Hof 's-Hertogenbosch, 29-09-2010, nr. 20-000288-10
ECLI:NL:GHSHE:2010:BN8542, Cassatie: (Gedeeltelijke) vernietiging met terugwijzen
- Instantie
Hof 's-Hertogenbosch
- Datum
29-09-2010
- Zaaknummer
20-000288-10
- LJN
BN8542
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHSHE:2010:BN8542, Uitspraak, Hof 's-Hertogenbosch, 29‑09‑2010
Cassatie: ECLI:NL:HR:2012:BW6636, (Gedeeltelijke) vernietiging met terugwijzen
Conclusie in cassatie: ECLI:NL:PHR:2012:BW6636
Uitspraak 29‑09‑2010
Inhoudsindicatie
Het hof heeft verdachte schuldig bevonden aan een aantal gewelddadige afpersingen, een diefstal met geweld, alsmede een auto-inbraak en een heling. Het hof rekent het de verdachte bijzonder zwaar aan dat hij uitermate kwetsbare slachtoffers uitkoos voor het plegen van de overvallen. Deze slachtoffers, waaronder een zwangere vrouw en een bejaard echtpaar, zijn door de man op een grove wijze benaderd. Het hof veroordeelt de verdachte tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 10 jaren.
Partij(en)
Parketnummer : 20-000288-10
Uitspraak : 29 september 2010
TEGENSPRAAK
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van
het gerechtshof ’s-Hertogenbosch
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Breda van 26 januari 2010 in de strafzaak met parketnummer 02-810513-09 tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
wonende te [woonplaats], [adres],
thans verblijvende in [naam PI],
Hoger beroep
De verdachte heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Omvang van het hoger beroep
Het hoger beroep moet, blijkens het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep, worden begrepen als uitdrukkelijk te zijn beperkt tot de veroordeling ter zake van hetgeen aan de verdachte onder 1, 2, 3, 4 en 5 ten laste is gelegd. Al hetgeen hierna wordt overwogen en beslist heeft uitsluitend betrekking op dat gedeelte van het beroepen vonnis dat aan het oordeel van het hof is onderworpen.
Vordering benadeelde partij
Bij vonnis, waarvan beroep, is de benadeelde partij [benadeelde] niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep - binnen de grenzen van haar eerste vordering - opnieuw gevoegd. De vordering van de benadeelde partij in hoger beroep strekt derhalve tot betaling van het thans gevorderde bedrag van EUR 1.400,-.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd, dat het hof het vonnis van de rechter in eerste aanleg zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende;
- -
de verdachte ten aanzien van het onder 1, 2, 3, 4 (primair) en 5 ten laste gelegde zal veroordelen tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 12 jaren met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht;
- -
de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk zal toewijzen tot het bedrag van EUR 500,- met niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij in haar vordering voor het overige;
- -
ten aanzien van het beslag zal beslissen conform de beslissingen van de rechtbank.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de eerste rechter.
Tenlastelegging
Aan verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging in eerste aanleg en voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen - ten laste gelegd dat:
- 1.
hij op of omstreeks 14 januari 2009 te Breda, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot de afgifte van enig goed te weten:
- -
een hoeveelheid geld en/of
- -
een bankpas en/of
- -
een autosleutel en/of
- -
de sleutel van het stuurslot van de auto van voornoemde [slachtoffer 1],
in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan voornoemde [slachtoffer 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte
en/of
heeft gedwongen tot het ter beschikking stellen van gegevens te weten:
- -
de pincode van voornoemde bankpas
en/of
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen
- -
een hoeveelheid geld en/of
- -
een bankpas en/of
- -
een autosleutel en/of
- -
de sleutel van het stuurslot van de auto van voornoemde [slachtoffer 1],
in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan voornoemde [slachtoffer 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken,
hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij,
verdachte
- -
die [slachtoffer 1] onverhoeds en voorzien van een bivakmuts in of in de nabijheid van de schuur van de woning van die [slachtoffer 1] is genaderd en/of (vervolgens) een groot formaat mes op zeer korte afstand dreigend op haar heeft gericht, althans dreigend aan die [slachtoffer 1] heeft getoond en/of
- -
(vervolgens) zijn hand op de mond van die [slachtoffer 1] heeft gedrukt en/of die [slachtoffer 1] (vervolgens) dreigend de woorden heeft toegevoegd: "Hou stil ik vermoord je!" en/of "Geld, geld, geld", althans woorden van soortgelijke dreigende aard en/of strekking en/of
- -
(vervolgens) die [slachtoffer 1] heeft gedwongen haar woning te betreden en/of
- -
tape om het hoofd en/of om de handen van die [slachtoffer 1] heeft gebonden en/of
- -
(vervolgens) die [slachtoffer 1] in het schuurtje heeft gedwongen op de grond te gaan liggen en/of
- -
(vervolgens) met een snoer de voeten van die [slachtoffer 1] bij elkaar heeft gebonden en/of
- -
die [slachtoffer 1] (nogmaals) dreigend voornoemd mes heeft getoond en/of haar hierbij dreigend de woorden heeft toegevoegd "your pincode right number, if it's not working I'll come back, I'll kill you, I'll call the police and they will find you here dead", althans woorden van soortgelijke dreigende aard en/of strekking;
- 2.
