Hof Den Haag, 17-11-2016, nr. 22-000447-16
ECLI:NL:GHDHA:2016:3418
- Instantie
Hof Den Haag
- Datum
17-11-2016
- Zaaknummer
22-000447-16
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHDHA:2016:3418, Uitspraak, Hof Den Haag, 17‑11‑2016; (Hoger beroep)
- Vindplaatsen
Uitspraak 17‑11‑2016
Inhoudsindicatie
Vrijspraak van de verdachte, een politieagent, ter zake van poging tot zware mishandeling c.q. mishandeling van een arrestant bij gelegenheid van de aanhouding. Bij het realiseren van de aanhouding was de verdachte bevoegd tot het toepassen van geweld. Vaststaat immers dat [benadeelde partij] zich tegen die aanhouding verzette, dat de verdachte [benadeelde partij] reeds meermalen had gemaand om stil te blijven staan, [benadeelde partij] had vastgepakt en tegen hem meermaals (niet-effectief) zijn pepperspray had gebruikt, en dat [benadeelde partij] desondanks zich bleef onttrekken aan de aanhouding. In deze situatie was de verdachte bevoegd om een zwaarder geweldsmiddel, zoals fysiek geweld dan wel een wapenstok, in te zetten. het hof acht het toegepaste geweld in de gegeven situatie niet disproportioneel en/of in strijd met het subsidiariteitsbeginsel.
Rolnummer: 22-000447-16
Parketnummer: 09-797070-15
Datum uitspraak: 17 november 2016
TEGENSPRAAK
Gerechtshof Den Haag
meervoudige kamer voor strafzaken
Arrest
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Den Haag van 20 januari 2016 in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [plaats] op [datum],
[adres]
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 3 november 2016.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het onder 1 en 2 subsidiair ten laste gelegde veroordeeld tot een geldboete ter hoogte van € 400,--, subsidiair 8 dagen hechtenis. Voorts is er beslist op de vordering van de benadeelde partij zoals nader is omschreven in het vonnis waarvan beroep.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1:hij op of omstreeks 20 juli 2013 te 's-Gravenhage opzettelijk een persoon (te weten [benadeelde partij]), heeft mishandeld door met dat opzet tot mishandelen driemaal, althans meermalen althans éénmaal pepperspray, althans een stof, die een irriterende en/of prikkelende en/of brandende, in ieder geval een schadelijke, uitwerking heeft op de slijmvliezen en/of de ogen en/of de mond en/of de huid en/of de ademhaling, in de ogen en/of het gezicht en/of in de richting van die [benadeelde partij] heeft gespoten, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
2 primair:Hij op of omstreeks 20 juli 2013 te 's-Gravenhage ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [benadeelde partij], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet die [benadeelde partij](terwijl verdachte handboeien vasthield) op de neus, althans in het gezicht heeft geslagen en/of gestompt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2 subsidiair:hij op of omstreeks 20 juli 2013 te 's-Gravenhage opzettelijk een persoon (te weten [benadeelde partij]), heeft mishandeld door met dat opzet die [benadeelde partij](terwijl verdachte handboeien vasthield) op de neus, althans in het gezicht te slaan en/of te stompen, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte wordt vrijgesproken ter zake van het onder 1 en 2 primair ten laste gelegde en zal worden veroordeeld voor onder 2 subsidiair ten laste gelegde.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Feit 1
Met de advocaat-generaal en de verdediging is het hof van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen is dat de verdachte de onder 1 ten laste gelegde mishandeling heeft begaan. De verdachte, zijnde een politieagent in functie, heeft gebruik gemaakt van zijn pepperspray zonder voorafgaande waarschuwing. Echter, nu de verdachte, die geen bijstand had van collega’s, zich geconfronteerd zag met een persoon ([benadeelde partij]) die zich onttrok aan de aanhouding door zich agressief te gedragen, niet tot rede vatbaar was en zich bleef verzetten, was er sprake van een situatie waarin de waarschuwing redelijkerwijs achterwege kon blijven.
