Assen d.d. 19 april 2005, parketnummer 19.830012-05, inhoudende, zakelijk weergegeven:
als verklaring van verdachte:
Ik heb in de periode van 14 tot en met 30 december 2004 gootroosters gestolen bij NAM-locaties in Emmer-Compascuum, Oosterhesselen en Dalen. Het hek was steeds open en er was geen toezicht. Ik wist wanneer er gen beveiliging was. [mededader A] was steeds bij me en [mededader B] één keer.
- 6.
Het hof acht het een feit van algemene bekendheid dat de plaatsen Oosterhesselen en Dalen in de gemeente Coevorden liggen.
Het hof bezigt met betrekking tot hetgeen aldus onder 2 aan verdachte is ten laste gelegd de navolgende bewijsmiddelen:
- 7.
Een proces-verbaal van aangifte, nummer PL032A/04-194357, d.d. 24 december 2004 op ambtseed opgemaakt door [verbalisant 5], hoofdagent van politie Drenthe, district Zuidoost (dossierpagina's 326 tot en met 328 van een dossierproces-verbaal nummer PL032A/05-100164, voornoemd), inhoudende, zakelijk weergegeven:
als verklaring van [aangever 3]:
Ik doe aangifte van diefstal. Het weggenomene behoort mij geheel in eigendom toe. Ik ben eigenaar van het grondverzetbedrijf [bedrijf]. Ik kreeg van projectontwikkelaar [projectontwikkelaar] de opdracht om het voormalig fabriekspand van [naam], gevestigd aan de [straatnaam] te Emmen, te slopen. Op 28 oktober 2004 kreeg ik telefoon van [naam]. Hij vroeg of ik al begonnen was met de sloop van dat pand. Hij had namelijk gezien dat er een Volkswagen transporter en nog andere auto's op het terrein stonden. Hij had ook personen zien lopen. Ik ben direct naar het pand gereden. Ik zag dat er 7 personen met een trekkertje metalen uit elkaar aan het halen waren. Een dikke man met tattoo's stond mij te woord. Ik hoorde later dat hij zich [verdachte] noemt. Ik vertelde dat het mijn metalen waren en dat hij dat niet zomaar weg kon halen. Hij vertelde dat er op 26 oktober drie personen van het bedrijf [projectontwikkelaar] waren geweest. Ik vroeg hem wie dat waren. Hij noemde zomaar wat namen. Ik belde toen [projectontwikkelaar] op om te vragen of zij opdracht hadden gegeven aan die [verdachte]. Ik sprak [naam], de directeur, zelf. Hij vertelde dat hij geen opdracht had gegeven aan die persoon. De meeste metalen zijn inmiddels verdwenen. Op de bak van het Volkswagenbusje dat bij het slooppand stond, lagen oude metalen.
- 8.
Een proces-verbaal van verhoor, nummer PL032A/04-213224, d.d. 18 januari 2005 op ambtseed opgemaakt door [verbalisant 6], brigadier van politie Drenthe, district Zuidoost (dossierpagina's 341 tot en met 343 van een dossierproces-verbaal nummer
PL032A/05-100164, voornoemd), inhoudende, zakelijk weergegeven:
als verklaring van [mededader C]:
[verdachte] vertelde dat hij aan de [straatnaam] bij het voormalig pand van [naam] aan het werk was en daar metaal aan het halen was. Toen ik daar kwam zag ik dat [verdachte],[mededader A], ene [medeplichtige A] en [mededader D] daar aan het metaal laden waren. [verdachte] heeft mij toen gevraagd om ook mee te helpen. We tilden samen de ijzeren balken op de auto van [verdachte]. [verdachte] heeft een LT 40 Volkswagen. Ik heb gezien dat [verdachte], [medeplichtige A] en die [mededader D] het ijzer uit de bungalow hebben gesloopt die op het terrein aan de [straatnaam] staat. Dat ijzer werd op de vrachtauto van [verdachte] gelegd en werd dan weggebracht. Ik heb gezien dat [verdachte] dat wegbracht. Toen ik daar aan het werk was had ik wel argwaan. Ik dacht dat het allemaal niet eerlijk was. Het ijzer dat we hebben gestolen bestond uit H-balken en U-balken. Ik begrijp dat ik mij samen met de anderen heb schuldig gemaakt aan diefstal van ijzer vanaf het terrein van [naam].
- 9.
