type: BA/4761coll: RS/4234
Rb. Midden-Nederland, 24-08-2016, nr. C/16/404044 / HA ZA 15-909
ECLI:NL:RBMNE:2016:4619
- Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
- Datum
24-08-2016
- Zaaknummer
C/16/404044 / HA ZA 15-909
- Vakgebied(en)
Ondernemingsrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBMNE:2016:4619, Uitspraak, Rechtbank Midden-Nederland, 24‑08‑2016; (Eerste aanleg - enkelvoudig)
- Vindplaatsen
AR 2016/2686
OR-Updates.nl 2016-0253
INS-Updates.nl 2016-0337
Uitspraak 24‑08‑2016
Inhoudsindicatie
bestuurdersaansprakelijkheid, onrechtmatige daad, invulling bestuurstaak
Partij(en)
vonnis
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Civiel recht
handelskamer
locatie Utrecht
zaaknummer / rolnummer: C/16/404044 / HA ZA 15-909
Vonnis in hoofdzaak van 24 augustus 2016
in de zaak van
de stichting
STICHTING WELZIJN SENIOREN,
gevestigd te Hilversum,
eiseres,
advocaat mr. A.V. Paardekooper te Amsterdam,
tegen
[gedaagde] ,
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde,
advocaat mr. R. Kuizenga te Almere,
Partijen zullen hierna SWS en [gedaagde] genoemd worden.
1. De procedure
1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- -
het tussenvonnis van 4 mei 2016
- -
het proces-verbaal van comparitie van 8 juli 2016, waarin is opgenomen dat het geding ten aanzien van de door SWS ingestelde vordering tegen de partijen (i) [A] , (ii) de vereniging [vereniging ] en (iii) [vennootschap] (onder hetzelfde rolnummer) op grond van artikel 29 Faillissementswet is geschorst vanwege het uitspreken van het faillissement van voornoemde partijen.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1.
[gedaagde] en de heer [A] (hierna [A] ) waren tot 2 december 2015 echtgenoten.
2.2.
SWS is een charitatieve instelling met een christelijke achtergrond. SWS houdt zich bezig met welzijnswerk voor ouderen.
2.3.
[A] is van 10 januari 2013 tot en met 9 oktober 2015 bestuurder van SWS geweest. [A] vervulde in het bestuur van SWS vanaf 1 januari 2014 tot en met zijn aftreden de functie van penningmeester.
2.4.
In de periode 30 januari 2014 tot en met 30 juli 2015 is – in totaal – een bedrag van € 210.536,- overgeboekt van de bankrekening van SWS naar die van de vereniging [vereniging ] (hierna: de Vereniging). Voornoemd bedrag is vervolgens vanaf de bankrekening van de Vereniging in gedeelten overgeboekt naar de bankrekening van [vennootschap] (hierna: de Vennootschap), naar een andere rekening van de Vereniging en naar bankrekeningen van derden. Het naar de rekening van de Vennootschap overgeboekte bedrag is vervolgens in delen doorgeboekt naar een vijftal andere rekeningen, waarvan één rekening op naam van [gedaagde] en één rekening op naam van [A] en [gedaagde] samen. Op de beide laatstbedoelde rekeningen is aldus in totaal € 12.965,- overgeboekt.
2.5.
[gedaagde] is per 5 september 2006 ingeschreven in het handelsregister van de kamer van koophandel als bestuurder van de Vennootschap. Voorts is [gedaagde] per 19 februari 2007 in voornoemd register ingeschreven als bestuurder van de Vereniging, met de titel secretaris/penningmeester.
2.6.
Nadat de voorzitter van SWS omstreeks juli 2015 constateerde dat in tranches een groot bedrag van de bankrekening van SWS was overgeboekt, heeft SWS Hoffman Bedrijfsrecherche B.V. (hierna: Hoffman) ingeschakeld om onderzoek te doen. [A] heeft tijdens een bespreking met Hoffman erkend dat hij geld nodig had en daarom gelden van SWS heeft verduisterd.
2.7.
Op 23 oktober 2015 heeft SWS conservatoir (verhaals-)beslag doen leggen ten laste van, onder meer, [A] - [gedaagde] .
3. Het geschil
3.1.
