Smartengeld
Einde inhoudsopgave
Smartengeld 1998/1.1:1.1 Vergoeding van immateriële schade
Archief
Smartengeld 1998/1.1
1.1 Vergoeding van immateriële schade
Documentgegevens:
prof. mr. S.D. Lindenbergh, datum 21-06-1998
- Datum
21-06-1998
- Auteur
prof. mr. S.D. Lindenbergh
- Vakgebied(en)
Verbintenissenrecht (V)
Toon alle voetnoten
Voetnoten
Voetnoten
Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
Dit boek gaat over vergoeding van immateriële schade. Met immateriële schade wordt bedoeld schade die niet het vermogen raakt; in de terminologie van de wetgever 'ander nadeel dan vermogensschade'. Daarmee is eigenlijk slechts aangegeven waarover het niet gaat: vermogensschade. Niettemin kan een omschrijving van immateriële schade ook meer 'positief' worden geformuleerd. Het gaat om pijn, verdriet en gederfde levensvreugde,1 om personenschade voorzover die niet het vermogen, maar het welzijn van de getroffene raakt.2 De vergoeding voor immateriële schade wordt aangeduid met de term 'smartengeld'. Dat is geen benaming van de schade, maar van de vergoeding.
Onderwerp van dit onderzoek vormt het recht op vergoeding van immateriële schade. Het gaat daarbij om een juridische blijk van erkenning van het feit dat een benadeelde behalve door schade aan zijn vermogen ook op andere wijze ernstig kan zijn getroffen. Aldus doet het recht een poging het leed enigszins te lenigen. Maar niet alle leed komt daarvoor in aanmerking. Het leed moet bovendien worden 'vertaald' in geld. En het recht op vergoeding gaat op zijn beurt deel uitmaken van het vermogen van de gelaedeerde. Ziedaar in een notendop het terrein waarop dit onderzoek zich beweegt.
Drieënzestig jaar zijn verstreken sinds de laatste Nederlandse dissertatie over dit onderwerp verscheen,3 55 jaar sinds de erkenning door de Hoge Raad van een recht op smartengeld in geval van lichamelijk letsel,4 en bijna twintig jaar sinds het laatste boek dat in Nederland aan smartengeld was gewijd.5 De tijd heeft voor wat betreft dit onderwerp sindsdien niet stilgestaan. Het recht op smartengeld heeft zijn beslag gekregen in de nieuwe codificatie en vormt het onderwerp van een rijke stroom aan jurisprudentie. De eerste onwennigheid met het onderwerp is overwonnen en het recht op vergoeding van immateriële schade heeft een eigen plaats verworven in het Nederlandse aansprakelijkheidsrecht. Die plaats ligt evenwel in lang niet alle opzichten vast. Het terrein van de personenschade staat volop in de belangstelling en is voortdurend in ontwikkeling. Het smartengeld vervult bij die ontwikkelingen een prominente, maar niet onomstreden rol.