Een proces-verbaal van verhoor, nummer PL032A/04-213224, d.d. 19 januari 2005 op ambtseed opgemaakt door [verbalisant 7] en op ambtsbelofte opgemaakt door [verbalisant 8], beiden brigadier van politie Drenthe, district Zuidoost (dossierpagina's 347 en 348 van een dossierproces-verbaal nummer PL032A/05-100164, voornoemd), inhoudende, zakelijk weergegeven:
als verklaring van [medeplichtige B]:
In de maand oktober-november 2004 hoorde ik dat [verdachte] aan het slopen was bij het zandgat van [naam], aan de rondweg te Emmen. [verdachte] benaderde mij of ik een trekker met voorlader had. Zo'n trekker heb ik wel. Ik zei hem echter dat ik deze trekker alleen uitleen, als ik er zelf ook bij ben. Ik ben ongeveer anderhalve week bij [verdachte] aan het werk geweest. Met de trekker met voorlader reed ik de zware ijzeren balken op vrachtauto van [verdachte]. Vanaf het moment dat [aangever 3] kwam, besefte ik dat het niet goed zat. Ik besef dat ik medeplichtig ben aan de diefstal van sloopmateriaal.
- 10.
Een proces-verbaal van verhoor, nummer PL032A/04-213224, d.d. 18 januari 2005 op ambtseed opgemaakt door [verbalisant 7], voornoemd, en op ambtsbelofte opgemaakt door [verbalisant 8], voornoemd (dossierpagina's 349 tot en met 351 van een dossierproces-verbaal nummer PL032A/05-100164, voornoemd), inhoudende, zakelijk weergegeven:
als verklaring van [medeplichtige A]:
[verdachte] vroeg mij of ik wilde helpen bij het zandgat van [naam] in Emmen. Ik moest dan meehelpen ijzer te branden. Ik zei hem dat ik wel wilde helpen. Wij waren met zijn drieeën, [verdachte], [mededader A] en ik. [mededader A] was aan het branden. Ik heb het ijzer op de laadbak van mijn bus gelegd. Op het moment dat de laadbak van mijn pick up vol was, reed [verdachte] in mijn auto om de lading ijzer weg te brengen. Ik ontving in die dagen ongeveer 100 euro per dag. Dit geld gaf [verdachte] mij. Direct na de eerste drie dagen vertelde [mededader A] mij dat [verdachte] tegen hem had gezegd dat hij geen toestemming had gekregen. Het bleek mij toen dat het geen zuivere koffie was. Nadat ik daar met de werkzaamheden ben gestopt, heeft [verdachte] een witte vrachtauto met open laadbak gekocht. Dat is de auto, waar hij nu nog in rijdt. Ik besef nu dat ik mij schuldig heb gemaakt aan medeplichtigheid van diefstal.
Het hof bezigt met betrekking tot hetgeen aldus onder 3 aan verdachte is ten laste gelegd de navolgende bewijsmiddelen:
- 11.
Een proces-verbaal van aangifte, nummer PL032A/04-201976, d.d. 30 november 2004 op ambtseed opgemaakt door[verbalisant 9], brigadier van politie Drenthe, district Zuidoost (dossierpagina's 395 tot en met 397 van een dossierproces-verbaal nummer PL032A/05-100164, voornoemd), inhoudende, zakelijk weergegeven:
als verklaring van [aangever 4]:
Ik doe aangifte van inbraak. Het weggenomen goed behoort geheel in eigendom toe aan Waterschap [waterschap]. Ik ben als werktuigbouwkundig specialist in dienst van het Waterschap [waterschap] en werkzaam op het terrein van de Waterzuivering aan de Dikke Wijk in Nieuw Amsterdam. Als zodanig ben ik bevoegd tot het doen van deze aangifte. Tussen 19 november 2004 omstreeks 20:00 uur en 20 november 2004 omstreeks 11:00 uur zijn er vanaf dit terrein circa 100 aluminium afdekplaten weggenomen.
- 12.
Een proces-verbaal van verhoor, nummer PL032A/04-213224, d.d. 19 januari 2005 op ambtseed opgemaakt door [verbalisant 7], voornoemd, en op ambtsbelofte opgemaakt door [verbalisant 8], voornoemd (dossierpagina's 399 en 400 van een dossierproces-verbaal nummer PL032A/05-100164, voornoemd), inhoudende, zakelijk weergegeven:
als verklaring van [mededader A]:
[verdachte] heeft mij verteld dat hij met [mededader E] naar het terrein van het waterschap [waterschap] is geweest. [verdachte] vertelde mij dat zij aluminium platen met de personenauto hadden weggenomen. [verdachte] zei mij ook dat hij zaterdagmorgen gewoon zijn rondje maakt, dat hij dan een aantal platen bij het waterschap ophaalt en deze dan inlevert bij de schroothandel.