SWS vordert samengevat - primair hoofdelijke veroordeling van [gedaagde] tot betaling van € 221.367,70 (bestaande uit een bedrag van € 210.536,= aan onrechtmatige overgeboekte gelden, € 3.917,76 aan beslagkosten en € 6.913,94 aan onderzoekskosten), vermeerderd met de wettelijke rente, buitengerechtelijke incassokosten en proceskosten. Tevens vordert SWS subsidiair hoofdelijke veroordeling van [gedaagde] tot betaling van € 12.965,=.
3.2.
SWS legt aan haar primaire vordering kortweg ten grondslag dat [gedaagde] jegens haar onrechtmatig heeft gehandeld en dat zij daarom aansprakelijk is voor de door SWS geleden schade. Het onrechtmatige handelen bestaat volgens SWS uit dat [gedaagde] , hoewel daartoe uit hoofde van haar bestuurder-/penningmeesterschap van de Vereniging gehouden, geen actie heeft ondernomen toen de gelden SWS onverschuldigd op de rekening van de Vereniging werden geboekt en niet heeft verhinderd dat die gelden, eveneens onverschuldigd, in gedeelten werden doorbetaald aan onder meer de Vennootschap en vanuit de Vennootschap naar nog weer andere rekeningen, waaronder rekeningen van haarzelf. Het (niet) handelen van [gedaagde] is zo ernstig dat zij volgens SWS voor de schade die SWS heeft geleden persoonlijk aansprakelijk is te houden.
3.3.
In subsidiaire zin legt SWS aan haar vordering ten grondslag dat [gedaagde] ongerechtvaardigd is verrijkt ten koste van SWS, doordat zij een bedrag van € 12.965,= heeft ontvangen op de bankrekeningen waarvan zij (mede) begunstigde is.
3.4.
[gedaagde] betwist dat zij aansprakelijk is jegens SWS omdat haar niets kan worden verweten en concludeert tot afwijzing van de vorderingen van SWS. Zij stelt dat haar rol in het bestuur van de Vereniging en de Vennootschap minimaal is geweest en wijst daartoe op een verklaring van [A] waarin wordt gesteld dat de functie van [gedaagde] als bestuurder van de Vereniging en de Vennootschap louter ceremonieel was.
3.5.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1.
Kern van het geschil is de vraag of [gedaagde] aansprakelijk is voor de door SWS geleden schade. Deze schade bestaat uit een bedrag van (primair) € 210.536,= dan wel (subsidiair) € 12.965,-, zoals onder 2.4 omschreven.
4.2.
Tussen partijen staat vast dat [gedaagde] ten tijde van de overboekingen van de gelden vanuit de Vereniging benoemd was als bestuurder van de Vereniging, met als functie secretaris/penningmeester. [gedaagde] was ook benoemd als bestuurder van de Vennootschap toen deze een deel van de gelden ontving en doorboekte naar andere rekeningen.
[gedaagde] is bestuurder – ernstig verwijt
4.3.
Vooropgesteld moet worden dat – afhankelijk van de omstandigheden van het geval – [gedaagde] als bestuurder ten opzichte van SWS als schuldeiser van de Vereniging en de Vennootschap aansprakelijk kan zijn uit hoofde van een onrechtmatige daad. Van een dergelijke aansprakelijkheid kan sprake zijn indien een bestuurder, mede gelet op de op hem rustende verplichting tot een behoorlijke taakuitoefening als bedoeld in artikel 2:9 van het Burgerlijk Wetboek, een voldoende ernstig verwijt kan worden gemaakt. Het antwoord op de vraag of een bestuurder persoonlijk een voldoende ernstig verwijt kan worden gemaakt, is afhankelijk van de aard en ernst van de normschending en de overige omstandigheden van het geval.
4.4.