hij op of omstreeks 14 januari 2009 te Breda met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een personenauto, merk Peugeot 307, kenteken [kenteken], heeft weggenomen een navigatiesysteem, althans een onderdeel van een navigatiesysteem, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft
gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
- 3.
hij op of omstreeks 12 december 2008 te Breda ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen een geldbedrag, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 3], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan en/of te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen voornoemde [slachtoffer 3] en/of haar echtgenoot, te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, hebbende hij verdachte ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf
- -
met kracht tegen het gezicht van voornoemde [slachtoffer 3] geduwd en/of
- -
aan het lichaam van die [slachtoffer 3] getrokken en/of
- -
aan het lichaam van de echtgenoot van die van [slachtoffer 3] getrokken en/of
- -
(daarbij) geroepen:"geld, geld, dit is een overval",
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid,
en/of
hij op of omstreeks 12 december 2008 te Breda ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 3] en/of haar echtgenoot te dwingen tot afgifte van enig geldbedrag, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan voornoemde [slachtoffer 3] en/of haar echtgenoot, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, hebbende hij verdachte ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf
- -
met kracht tegen het gezicht van voornoemde [slachtoffer 3] geduwd en/of
- -
aan het lichaam van die [slachtoffer 3] getrokken en/of
- -
aan het lichaam van de echtgenoot van die van [slachtoffer 3] getrokken en/of
- -
(daarbij) geroepen:"geld, geld, dit is een overval",
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
- 4.
hij op of omstreeks 05 januari 2009 te Breda met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een tas met daarin een mobiele telefoon, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan mevrouw [slachtoffer 4], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen voornoemde [slachtoffer 4], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij verdachte voornoemde [slachtoffer 4]
- -
van achteren heeft benaderd en/of (vervolgens)
- -
voornoemde [slachtoffer 4] met zijn hand bij haar mond heeft vastgepakt en/of
- -
voornoemde [slachtoffer 4] op de grond heeft gegooid;
subsidiair, althans, indien het vorenstaande onder 4. niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 5 januari 2009 tot en met 13 januari 2009 te Breda, in elk geval in Nederland, een mobiele telefoon heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van voornoemde mobiele telefoon wist, althans redelijkerwijs moest vermoeden dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
- 5.
hij op of omstreeks 22 februari 2009 te Nieuwegein, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, in een woning gelegen aan de [adres] te [woonplaats] met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 5] heeft gedwongen tot het ter beschikking stellen van gegevens te weten:
- -
de pincode van een bankpas
en/of
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen
- -
een hoeveelheid geld en/of
- -
een bankpas,
in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 5], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader, welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 5], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of zijn mededader, hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
en waarbij de toegang tot de plaats van het misdrijf werd verschaft door middel van braak en/of verbreking, immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) een deur van voornoemde woning geforceerd,
en welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij,
verdachte en/of zijn mededader,
- -
die [slachtoffer 5] onverhoeds in haar slaapkamer heeft/hebben genaderd en/of
- -
tegen die [slachtoffer 5] heeft/hebben gezegd dat zij niet mocht schreeuwen, waarbij dreigende woorden werden geuit en/of
- -
de handen en/of de voeten van die [slachtoffer 5] heeft/hebben vastgebonden.
In deze weergave van de tenlastelegging zijn de door de eerste rechter aangebrachte verbeteringen begrepen. Voor zover in de tenlastelegging overige taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Vrijspraak
Het hof is, evenals de rechtbank en anders dan de advocaat-generaal, van oordeel dat bij gebrek aan voldoende wettige en overtuigende bewijsmiddelen niet kan worden bewezen verklaard, dat verdachte het onder 4. - primair - ten laste gelegde heeft begaan, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Het hof overweegt hieromtrent het navolgende:
Het hof is van oordeel dat het door de aangeefster [benadeelde] en getuige [getuige 1] gegeven signalement van de dader zodanig algemeen is, dat op basis daarvan niet de conclusie kan worden getrokken, dat het de verdachte is geweest die zich schuldig heeft gemaakt aan de hier ten laste gelegde overval. Hier doet niet aan af dat enkele dagen na de overval een anoniem briefje met daarop de naam van verdachte, als zijnde de dader van de overval, is verstrekt aan de aangeefster. Evenmin kan uit het aantreffen van kleding bij de verdachte op de slaapkamer, in het bijzonder een zwarte trui met V-hals en een zwarte bivakmuts, die overeenkomsten vertonen met de beschreven kleding van de overvaller, worden geconcludeerd dat het verdachte moet zijn geweest die de overval heeft gepleegd.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2, 3, 4 (subsidiair) en 5 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
- 1.
