NJB 2012/2254:Ontslag op staande voet door de werknemer. Een werknemer bij een bank zegt bij e-mailbericht zijn dienstbetrekking op, stellende dat de bank tegenover een cliënt de feiten wil verdraaien en de werknemer als zondebok wil aanwijzen. Hij stuurt een bcckopie van het e-mailbericht naar de cliënt en licht de AFM in. In geschil is onder meer of de werknemer recht heeft op een integriteitsverklaring. HR: 1. Klokkenluiden. In beginsel is een werknemer tegenover zijn werkgever gehouden tot discretie en loyaliteit, ook indien hij van mening is dat binnen de organisatie sprake is van een misstand die in het algemeen belang dient te worden bestreden. 2. Interne regels. Het hof heeft zijn oordeel onvoldoende gemotiveerd doordat het niet is ingegaan op het betoog van de werknemer dat zijn handelwijze strookt met de bij de bank geldende interne regels die ertoe strekken het belang van de organisatie in gevallen als het onderhavige ondergeschikt te maken aan het belang van de cliënt. 3. Financieel toezicht. De vraag of art. 4:88 Wft in het onderhavige geval een grondslag kan bieden voor de handelwijze van de werknemer, kan niet worden beantwoord zonder prejudiciële vragen aan het HvJEU te stellen. 4. Afgifte van stukken. De werknemer heeft afgifte gevorderd van alle correspondentie tussen de bank en de AFM naar aanleiding van het ‘dossier [cliënt]’. De bescheiden zijn voldoende concreet aangewezen om te worden aangemerkt als ‘bepaald’ in de zin van art. 843a Rv en zien op een rechtsbetrekking waarbij (ook) de werknemer partij is in de zin van art. 843a Rv.