Tussen partijen staat – als door [gedaagde] onweersproken – vast dat de gelden onverschuldigd door SWS zijn overgeboekt naar de bankrekening van de Vereniging. Het vervolgens overboeken van een deel van deze gelden naar de Vennootschap en voor het overige naar derden, en het vanuit de Vennootschap overboeken van een deel van de gelden naar derden kwalificeert naar het oordeel van de rechtbank als een onrechtmatige daad. Het verweer van [gedaagde] dat haar ter zake daarvan geen ernstig verwijt treft, omdat zij helemaal niets wist en niet op de hoogte was van de overboekingen, snijdt geen houdt. Hiertoe dient dat een bestuurder op grond van artikel 2:239 lid 1 BW belast is met het besturen van de vennootschap. Dit brengt mee dat een bestuurder de vennootschap dan ook daadwerkelijk dient te besturen en zijn bestuurstaak niet onvervuld mag laten. Hierbij geldt in het geval van [gedaagde] als uitgangspunt dat zij als bestuurder van de Vereniging belast was met de functie penningmeester. Dit betreft derhalve bij uitstek de financiële aangelegenheden van de Vereniging, op welk vlak [gedaagde] een bijzondere verantwoordelijkheid heeft. Indien waar is dat [gedaagde] , zoals zij zelf stelt, geen enkele bemoeienis heeft gehad met het besturen van de Vereniging (en de Vennootschap) en helemaal niets wist, dan heeft zij daarmee geen deugdelijke invulling gegeven aan haar bestuurstaak. Voorts heeft [gedaagde] geen reden (of onderbouwing) gegeven waarom haar bestuurstaak niet door haar werd ingevuld, laat staan dat [gedaagde] op grond van die reden en zonder enige vorm van toezicht kon en mocht vertrouwen op de persoon die wel feitelijk invulling gaf aan haar bestuurstaak. Hiermee heeft [gedaagde] de verantwoordelijkheden behorende bij een benoeming als bestuurder miskent. Indien [gedaagde] haar bestuurstaak bij de Vereniging zelf deugdelijk had ingevuld, dan zou zij op de hoogte zijn geweest van het onverschuldigd overboeken van de gelden van SWS naar de Vereniging. Voorts zou zijn dan ook op de hoogte zijn geweest van de overboekingen vanuit de Vereniging naar de Vennootschap. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat zowel de Vereniging als de Vennootschap slechts zeer beperkte eigen inkomsten hebben (gehad), zodat de overboeking van de gelden ten bedrage van € 210.536,= over een periode van ruim anderhalf jaar naar de Vereniging en de overboeking van € 146.730,= van de Vereniging naar de Vennootschap over eenzelfde periode haar had kunnen en moeten opvallen. Het had vervolgens op de weg van [gedaagde] als bestuurder/penningmeester gelegen om adequate maatregelen te nemen om veilig te stellen dat de door de Vereniging ontvangen gelden beschikbaar bleven voor SWS, met het oog op de plicht van de Vereniging om haar schuld uit die onverschuldigde betaling aan SWS te voldoen. Naar het oordeel van de rechtbank heeft [gedaagde] door dit alles na te laten haar bestuurstaak ernstig verwaarloosd. Reeds uit hetgeen hiervoor is overwogen is er mitsdien sprake van een voldoende ernstig verwijt en is [gedaagde] aansprakelijk voor de dientengevolge door SWS geleden schade ten bedrage van € 210.536,=.
Wettelijke rente
4.5.
SWS heeft de wettelijke rente gevorderd over € 210.536,= vanaf het moment dat dit bedrag aan de bankrekening van SWS is onttrokken. [gedaagde] heeft dit deel van de vordering van SWS niet betwist.
4.6.
Zoals onder punt 4.9 van dit vonnis uiteengezet is het onrechtmatig handelen van [gedaagde] niet zozeer ontstaan vanaf het moment van overboeking van de gelden vanaf de bankrekening van SWS, als wel vanaf het moment van overboeking van (elk van de deelbetalingen van) de gelden vanaf de bankrekening van de Vereniging. Op grond van artikel 6:199 en artikel 6:83 sub b BW is [gedaagde] vanaf voornoemde momenten in verzuim geraakt. Dit betekent dat de rechtbank de wettelijke rente op grond van het voorgaande zal toekennen vanaf de datum van overboeking van de verschillende bedragen van de gelden vanaf de bankrekening van de Vereniging.
Onderzoekskosten en wettelijke rente
4.7.
SWS vordert voorts hoofdelijke veroordeling tot betaling van een bedrag van € 6.913,94 aan onderzoekskosten van de door haar ingeschakelde accountant. SWS heeft ter onderbouwing van haar vordering gesteld dat zij deze kosten heeft moeten maken om de schade en aansprakelijkheid door middel van een accountant en Hoffmann vast te stellen. [gedaagde] heeft dit deel van de vordering van SWS eveneens niet betwist.
4.8.