hij op 14 januari 2009 te Breda, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot de afgifte van enig goed te weten:
- -
een hoeveelheid geld en
- -
een bankpas en
- -
een autosleutel en
- -
de sleutel van het stuurslot van de auto van voornoemde [slachtoffer 1],
toebehorende aan voornoemde [slachtoffer 1] en heeft gedwongen tot het ter beschikking stellen van gegevens te weten:
- -
de pincode van voornoemde bankpas
welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat hij, verdachte
- -
die [slachtoffer 1] onverhoeds en voorzien van een bivakmuts in of in de nabijheid van de schuur van de woning van die [slachtoffer 1] is genaderd en vervolgens een mes op zeer korte afstand dreigend op haar heeft gericht en
- -
(vervolgens) zijn hand op de mond van die [slachtoffer 1] heeft gedrukt en die [slachtoffer 1] (vervolgens) dreigend de woorden heeft toegevoegd: "Hou stil ik vermoord je!" en "Geld, geld, geld", althans woorden van soortgelijke dreigende aard en strekking en
- -
(vervolgens) die [slachtoffer 1] heeft gedwongen haar woning te betreden en
- -
tape om het hoofd en om de handen van die [slachtoffer 1] heeft gebonden en
- -
(vervolgens) die [slachtoffer 1] in het schuurtje heeft gedwongen op de grond te gaan liggen en
- -
(vervolgens) met een snoer de voeten van die [slachtoffer 1] bij elkaar heeft gebonden en
- -
die [slachtoffer 1] (nogmaals) dreigend voornoemd mes heeft getoond en haar hierbij dreigend de woorden heeft toegevoegd "your pincode right number, if it's not working I'll come back, I'll kill you, I'll call the police and they will find you here dead" althans woorden van soortgelijke dreigende aard en strekking.
- 2.
hij op 14 januari 2009 te Breda met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een personenauto, merk Peugeot 307, kenteken [kenteken], heeft weggenomen een navigatiesysteem, toebehorende aan [slachtoffer 2], waarbij verdachte het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak.
- 3.
hij op 12 december 2008 te Breda ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen een geldbedrag, toebehorende aan [slachtoffer 3], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan en/of te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen voornoemde [slachtoffer 3] en/of haar echtgenoot, te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken, hebbende hij verdachte ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf
- -
met kracht tegen het gezicht van voornoemde [slachtoffer 3] geduwd en
- -
aan het lichaam van die [slachtoffer 3] getrokken en
- -
aan het lichaam van de echtgenoot van die van [slachtoffer 3] getrokken en
- -
daarbij geroepen:"geld, geld, dit is een overval",
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
en
hij op 12 december 2008 te Breda ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 3] en/of haar echtgenoot te dwingen tot afgifte van enig geldbedrag, toebehorende aan voornoemde [slachtoffer 3] en/of haar echtgenoot, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, hebbende hij verdachte ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf
- -
met kracht tegen het gezicht van voornoemde [slachtoffer 3] geduwd en
- -
aan het lichaam van die [slachtoffer 3] getrokken en
- -
aan het lichaam van de echtgenoot van die van [slachtoffer 3] getrokken en
- -
daarbij geroepen:"geld, geld, dit is een overval",
- -
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
- 4.
subsidiair
hij in de periode van 5 januari 2009 tot en met 13 januari 2009 te Breda een mobiele telefoon voorhanden heeft gehad en heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen van voornoemde mobiele telefoon redelijkerwijs moest vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.
- 5.
hij op 22 februari 2009 te Nieuwegein, tezamen en in vereniging met een ander, gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, in een woning gelegen aan de [adres] te [woonplaats] met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [slachtoffer 5] heeft gedwongen tot het ter beschikking stellen van gegevens te weten:
- -
de pincode van een bankpas
en
tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen
- -
een hoeveelheid geld en
- -
een bankpas,
toebehorende aan [slachtoffer 5], welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld en gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 5], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en zijn mededader, hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
en waarbij de toegang tot de plaats van het misdrijf werd verschaft door middel van braak, immers hebben verdachte en zijn mededader een deur van voornoemde woning geforceerd,
en welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat hij, verdachte en/of zijn mededader,
- -
die [slachtoffer 5] onverhoeds in haar slaapkamer heeft/hebben genaderd en
- -
tegen die [slachtoffer 5] heeft/hebben gezegd dat zij niet mocht schreeuwen, waarbij dreigende woorden werden geuit en
- -
de handen en de voeten van die [slachtoffer 5] heeft/hebben vastgebonden.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Door het hof gebruikte bewijsmiddelen
Indien tegen dit verkort arrest beroep in cassatie wordt ingesteld, worden de door het hof gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkort arrest. Deze aanvulling wordt alsdan aan het verkort arrest gehecht.
Bijzondere overwegingen omtrent het bewijs
De beslissing dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan, berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd.
