NJ 1923, p. 82
Niet-ontvankelijkheid hooger beroep wegens gemis mogelijkheid van uitwerking. Motiveering der kostenveroordeeling. Bewaarloon.
HR 09-11-1922, ECLI:NL:HR:1922:42
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
9 november 1922
- Magistraten
Voorzitter: Mr. S. Gratama. Raden: Mts. A. Fentener van Vlissingen, H. Hesse, J. Kosters en B. Ort
- Zaaknummer
[09111922/NJ_1923,_p._82]
- Conclusie
Mr. Noyon
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS149519:1
- Vakgebied(en)
Archief (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1922:42, Uitspraak, Hoge Raad, 09‑11‑1922
- Wetingang
Essentie
Niet-ontvankelijkheid hooger beroep wegens gemis mogelijkheid van uitwerking. Motiveering der kostenveroordeeling. Bewaarloon.
Samenvatting
Niet-ontvankelijkheid van het hooger beroep, op grond, dat de vordering in hooger beroep, ook als zij werd toegewezen, doel en uitwerking zoude missen, nu de griffier, onder wien een revindicatoir arrest was gelegd, niet mede in het geding in hooger beroep was geroepen.
Gemis aan feitelijken grondslag van het desbetreffende cassatiemiddel.
Het loon, betaald of verschuldigd aan den bij revindicatoir beslag aangesteldenbewaarder, maakt deel uit van de kosten van het geding. Waar veroordeeling in de kosten was gevraagd, mist het middel, waarbij wordt beweerd, dat ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.