ABRvS, 10-02-2016, nr. 201410569/1/A3
ECLI:NL:RVS:2016:283
- Instantie
Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
- Datum
10-02-2016
- Zaaknummer
201410569/1/A3
- Vakgebied(en)
Bestuursrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RVS:2016:283, Uitspraak, Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, 10‑02‑2016; (Hoger beroep)
- Vindplaatsen
Gst. 2016/66 met annotatie van F.A. Pommer
Uitspraak 10‑02‑2016
Inhoudsindicatie
14/1006 (Veldhoven) Bij brief van 7 november 2013 heeft de burgemeester van Veldhoven een reactie gegeven op een verzoek van [appellant A] en [appellant B] om kennisname van gegevens.
201410569/1/A3.
Datum uitspraak: 10 februari 2016
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant A] en [appellant B], wonend te [woonplaats] onderscheidenlijk [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant van 21 november 2014 in zaak nrs. 14/1006, 14/1613 en 14/1615 in het geding tussen:
[appellant A] en [appellant B]
en
de burgemeesters van Veldhoven, Eindhoven en Eersel.
Procesverloop
14/1006 (Veldhoven)
Bij brief van 7 november 2013 heeft de burgemeester van Veldhoven een reactie gegeven op een verzoek van [appellant A] en [appellant B] om kennisname van gegevens.
Bij besluit van 3 februari 2014 heeft de burgemeester het door [appellant A] en [appellant B] daartegen gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.
14/1613 (Eindhoven)
Bij brief van 2 oktober 2013 heeft de burgemeester van Eindhoven [appellant A] en [appellant B] in de gelegenheid gesteld een zienswijze te geven op zijn voornemen om voorschriften te verbinden aan een drank- en horecavergunning.
Bij brief van 28 oktober 2013 hebben [appellant A] en [appellant B] verzocht om kennisname van gegevens. Bij brief van 14 maart 2014 hebben zij de burgemeester bericht dat deze brief moet worden aangemerkt als bezwaarschrift tegen de brief van 2 oktober 2013.
Bij besluit van 27 maart 2014 heeft de burgemeester het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.
14/1615 (Eersel)
Bij brief van 11 november 2013 heeft de burgemeester van Eersel een reactie gegeven op een verzoek van [appellant A] en [appellant B] om kennisname van gegevens.
Bij besluit van 2 april 2014 heeft de burgemeester het door [appellant A] en [appellant B] daartegen gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.
Bij uitspraak van 21 november 2014 heeft de rechtbank de door [appellant A] en [appellant B] tegen die besluiten op bezwaar ingestelde beroepen ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak hebben [appellant A] en [appellant B] hoger beroep ingesteld.
De burgemeesters hebben een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 22 oktober 2015, waar [appellant A], mede namens [appellant B], bijgestaan door [gemachtigde], en de burgemeesters van Veldhoven, Eindhoven en Eersel, vertegenwoordigd door mr. M.E.F. Diemel, onderscheidenlijk mr. B. Timmermans en J.H. Wellen, onderscheidenlijk mr. P.M.H.M. Bakermans, werkzaam bij de onderscheidene gemeenten, zijn verschenen.
Overwegingen
1. Bij brieven van 28 oktober 2013 hebben [appellant A] en [appellant B] de burgemeesters van Veldhoven, Eindhoven onderscheidenlijk Eersel verzocht om kennisname van gegevens die ten grondslag liggen aan een bibob-advies (hierna: brongegevens). De burgemeesters van Veldhoven en Eindhoven hebben dat verzoek bij brief van 4 onderscheidenlijk 5 december 2013 doorgestuurd naar de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, omdat de brongegevens niet onder hen berusten. De staatssecretaris heeft bij besluit van 2 oktober 2014 het verzoek gedeeltelijk afgewezen. Het hoger beroep in die procedure is ter zitting bij de Afdeling op eveneens 22 oktober 2015 behandeld (zie uitspraak van 10 februari 2016 in zaak nr. 201503481/1/A3).
2. De Afdeling heeft ter zitting aan de orde gesteld wat het belang is van [appellant A] en [appellant B] bij hun hoger beroep, nu zij niet betwisten dat de door hen verzochte brongegevens niet bij de burgemeesters berusten en zij het beoogde doel van kennisname van die gegevens derhalve uitsluitend in de procedure tegen de staatssecretaris kunnen bereiken. Zij hebben ermee volstaan te kennen te geven dat de burgemeesters de bezwaren ten onrechte niet-ontvankelijk hebben verklaard. Volgens vaste jurisprudentie van de Afdeling (vergelijk de uitspraak van 5 februari 2014 in zaak nr. 201303071/1/A3) is zij slechts gehouden tot inhoudelijke beoordeling van een bij haar ingediend hoger beroep indien de indiener daarbij een actueel en reëel belang heeft. Indien dat belang ontbreekt, is de Afdeling niet geroepen uitspraak te doen uitsluitend wegens de principiële betekenis daarvan. Dit doet zich in dit geval voor, nu niet in geding is dat de burgemeesters niet over de verzochte brongegevens beschikken. Gelet hierop hebben [appellant A] en [appellant B] geen rechtens te beschermen belang bij hun hoger beroep.
3. Het hoger beroep is niet-ontvankelijk.
4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Aldus vastgesteld door mr. M. Vlasblom, voorzitter, en mr. N. Verheij en mr. J.Th. Drop, leden, in tegenwoordigheid van mr. P. Klein, griffier.
w.g. Vlasblom w.g. Klein
voorzitter griffier
Uitgesproken in het openbaar op 10 februari 2016
176-816.