Elk bewijsmiddel wordt - ook in zijn onderdelen - slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezen verklaarde feit, of die bewezen verklaarde feiten, waarop het, blijkens zijn inhoud, betrekking heeft.
met betrekking tot het onder 1. ten laste gelegde
Van de zijde van de verdediging is betoogd, dat verdachte vrijgesproken dient te worden van het hem onder 1. ten laste gelegde. De raadsman voert daartoe het volgende aan:
1. uit de verklaringen van de aangeefster, dat de overvaller ‘een gladde kin’ had, blijkt dat verdachte niet de dader kan zijn geweest. Op kort na de aanhouding van de verdachte genomen foto’s is namelijk te zien, dat verdachte toen een baard had van meer dan een week;
2. de bij verdachte in beslag genomen jas, kan niet dezelfde jas zijn, als door de overvaller is gedragen, nu de aangeefster spreekt van een bontkraag, die aan de jas van verdachte ontbreekt. Voorts heeft ze niet verklaard over een opvallend wit logo aan de voorkant van de jas, zoals dat is te zien op de jas van verdachte.
Verbalisanten hebben in de buurt van de woning van de aangeefster wel een losse bontkraag aangetroffen, maar daarop is geen DNA aangetroffen van verdachte, hetgeen eveneens een aanwijzing oplevert dat niet de verdachte, maar een ander de overval heeft gepleegd;
3. het bij verdachte in beslag genomen mes komt niet overeen met de door de aangeefster gegeven omschrijving van het mes, dat bij de overval zou zijn gebruikt. Daarnaast zijn noch op de looproute, noch in de omgeving of op de plaats van de aanhouding van verdachte plastic zakken aangetroffen en is bij verdachte evenmin een pinpas aangetroffen.
Verdachte heeft hieraan toegevoegd:
4. dat het [betrokkene] moet zijn geweest die de overval heeft gepleegd, aangezien hij van [betrokkene], na de overval, bij hem, verdachte, in beslag genomen goederen en een geldbedrag in handen geduwd heeft gekregen en;
- 5.
dat hij ten tijde van de overval bij een vrouw was, met wie hij een geheime relatie onderhield, maar van wie hij de personalia niet openlijk durft te noemen. Als verdachte op de videobeelden is te zien, komt hij van deze vrouw vandaan.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt:
Ad 1.
Het hof stelt vast dat de aangeefster tegenover de politie een signalement heeft gegeven van de dader, onder meer inhoudend: ‘Ik zag dat de kin van de man niet behaard was. Die kin was glad.”
Ter terechtzitting in hoger beroep is nog een afschrift van een e-mail bericht van diezelfde aangeefster d.d. 5 juli 2010 aan het dossier toegevoegd, waarin zij, naar aanleiding van krantenberichten over het verloop van het onderzoek van de zaak in hoger beroep, mededeelt dat zij met haar verklaring bij de politie heeft bedoeld te zeggen dat de dader een ‘gladde kin’ had in de zin van: ‘dat hij geen ringbaard, of beginnende baard of gewone baard had’.
Voor zover de raadsman met zijn verweer heeft bedoeld te stellen, dat met ‘een gladde kin’ toch geen beschrijving kan zijn gegeven van de kin van verdachte, zoals die blijkens de ruim 33 uur na de overval van hem genomen fotoafbeeldingen, terugrekenend naar het tijdsip van de overval, behaard moet zijn geweest, overweegt het hof het navolgende:
Naar het oordeel van het hof kan niet met zekerheid worden vastgesteld dat op de vorenbedoelde foto’s van verdachte sprake is van een baard van meer dan een week oud. Op verzoek van de verdediging zijn met tussenpozen foto’s van verdachte gemaakt, nadat hij zich had geschoren. Het hof stelt uit eigen waarneming ter terechtzitting vast, dat na het tijdsverloop van 48 uur wat stoppels op de kin zichtbaar zijn en overigens ook direct na het scheren de kin van verdachte een donkere kleuring vertoont.
Anders dan de raadsman, is het hof dan ook van oordeel dat aan de baardgroei op de kin van verdachte, zoals die is te zien op de foto’s na de aanhouding niet de gevolgtrekking kan worden verbonden, dat de verdachte niet de dader van de overval kan zijn geweest.
Ad 2.
Het hof stelt vast dat de bij verdachte in beslag genomen jas, niet voorzien was van de door aangeefster in haar aangifte genoemde bontkraag. Het hof gaat er vanuit dat aangeefster zich onder de gegeven omstandigheden in haar waarneming op dit punt vergist heeft.
Dat een, naar het oordeel van de verdediging, opvallend logo op de voorkant van de jas van verdachte door haar gezien had moeten zijn en niet is gezien, kan evenzeer worden verklaard door de overweldigende indruk die de overval op aangeefster moet hebben gemaakt en de omstandigheden waaronder deze is gepleegd.
Op de bontkraag die later in de nabijheid van de plaats delict is aangetroffen, is zoals de raadsman aanvoert, weliswaar geen DNA van de verdachte aangetroffen, maar ook geen DNA van de door verdachte als dader aangewezen [betrokkene]. Deze [betrokkene] ontkent overigens elke betrokkenheid bij de overval.
Ad 3.