- 13.
Een proces-verbaal van verhoor, nummer PL032A/04-213224, d.d. 26 januari 2005 op ambtseed opgemaakt door [verbalisant 2] en [verbalisant 6], beiden voornoemd (dossierpagina's 401 en 402 van een dossierproces-verbaal nummer PL032A/05-100164, voornoemd), inhoudende, zakelijk weergegeven:
als verklaring van [mededader E]:
Ik kan mij nog herinneren dat ik een keer op pad geweest ben met [verdachte]. [verdachte] reed naar het terrein van het Waterschap aan de Dikke Wijk te Nieuw-Amsterdam. Achter op het terrein hebben we metalen platen op de auto geladen. We zijn met deze platen naar ijzerhandelaar [ijzerhandelaar] in Emmen gereden. Daar heeft [verdachte] het metaal verkocht. We hadden van niemand toestemming om die metalen daar weg te nemen en ons die toe te eigenen.
- 14.
Het hof acht het een feit van algemene bekendheid dat de plaats Nieuw-Amsterdam in de gemeente Emmen ligt.
Het hof bezigt met betrekking tot hetgeen aldus onder 4 aan verdachte is ten laste gelegd de navolgende bewijsmiddelen:
- 15.
Een proces-verbaal van aangifte, nummer PL032A/04-203057, d.d. 26 november 2004 op ambtseed opgemaakt door [verbalisant 10], brigadier van politie Drenthe, district Zuidoost (dossierpagina's 404 tot en met 406 van een dossierproces-verbaal nummer
PL032A/05-100164, voornoemd), inhoudende, zakelijk weergegeven:
als verklaring van [aangever 5]:
Ik doe aangifte van diefstal. Het weggenomene behoort mij geheel in eigendom toe. Op 26 november 2004 is een hoeveelheid roestvrij staal weggenomen van mijn bedrijfsterrein te Oosterhesselen.
- 16.
Een proces-verbaal van verhoor, nummer PL032A/04-213224, d.d. 19 januari 2005 op ambtsbelofte opgemaakt door [verbalisant 8], voornoemd, en op ambtseed opgemaakt door
[verbalisant 7], voornoemd (dossierpagina's 409 en 410 van een dossierproces-verbaal nummer PL032A/05-100164, voornoemd), inhoudende, zakelijk weergegeven:
als verklaring van [mededader A], voornoemd:
Eind november 2004 zijn [verdachte] en ik naar een bedrijfsterrein in Oosterhesselen gereden. Ik zag daar diverse stukken roestvrij staal liggen. [verdachte] zei: "Laad maar op, dan heb ik in ieder geval nog wat". Wij hebben beiden deze stukken RVS op de laadbak van de vrachtauto gegooid. Ik wist op dat moment dat wij RVS hadden weggenomen zonder toestemming van de eigenaar. Wij hadden geen enkel recht hiertoe.
- 17.
Een schriftelijk stuk, zijnde een proces-verbaal van de zitting van de rechtbank Assen d.d. 19 april 2005, parketnummer 19.830012-05, inhoudende, zakelijk weergegeven:
als verklaring van verdachte:
Het klopt dat ik op 26 november 2004 te Oosterhesselen samen met een ander een hoeveelheid roestvrij stalen buizen heb gestolen.
- 18.
Het hof acht het een feit van algemene bekendheid dat de plaats Oosterhesselen in de gemeente Coevorden ligt.
Het hof bezigt met betrekking tot hetgeen aldus onder 6 aan verdachte is ten laste gelegd de navolgende bewijsmiddelen:
- 19.
Een proces-verbaal van aangifte, nummer PL032A/04-211022, d.d. 23 december 2004 op ambtseed opgemaakt door [verbalisant 4], voornoemd (dossierpagina's 424 tot en met 426 van een dossierproces-verbaal nummer PL032A/05-100164, voornoemd), inhoudende, zakelijk weergegeven:
als verklaring van [aangever 6]:
Ik doe aangifte van diefstal. Het weggenomen behoort de gemeente Coevorden geheel in eigendom toe. Ik ben als opzichter van de gemeente Coevorden gerechtigd tot het doen van aangifte. Op 23 december 2004 kreeg ik via mijn gsm het bericht van een van mijn collega's dat er op dat moment diesel werd gestolen. Deze diefstal zou plaatsvinden op het terrein van Beheer, Onderhoud en Uitvoering aan de [adres] te Oosterhesselen.