De omvang van de schadevergoedingsplicht op grond van onrechtmatige daad wordt vastgesteld aan de hand van afdeling 10 van titel 1 van boek 6 BW (artikel 6:95 e.v. BW). Hieruit volgt dat vermogensschade, waaronder de redelijke kosten ter vaststelling van de schade en de aansprakelijkheid op grond van de artikelen 6:95 en 6:96 lid 2 sub BW, in dit kader voor vergoeding in aanmerking komt. Naar het oordeel van de rechtbank heeft SWS in redelijkheid Hoffmann en een accountant kunnen inschakelen om zicht te krijgen op de (omvang van de) schade en de aansprakelijkheid van [gedaagde] . Voorts zijn de gemaakte kosten niet onredelijk te achten (zowel in besteedde tijd als het toepasselijke uurtarief), waardoor de rechtbank conform de eis van SWS de gevorderde onderzoekskosten zal toewijzen.
4.9.
SWS heeft tevens de wettelijke rente gevorderd over het gevorderde bedrag aan onderzoekskosten vanaf de dag van dagvaarding. Zoals onder punt 4.11 van dit vonnis overwogen betreffen de onderzoekskosten (onderdeel van de) schade uit onrechtmatige daad, waarvoor een schuldenaar op grond van artikel 6:83 sub BW direct in verzuim raakt. Dit betekent dat de rechtbank de wettelijke rente conform de eis zal toewijzen vanaf de dag van dagvaarding.
Buitengerechtelijke incassokosten
4.10.
SWS vordert ook een bedrag van € 2.827,68 aan gemaakte buitengerechtelijke incassokosten te vermeerderen met wettelijke rente. SWS verwijst ter onderbouwing van haar vordering naar enkele sommatiebrieven.
4.11.
Bij de beoordeling van deze vordering hanteert de rechtbank uitgangspunt dat buitengerechtelijke incassokosten alleen voor vergoeding in aanmerking komen, indien zij betrekking hebben op verrichtingen die meer omvatten dan een enkele (eventueel herhaalde, dan wel min of meer gelijkluidende) aanmaning. SWS heeft weliswaar gesteld dat de gevorderde kosten geen betrekking hebben op verrichtingen waarvoor de proceskostenveroordeling een vergoeding pleegt in te sluiten, maar uit de gegeven omschrijving van deze werkzaamheden dient het tegendeel te worden afgeleid. De vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke (incasso-)kosten, alsmede de gevorderde vermeerdering met wettelijke rente, moet daarom worden afgewezen.
Beslag- en proceskosten
4.12.
SWS vordert [gedaagde] hoofdelijk te veroordelen tot betaling van alle door haar gemaakte beslagkosten. Deze vordering is gelet op het bepaalde in art. 706 Rv toewijsbaar, met dien verstande dat de rechtbank slechts de individueel voor [gedaagde] gemaakte kosten voor het conservatoire beslag op roerende zaken en de betekening van het verlof zal toewijzen. De beslagkosten worden begroot op € 203,84 voor verschotten en € 452,00 voor het salaris advocaat (1 punt x tarief onbepaalde waarde).
4.13.
[gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij hoofdelijk in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van SWS worden begroot op:
- dagvaarding € 110,23
- griffierecht hoofdzaak 3.251,00 (€ 3.864,00 minus griffierecht beslagrekest)
- griffierecht beslagrekest 613,00
- salaris advocaat 4.000,00 (2,0 punten × tarief € 2.000,00)
Totaal € 7.974,23
5. De beslissing
De rechtbank
5.1.
veroordeelt [gedaagde] hoofdelijk om aan SWS te betalen een bedrag van € 210.536,00 (tweehonderdtienduizendvijfhonderdzesendertig euro), vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over elk van de deelbedragen waaruit voornoemd bedrag bestaat, gerekend vanaf de respectieve data waarop die bedragen zijn overgemaakt vanaf de bankrekening van Vereniging [vereniging ] tot de dag van volledige betaling,
5.2.
veroordeelt [gedaagde] hoofdelijk in de onderzoekskosten van € 6.913,94, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 6 november 2015 tot de dag van volledige betaling,
5.3.
veroordeelt [gedaagde] in de beslagkosten, tot op heden begroot op € 655,84, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de veertiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
5.4.
veroordeelt [gedaagde] hoofdelijk in de kosten van de hoofdzaak, aan de zijde van SWS tot op heden begroot op € 7.974,23, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de veertiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
5.5.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
5.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. Blanke, en in het openbaar uitgesproken op 24 augustus 2016.1.
Voetnoten
Voetnoten Uitspraak 24‑08‑2016