Het hof gaat er vanuit dat de aangeefster met de beschrijving van het mes zich hiervan een onjuist beeld heeft gevormd, hetgeen te verklaren is uit de omstandigheden waaronder zij dit mes, waarmee zij werd bedreigd, waarnam. Het hof stelt verder vast dat op het bij verdachte aangetroffen mes een deel van de kenmerken van het DNA van de aangeefster is aangetroffen, als gevolg waarvan niet kan worden uitgesloten dat zich in de bemonstering van het mes een kleine hoeveelheid celmateriaal van de aangeefster bevindt.
Dat de plastic zakken waarover aangeefster spreekt niet zijn aangetroffen, sluit het gebruik van deze zakken niet uit. De pinpas, die niet is teruggevonden, kan evengoed in het bezit van verdachte zijn geweest.
Ad 4.
Het hof acht de lezing van verdachte dat [betrokkene] de dader is, hetgeen zou blijken uit het feit dat de goederen die bij hem zijn aangetroffen, waaronder de 50 euro in coupures, zoals deze zijn meegenomen van aangeefster, de bivakmuts en handschoenen, door [betrokkene] in zijn handen zijn geduwd, niet aannemelijk, mede gelet op het feit dat blijkens de resultaten van het DNA-onderzoek, op de bivakmuts en handschoenen wel DNA van verdachte is aangetroffen, maar geen DNA van [betrokkene].
Ad 5.
Ten aanzien van het door verdachte genoemde alibi, dat hij op het tijdstip van het delict bij een geheime liefde zou zijn geweest, merkt het hof op dat door verdachte op geen enkele wijze een controle van dit alibi mogelijk is gemaakt. Het hof hecht hieraan dan ook geen waarde.
Het verweer wordt mitsdien - in al zijn onderdelen - verworpen.
met betrekking tot het onder 2. ten laste gelegde
Door verdachte is verklaard dat hij de bij hem, kort na de auto-inbraak, in beslag genomen TOMTOM zou hebben gekregen van [betrokkene]. Het hof overweegt hieromtrent dat deze [betrokkene] niet alleen ontkent de hier ten laste gelegde auto-inbraak te hebben gepleegd en aan verdachte de TOMTOM te hebben overhandigd, maar ook stelt het hof vast dat verdachte deze stelling op geen enkele wijze aannemelijk heeft weten te maken.
Nu de gestolen TOMTOM kort na de auto-inbraak bij verdachte is aangetroffen en in beslag is genomen, verdachte voorts op videobeelden van die nacht in de nabijheid van de auto is gezien en er bij hem ook handschoenen zijn aangetroffen die uit die betreffende auto zijn ontvreemd, moet het ervoor worden gehouden dat verdachte de auto-inbraak heeft begaan.
met betrekking tot het onder 3. ten laste gelegde
Van de zijde van de verdediging is betoogd dat verdachte vrijgesproken dient te worden van het onder 3. ten laste gelegde.
Hiertoe heeft de raadsman aangevoerd dat de verklaring van getuige [getuige 2] louter ziet op de aanwezigheid van verdachte op dat tijdstip en die plaats en dat daaraan geen betekenis kan worden gehecht, nu dit in de buurt is van een scholengemeenschap, waar allerlei jongeren op zitten die waarschijnlijk aan hetzelfde signalement voldoen. De rennende houding zegt evenmin iets, omdat men ook kan rennen om de bus te halen. Verder acht de raadsman de verklaring van getuige [getuige 2], waar het gaat om het schichtig kijken van verdachte en het gedeeltelijk voor het gezicht houden van de sjaal, onbetrouwbaar.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt:
Het hof is evenals de rechtbank van oordeel, dat er geen reden is om de verklaring van [getuige 2], die hij nadien ten overstaan van de rechter-commissaris heeft herhaald en heeft bevestigd, onbetrouwbaar te achten. Het hof acht een verwarring met een op verdachte gelijkende persoon bij de herkenning van verdachte door getuige [getuige 2] uitgesloten. In dat verband stelt het hof voorts vast dat, nu verdachte in een rennende houding door deze getuige is waargenomen op een plaats en een tijdstip die direct gekoppeld kunnen worden aan de plaats en het tijdstip, waar en waarop de overval heeft plaatsgevonden, het hof op grond daarvan tot de overtuiging komt, dat verdachte de dader moet zijn geweest van deze overval. Hierbij heeft het hof tevens acht geslagen op het gegeven dat het ook hier, evenals bij de andere bewezen verklaarde feiten, ging om kwetsbare slachtoffers, waarvan bij de door verdachte gevolgde ‘vergelijkbare werkwijze’, steeds sprake is.