- 20.
Een proces-verbaal van verhoor, nummer PL032A/04-213224, d.d. 18 januari 2005 op ambtseed opgemaakt door [verbalisant 7], voornoemd (dossierpagina's 433 en 434 van een dossierproces-verbaal nummer PL032A/05-100164, voornoemd), inhoudende, zakelijk weergegeven:
als verklaring van [mededader A]:
Het was volgens mij in de week voor de kerstdagen. [verdachte], [mededader B] en ik waren die dag op pad. [verdachte] zei dat de diesel bijna op was en dat hij wilde tanken in Oosterhesselen. Ik wist toen al wel waar wij naar toe gingen. Dat was de gemeentelijke opslagplaats van de gemeente Coevorden in Oosterhesselen. [verdachte] ging vervolgens tanken terwijl ik in de auto bleef zitten. Op het moment dat [verdachte] aan het tanken was, zette hij het handvat van de slang vast, zodat hij daarbij weg kon lopen. Nadat [verdachte] en [mededader B] waren ingestapt zijn wij weggereden. De dieselolie behoorde mij niet in eigendom toe. Ik heb van niemand toestemming gekregen om de dieselolie weg te nemen en het mij toe te eigenen.
- 21.
Een proces-verbaal van verhoor, nummer PL032A/04-213224, d.d. 24 januari 2005 op ambtseed opgemaakt door [verbalisant 7], voornoemd, en op ambtsbelofte opgemaakt door [verbalisant 8], voornoemd (dossierpagina's 435 en 436 van een dossierproces-verbaal nummer PL032A/05-100164, voornoemd), inhoudende, zakelijk weergegeven:
als verklaring van [mededader B]:
Ik wil een verklaring afleggen over de diefstal van dieselolie samen met [verdachte] en [mededader A]. Het kan kloppen dat dit eind december 2004 was. [verdachte] reed een terrein op, waarschijnlijk van de gemeente Oosterhesselen. [verdachte] stapte uit en draaide een knopje om van de pomp en begon te tanken. Ik had op dat moment het gevoel dat er iets niet goed zat. Ik wist op dat moment dat [verdachte] bezig was met de diefstal van de gasolie. [verdachte] heeft dieselolie weggenomen zonder te betalen.
Bewezenverklaring
(zie de aangehechte, uitgestreepte tenlastelegging)
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld onder 1, 2, 3, 4 en 6 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie
Het bewezenverklaarde levert respectievelijk op de misdrijven:
feit 1:
diefstal door twee of meer verenigde personen, meermalen gepleegd;
feit 2:
diefstal door twee of meer verenigde personen, meermalen gepleegd;
feit 3:
diefstal door twee of meer verenigde personen;
feit 4:
diefstal door twee of meer verenigde personen;
feit 6:
diefstal door twee of meer verenigde personen.
Strafbaarheid
Het hof acht verdachte strafbaar. Strafuitsluitingsgronden worden niet aanwezig geacht.
Strafmotivering
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder die zijn begaan en gelet op de persoon van verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
Verdachte heeft zich in een korte periode van ongeveer twee maanden meermalen samen met anderen schuldig gemaakt aan diefstal van diverse metalen goederen vanaf verschillende locaties. Daarnaast heeft verdachte een hoeveelheid diesel getankt en is zonder voor deze diesel te betalen weggereden. Het betreft ergerlijke feiten, waardoor de slachtoffers schade hebben geleden. Verdachte heeft slechts oog gehad voor de grote hoeveelheden geld die de verkoop van de gestolen goederen hem opleverden en de gerechtvaardigde belangen van de benadeelden daaraan ondergeschikt gemaakt.
Uit het de verdachte betreffende uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister d.d. 25 juli 2005 leidt het hof af dat verdachte reeds vele malen is veroordeeld wegens soortgelijke feiten. Kennelijk hebben deze veroordelingen verdachte er niet van kunnen weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen.
