Rb. Den Haag, 06-07-2020, nr. NL20.2683
ECLI:NL:RBDHA:2020:6552
- Instantie
Rechtbank Den Haag
- Datum
06-07-2020
- Zaaknummer
NL20.2683
- Vakgebied(en)
Vreemdelingenrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBDHA:2020:6552, Uitspraak, Rechtbank Den Haag, 06‑07‑2020; (Eerste aanleg - enkelvoudig)
Uitspraak 06‑07‑2020
Inhoudsindicatie
Asiel, beschikking ingetrokken, beroep niet ingetrokken, omgeklapt naar beroep niet-tijdig, niet-ontvankelijk, dwangsom liep al.
Partij(en)
RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL20.2683
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiser] , eiser
V-nummer: [#]
(gemachtigde: mr. I. Petkovski),
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder
(gemachtigde: mr. E. Bicer).
ProcesverloopBij besluit van 3 januari 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de verlengde procedure afgewezen als ongegrond.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft het bestreden besluit op 29 mei 2020 ingetrokken.
Eiser heeft op 3 juni 2020 te kennen gegeven het beroep tegen het bestreden besluit niet te zullen intrekken.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 10 juni 2020. Eiser en zijn gemachtigde zijn, met bericht van verhindering, niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Overwegingen
1. De rechtbank ziet zich allereerst voor de vraag gesteld of eiser procesbelang heeft bij de beoordeling van de rechtmatigheid van het bestreden besluit. Op 29 mei 2020 heeft verweerder het bestreden besluit ingetrokken. Gesteld noch gebleken is dat eiser belang heeft bij de beoordeling van de rechtmatigheid van dat besluit, zodat het beroep daartegen gericht niet-ontvankelijk wordt verklaard. De gronden die eiser heeft aangevoerd tegen de intrekking van het besluit zullen daarom niet worden besproken.
2. Nu eiser in zijn reactie van 3 juni 2020 te kennen heeft gegeven het beroep niet te zullen intrekken omdat verweerder geen termijn heeft genoemd waarbinnen een nieuw besluit zal worden genomen, zal de rechtbank het beroep behandelen als een beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit door verweerder.
3. Eiser voert daartoe aan dat eiser al op 8 juni 2017 onderhavige asielaanvraag heeft ingediend, en hij dus al zeer lange tijd moet wachten. Hetgeen verweerder heeft opgemerkt in zijn intrekkingsbrief, namelijk dat het mogelijk is dat eiser opnieuw zal worden gehoord, acht eiser volstrekt onnodig. Dit omdat het eerste gehoor al voldoende is geweest voor inwilliging, en omdat het door eiser opgemaakte boekwerk zodanig uitgebreid is dat daar geen tien gehoren tegenop kunnen.
3.1
De rechtbank is van oordeel dat verweerder in zijn reactie van 9 juni 2020 terecht heeft gewezen naar de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) van 19 februari 2020 (201901451/1/V3) waarin het volgende is bepaald:
“Nadat de staatssecretaris het beroep heeft ingetrokken, wordt de procedure voortgezet naar de stand van zaken waarin de procedure zich ten tijde van het nemen van het later ingetrokken besluit bevond.”
Hieruit volgt dat op 29 mei 2020, de dag van de intrekking van het besluit door verweerder, de procedure wordt voortgezet naar de stand van zaken waarin de procedure zich ten tijde van het nemen van het later ingetrokken besluit bevond. Het tijdstip van het nemen van het later ingetrokken besluit is in dit geval 3 januari 2020.
3.2
Voorts is het volgende van belang. Deze rechtbank, zittingsplaats Zwolle heeft op 14 november 2019 (NL19.16747) het beroep van eiser tegen het niet tijdig nemen van een besluit gegrond verklaard, verweerder opgedragen binnen 7 weken een besluit te nemen op de aanvraag op straffe van een dwangsom van € 100,- per dag, met een maximum van € 15.000,-. Dat betekent dat verweerder uiterlijk op 6 januari 2020 een beslissing had moeten nemen op eisers asielaanvraag. De stand van zaken van de procedure ten tijde van het nemen van het later ingetrokken besluit was aldus dat verweerder 3 dagen langer had om een beslissing te nemen. Die dagen zijn ongebruikt verstreken op 29, 30 en 31 mei 2020. Dat betekent dat verweerder sinds 1 juni tot heden, inmiddels 36 dagen, een dwangsom verbeurt van € 100,- per dag.
3.3
Gelet op het feit dat er op dit moment reeds een dwangsom loopt als gevolg van de eerdere uitspraak door deze rechtbank, is de rechtbank met verweerder van oordeel dat eiser redelijkerwijs niet in een gunstiger positie kan komen en is het aangehouden beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit door verweerder, niet-ontvankelijk. Indien de volledige dwangsom van € 15.000,- is volgelopen, staat het eiser vrij een nieuw beroep tegen het niet tijdig beslissen in te dienen.
4. Het beroep van eiser is niet-ontvankelijk.
5. In de brief waarin verweerder heeft meegedeeld dat het bestreden besluit wordt ingetrokken, heeft hij reeds aangegeven de proceskosten van het indienen van het beroepschrift te zullen vergoeden. Het is daarom niet nodig verweerder alsnog in de proceskosten te veroordelen.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.I. Terborg-Wijnaldum, rechter, in aanwezigheid van mr. C.H. Gall, griffier.
De uitspraak is gedaan op:
Als gevolg van maatregelen rondom het Coronavirus is deze uitspraak nog niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak, voor zover nodig, alsnog in het openbaar uitgesproken.
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen vier weken na de dag van bekendmaking.