Het verweer wordt mitsdien - in al zijn onderdelen - verworpen.
met betrekking tot het onder 4. ten laste gelegde
De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat hij de ten laste gelegde mobiele telefoon in zijn bezit had en heeft geruild met zijn zwager [getuige 2]. De verdachte heeft bij deze gelegenheid voor het eerst verklaard dat hij vorenbedoeld GSM toestel heeft gekocht bij een belwinkel in de binnenstad van Breda.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt:
Naar het oordeel van het hof is de door de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep gegeven verklaring ten aanzien van de belwinkel, ongeloofwaardig. Het hof betrekt in dit oordeel dat verdachte, na daartoe meermalen in de gelegenheid te zijn gesteld, geen nadere gegevens heeft kunnen verstrekken, waarmee de juistheid van deze stelling kon worden geverifieerd. Daarnaast stelt het hof vast dat de verdachte pas in hoger beroep voor het eerst melding heeft gemaakt van het bestaan van een belwinkel, waar hij de mobiele telefoon zou hebben aangeschaft.
Mede gelet op het door [getuige 2] kort na de aanhouding van verdachte gevoerde telefoongesprek, waaruit blijkt dat hij inmiddels het vermoeden, had dat er iets mis was met vorenbedoeld toestel, is het hof van oordeel dat de verdachte ten tijde van het voorhanden krijgen van het toestel op zijn minst redelijkerwijs had kunnen vermoeden dat het hier om een van een misdrijf afkomstig goed ging.
Het verweer wordt mitsdien verworpen.
met betrekking tot het onder 5. ten laste gelegde
Van de zijde van de verdediging is betoogd, dat de verdachte vrijgesproken dient te worden van het onder 5. ten laste gelegde. Hiertoe heeft de raadsman aangevoerd dat uit de opnamen in het dossier bij de pintransacties met de gestolen pinpas niet zonder meer de conclusie kan worden getrokken, dat het de verdachte is geweest die feitelijk betrokken was bij de gepleegde overval. Daarvoor zijn in de visie van de verdediging de overeenkomsten met een merkje op een jas en vergelijkingen tussen, veel door de jeugd gedragen, sneakers en de bij verdachte in beslag genomen schoenen, te vaag en onduidelijk te noemen, temeer nu ook niet kan worden gesproken van een vergelijkbare werkwijze tussen de dader van de andere ten laste gelegde feiten en het onderhavige feit.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt:
Het hof is anders dan de raadsman, van oordeel dat kan worden gesproken van een vergelijkbare werkwijze tussen het onderhavige feit en de andere bewezen verklaarde feiten. Bij het onder 1. en 3. bewezen verklaarde gaat het steeds om kwetsbare personen. Voorts is de werkwijze bij het onder 1. bewezen verklaarde, te weten het opeisen van een pinpas, het onder bedreiging vragen van de juiste pincode en het vastbinden van het slachtoffer vergelijkbaar met de werkwijze, zoals gehanteerd bij het onder 5. ten laste gelegde.
Het hof stelt daarnaast vast dat de bij verdachte in beslag genomen jas overeenkomt met de door het slachtoffer gegeven beschrijving van de jas die door de overvaller werd gedragen, te weten dat op de linkermouw van de jas van de dader een logo of een wapenschild zat van een paar centimeter groot en dat de afbeelding gekleurd was met de kleuren rood, blauw en wit erdoor.
Het hof merkt voorts nog op dat uit een onderzoek telecommunicatie is gebleken dat de telefoon van mededader [betrokkene] in die nacht afwisselend is gebruikt door zowel verdachte, alsook [betrokkene]. En voorts is verdachte bij diverse telefoongesprekken op de achtergrond hoorbaar, hetgeen naar het oordeel van het hof bevestigt, dat verdachte die nacht samen is geweest met voornoemde [betrokkene].
Het verweer wordt mitsdien - in al zijn onderdelen - verworpen.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezen verklaarde onder 1. is voorzien en strafbaar gesteld bij artikel 317, eerste lid van het Wetboek van Strafrecht.
Het bewezen verklaarde onder 2. is voorzien en strafbaar gesteld bij artikel 311, eerste lid aanhef en onder 5 ° jo. 310 van het Wetboek van Strafrecht.
Het bewezen verklaarde onder 3. is voorzien en strafbaar gesteld bij artikel 312, eerste lid jo. artikel 45 van het Wetboek van Strafrecht en voorzien en strafbaar gesteld bij 317, eerste lid jo. artikel 45 van het Wetboek van Strafrecht.
Het bewezen verklaarde onder 4. is voorzien en strafbaar gesteld bij artikel 417bis, eerste lid onder a. van het Wetboek van Strafrecht.
Het bewezen verklaarde onder 5. is voorzien en strafbaar gesteld bij artikel 317, eerste lid en derde lid van het Wetboek van Strafrecht en voorzien en strafbaar gesteld bij artikel 312, eerste lid en tweede lid onder 1º, 2º en 3º van het Wetboek van Strafrecht.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Het wordt gekwalificeerd zoals hierna in de beslissing wordt vermeld.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten.
De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.
Op te leggen straf of maatregel
De eerste rechter heeft verdachte ter zake van een (gekwalificeerde) afpersing, meermalen gepleegd, een (gekwalificeerde) diefstal, meermalen gepleegd, opzetheling en een poging tot diefstal en/of tot afpersing veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van acht jaren met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd, dat het hof de verdachte voor het onder 1, 2, 3, 4 (primair) en 5 ten laste gelegde zal veroordelen tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 12 jaren met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht.