Gelet op het voorgaande en gelet op de ad informandum gevoegde feiten is het hof van oordeel dat slechts een gevangenisstraf recht doet aan de door verdachte gepleegde feiten. Anders dan door de advocaat-generaal gevorderd, zal het hof echter een gedeelte van de op te leggen gevangenisstraf voorwaardelijk opleggen. Dit om verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen. Daarnaast stelt het hof de bijzondere voorwaarde dat verdachte zich onder toezicht van de Stichting Reclassering Nederland stelt.
Overweging naar aanleiding van het vonnis van de rechtbank
Hoewel de ISD-maatregel in hoger beroep niet is gevorderd en aldus niet door het hof zal worden opgelegd, acht het hof het zinvol enige opmerkingen met betrekking tot het vonnis van de rechtbank te maken.
Naast de ISD-maatregel kan aan verdachte geen gevangenisstraf worden opgelegd. Uit de wetsgeschiedenis volgt dat deze mogelijkheid uitdrukkelijk is verworpen. De combinatie van een straf en deze maatregel is dan ook niet in de wet opgenomen. Verwezen wordt naar de beschikking van dit hof d.d. 11 juli 2005 die aan dit arrest is gehecht en waarvan de inhoud als hier ingelast geldt. (opm. publicist: zie LJN: AU0310) Het hof acht het voorts onjuist dat de rechtbank de maatregel (mede) heeft gebaseerd op de overweging dat haar niet gebleken is van redenen om deze maatregel niet op te leggen. Gelet op de positie van het Openbaar Ministerie en van de verdachte in het strafproces zal het opleggen van de maatregel juist moeten worden gemotiveerd aan de hand van redenen op grond waarvan het opleggen van de ISD-maatregel wèl geïndiceerd is.
Voor het opleggen van de ISD-maatregel is het verder noodzakelijk dat een RISc-rapport wordt overgelegd. Deze rapportage neemt immers de plaats in van een psychiatrisch of psychologisch rapport. Zonder de RISc-rapportage wordt onvoldoende inzicht verkregen in de gronden waarop betrokkene voor het ISD-traject wordt voorgedragen en hoe dit traject eruit zal zien. De rechter zou, indien hij niet de beschikking zou hebben over de RISc-rapportage, de belangen van de verdachte en de belangen van de maatschappij moeten afwegen op grond van onvolledige informatie. Bovendien verkeert de verdachte alsdan in grote onzekerheid met betrekking tot de aard van het door de hem te volgen programma en kan hij zich onvoldoende voorbereiden op de vraag of hij aan dit programma zal meewerken.
Benadeelde partij
De benadeelde partij heeft zich in het geding in eerste aanleg heeft gevoegd. Haar vordering is in eerste aanleg niet-ontvankelijk verklaard en zij heeft zich binnen de grenzen van haar eerste vordering in het geding in hoger beroep opnieuw gevoegd. Derhalve duurt de voeging ter zake van haar in eerste aanleg gedane vordering tot schadevergoeding in het geding in hoger beroep voort.
Het hof is van oordeel, dat de vordering van de benadeelde partij niet van zo eenvoudige aard is, dat zij zich leent voor behandeling in het strafgeding. Gelet op het bepaalde in artikel 361, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering, dient de benadeelde partij in haar vordering niet ontvankelijk verklaard te worden, met bepaling, dat de benadeelde partij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 57, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, voor zover aan hoger beroep onderworpen, en in zoverre opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte onder 1, 2, 3, 4 en 6 ten laste gelegde bewezen en kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart deze feiten en verdachte strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld onder 1, 2, 3, 4 en 6 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij;
veroordeelt verdachte [verdachte] tot gevangenisstraf voor de duur van eenentwintig maanden;
beveelt, dat van de gevangenisstraf een gedeelte van zeven maanden, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd van twee jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt, of de hierna te noemen bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd;
stelt als bijzondere voorwaarde:
dat de veroordeelde zich zal stellen onder toezicht van de Stichting Reclassering Nederland en zich zal gedragen naar de aanwijzingen van die instelling;
draagt genoemde instelling op de veroordeelde bij de naleving van de voorwaarden hulp en steun te verlenen;
beveelt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering wordt gebracht;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering;
bepaalt dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
veroordeelt de benadeelde partij in de kosten van het geding door de verdachte gemaakt, tot aan deze uitspraak begroot op nihil.
Dit arrest is aldus gewezen door prof. mr. Hermans, vice-president, voorzitter, en mrs. Den Ottolander en Zwinkels, in tegenwoordigheid van mr. Coster als griffier, zijnde prof. mr. Hermans en mr. Zwinkels voornoemd buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
- -
8 - 24-001009-05