De verdediging heeft subsidiair, gelet op de ernst van de feiten, alsmede op de persoonlijke omstandigheden van verdachte gesteld, dat de door de rechter in eerste aanleg opgelegde straf en de thans in hoger beroep door de advocaat-generaal gevorderde straf te hoog is.
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Naar het oordeel van het hof kan niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf welke onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming voor de hierna te vermelden duur met zich brengt. Daarbij is in het bijzonder rekening gehouden met:
- -
de ernst van het bewezen verklaarde in de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd;
- -
de mate waarin het bewezen verklaarde persoonlijk leed teweeg heeft gebracht;
- -
het gewelddadig karakter van het bewezen verklaarde en de maatschappelijke onrust die daarvan het gevolg is geweest.
Het hof overweegt hierbij in het bijzonder het navolgende:
De verdachte heeft zich in een relatief korte periode schuldig gemaakt aan overvallen op kwetsbare personen in een woning. Daarnaast heeft de verdachte in die periode ook nog een auto-inbraak gepleegd en heeft hij zich schuldig gemaakt aan de schuldheling van een, uit een overval afkomstige, mobiele telefoon. Het hof stelt vast dat de slachtoffers bij de overvallen in de woningen behoorden tot een groep personen die als uitermate kwetsbaar kan worden beschouwd. De verdachte heeft een vrouw die destijds zeven maanden zwanger was met een mes bedreigd met de dood, haar mond met tape afgeplakt, haar handen en voeten vastgebonden en gesommeerd in die toestand op de grond in een schuur te gaan liggen. Bij een eerdere overval was een bejaard echtpaar het slachtoffer, waarbij verdachte de vrouw heeft geduwd, als gevolg waarvan zij ten val is gekomen en letsel heeft opgelopen. Ook haar echtgenoot is door verdachte geduwd en vastgepakt. Bij de derde bewezen verklaarde overval heeft verdachte tezamen met een mededader een vrouw op leeftijd in haar eigen slaapkamer met de dood bedreigd en aan haar handen en voeten vastgebonden.
Het hof rekent de verdachte deze keuze van zijn slachtoffers zwaar aan. Verdachte heeft een kille berekening of inschatting gemaakt van de risico’s en de opbrengsten van zijn daden. Dat hij zich hierbij weinig rekenschap heeft gegeven van de verstrekkende gevolgen van de gepleegde feiten voor de kwetsbare slachtoffers, blijkt naar het oordeel van het hof uit de grove manier waarop hij zijn slachtoffers heeft benaderd.
Bij de straftoemeting heeft het hof rekening gehouden met de navolgende uitgangspunten:
Wat betreft de op te leggen straf heeft het hof aansluiting gezocht bij de straffen die door dit gerechtshof in gevallen grosso modo vergelijkbaar met de onderhavige worden opgelegd. Gelet hierop is het van oordeel dat bij een voltooide gekwalificeerde diefstal in een woning in de regel niet kan worden volstaan met een lagere straf dan welke een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van drie jaren met zich brengt. Gelet op de vergelijkbare wijze waarop hierbij een inbreuk wordt gemaakt op de rechtsorde is het hof van oordeel dat eenzelfde uitgangspunt dient te worden gehanteerd bij een voltooide (gekwalificeerde) afpersing in een woning.
Onder de omstandigheid dat de hier bewezen verklaarde overvallen zich in het bijzonder hebben gericht tegen zeer kwetsbare personen en mede gelet op de korte tijd waar binnen de overvallen zijn gepleegd, ziet het hof aanleiding voornoemd uitgangspunt te verhogen met drie maanden per overval.
Hierbij zal het hof ten aanzien van het onder 3. bewezen verklaarde, hoewel dat juridisch gezien als een ‘poging’ dient te worden gekwalificeerd, het voornoemde uitgangspunt niet met een derde verlagen. Met de advocaat-generaal is het hof van oordeel dat het hier een toevallige omstandigheid is dat verdachte geen goederen heeft meegenomen, waarbij daarnaast de impact op het bejaarde echtpaar, alsmede de maatschappelijke onrust die, mede als gevolg van dit bewezen verklaarde feit, is ontstaan, verlaging van het uitgangspunt naar het oordeel van het hof niet rechtvaardigt.
Het hof is aldus van oordeel dat met betrekking tot het onder 1., 3. en 5. bewezen verklaarde een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van negen jaar en negen maanden in beginsel als passend kan worden beschouwd.
Voorts is het hof van oordeel dat met betrekking tot het onder 2. en 4. bewezen verklaarde, daarbij mede gelet op het Uittreksel Justitiële Documentatie betreffende verdachte d.d. 27 april 2010, waaruit blijkt dat hij over meerdere strafrechtelijk vergelijkbare antecedenten beschikt, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van drie maanden in beginsel als passend kan worden beschouwd.
Het hof ziet, gelet op bovengenoemde omstandigheden waaronder de strafbare feiten hebben plaatsgevonden, geen aanleiding in strafmitigerende zin rekening te houden met de leeftijd van verdachte of overige persoonlijke omstandigheden, voor zover deze ter terechtzitting in hoger beroep zijn aangevoerd.
Het hof acht de gemaakte keuzes met betrekking tot strafsoort en strafmaat het meest passend bij de persoon van de verdachte en de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het is gepleegd.
Het hof komt op grond van de hiervoor weergegeven overwegingen tot een strafoplegging die afwijkt van de straf die door het openbaar ministerie is gevorderd en door de raadsman subsidiair is bepleit.
Het hof acht een veroordeling tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 10 jaren passend en geboden.
Beslag
Het na te melden in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerp, is vatbaar voor verbeurdverklaring, nu het een voorwerp is met behulp waarvan het onder 1. en 5. ten laste gelegde en bewezen verklaarde is begaan. Het hof heeft hierbij rekening gehouden met de draagkracht van verdachte.
De in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen of geldbedragen moeten worden teruggegeven aan de hieronder te noemen persoon, zijnde degene die blijkens het onderzoek ter terechtzitting redelijkerwijs als rechthebbende kan worden aangemerkt.
Van hetgeen verder in beslag genomen en nog niet teruggegeven is, zal de teruggave aan de verdachte worden gelast.
De vordering benadeelde partij
De benadeelde partij [slachtoffer 4] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding tot een bedrag van EUR 1.400,- ten aanzien van het onder 4. primair ten laste gelegde.
De benadeelde partij is bij vonnis waarvan beroep in haar vordering niet-ontvankelijk verklaard en heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd.
Het hof is van oordeel dat, nu het onder 4. primair ten laste gelegde niet is bewezen, maar het onder dat feit subsidiair ten laste gelegde, niet is gebleken dat de schade door dit bewezen verklaarde feit is toegebracht.
De benadeelde partij zal daarom niet-ontvankelijk worden verklaard in haar vordering. Zij kan haar vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis, waarvan beroep - voor zover thans aan het oordeel van het hof onderworpen - en doet opnieuw recht.
Verklaart niet bewezen, dat verdachte het onder 4. - primair - ten laste gelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart, zoals hiervoor overwogen, wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte het onder 1, 2, 3, 4 - subsidiair - en 5 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart dat het bewezen verklaarde oplevert:
- 1.
afpersing.
en
- 2.
diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak.
en
- 3.
poging tot diefstal, voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken.
en
poging tot afpersing.
- 4.
- subsidiair -
schuldheling.
en
- 5.
afpersing, gepleegd door twee of meer verenigde personen.
en
diefstal, gepleegd door twee of meer verenigde personen, gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning, voorafgegaan en vergezeld en gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, en/of om, bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en andere deelnemers aan het misdrijf, hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, waarbij de schuldige en zijn mededader zich de toegang tot de plaats des misdrijfs hebben verschaft door middel van braak.
Verklaart verdachte deswege strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 10 (tien) jaren.
Bepaalt, dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Verklaart verbeurd het in beslag genomen voorwerp, ten aanzien waarvan nog geen last tot teruggave is gegeven, te weten:
- -
het voorwerp dat wordt vermeld onder nummer 47. op de aan dit arrest gehechte beslaglijst.
Gelast de teruggave aan [slachtoffer 4] van het in beslag genomen voorwerp, ten aanzien waarvan nog geen last tot teruggave is gegeven, te weten:
- -
het voorwerp dat wordt vermeld onder nummer 1. op de aan dit arrest gehechte
beslaglijst.
Gelast de teruggave aan [slachtoffer 1] van de in beslag genomen geldbedragen, ten aanzien waarvan nog geen last tot teruggave is gegeven, te weten:
- -
de geldbedragen die worden vermeld onder nummers 13 en 14. op de aan dit arrest gehechte beslaglijst.
Gelast de teruggave aan [slachtoffer 2], M. van de in beslag genomen voorwerpen, ten aanzien waarvan nog geen last tot teruggave is gegeven, te weten:
- -
de voorwerpen die worden vermeld onder nummers 21 en 37 op de aan dit arrest gehechte beslaglijst.
Gelast de teruggave aan verdachte van de in beslag genomen voorwerpen, ten aanzien waarvan nog geen last tot teruggave is gegeven, te weten:
- -
alle overige voorwerpen op de aan dit arrest gehechte beslaglijst, met uitzondering van het anonieme briefje met daarop vermeld de naam van verdachte.
Vordering benadeelde partij
Verklaart de benadeelde partij, [slachtoffer 4], in haar vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat zij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Veroordeelt de benadeelde partij, [slachtoffer 4], in de kosten van het geding door de verdachte gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
Wijst af het verzoek om opheffing van de voorlopige hechtenis.
Aldus gewezen door
mr. J.J. van der Kaaden, voorzitter,
mr. W.E.C.A. Valkenburg en mr. M.J.C. van Kamp,
in tegenwoordigheid van mr. R.P. Sampat, griffier,
en op 29 september 2010 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr. M.J.C. van Kamp is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.