Het hof zal de verdachte daarom van dit feit vrijspreken.
Feit 2 primair
Met de advocaat-generaal en de verdediging is het hof van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen is dat de verdachte het onder 2 primair ten laste gelegde (poging tot zware mishandeling) heeft begaan.
Het hof zal de verdachte daarom hiervan vrijspreken.
Feit 2 subsidiair
De advocaat-generaal heeft, zakelijk weergegeven, gevorderd dat de onder 2 subsidiair ten laste gelegde mishandeling wettig en overtuigend bewezen dient te worden verklaard.
Aan de verdachte is onder 2 subsidiair ten laste gelegd dat hij [benadeelde partij](hierna: [benadeelde partij]) (terwijl hij handboeien vasthield) in het gezicht heeft geslagen met het opzet om hem te mishandelen.
Op 20 juli 2013 was de verdachte, zijnde een politieagent in functie, zonder bijstand van collega’s, bezig met het uitschrijven van een bekeuring aan een bestuurder die zijn auto verkeerd had geparkeerd. [benadeelde partij] heeft zich daarmee bemoeid en verdachte beledigd. Toen de verdachte vervolgens [benadeelde partij] ter zake van die belediging aanhield, heeft [benadeelde partij] verzet gepleegd tegen de verdachte door zich meermalen met kracht los te rukken en zich in de tegengestelde richting van waar de verdachte hem naartoe geleidde te bewegen. De verdachte heeft hierover verklaard dat [benadeelde partij] sterker was dan hij en dat hij hem niet onder controle kreeg. Op enig moment is de moeder van [benadeelde partij] zich met de worsteling gaan bemoeien door de verdachte en [benadeelde partij] vast te pakken en aan hen te trekken. De verdachte heeft voorts verklaard dat [benadeelde partij], nadat de verdachte versterking van collega’s had ingeroepen, hem stompte en schopte. Hierop heeft de verdachte [benadeelde partij] een vuistslag in het gezicht gegeven.
De verdachte had voorafgaand aan het slaan drie keer pepperspray tegen [benadeelde partij] gebruikt, maar hier leek [benadeelde partij] niet of nauwelijks op te reageren.
Voorop wordt gesteld dat bij de strafrechtelijke beoordeling van opsporingshandelingen van politieagenten in functie terughoudendheid moet worden betracht. De rechter mag niet, achteraf oordelend, zijn eigen beoordeling in de plaats stellen van die van een politieagent in de hitte van de strijd. Beoordeeld dient te worden of het toegepaste geweld aan de eisen van subsidiariteit en proportionaliteit voldoet, niet of de politieagent redelijkerwijs een andere keuze had kunnen of zelfs had moeten maken.
De advocaat-generaal heeft betoogd dat sprake was van een situatie waarin de verdachte geweld heeft mogen gebruiken, maar dat, gelet op het feit dat assistentie reeds was ingeroepen, de verdachte redelijkerwijs ook een andere optie had, te weten [benadeelde partij] nog even langer vast te houden dan wel [benadeelde partij] los te laten. Nu de verdachte derhalve beschikte over een redelijk alternatief voor de vuistslag in het gezicht en nu de vuistslag ook een te zwaar middel was, is de advocaat-generaal van oordeel dat het toegepaste geweld in strijd is met de beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit.
Het hof volgt de advocaat-generaal niet in dit betoog. Niet in geschil is dat sprake was van een rechtmatige aanhouding. Bij het realiseren daarvan was de verdachte bevoegd tot het toepassen van geweld. Vaststaat immers dat [benadeelde partij] zich tegen die aanhouding verzette, dat de verdachte [benadeelde partij] reeds meermalen had gemaand om stil te blijven staan, [benadeelde partij] had vastgepakt en tegen hem meermaals (niet-effectief) zijn pepperspray had gebruikt, en dat [benadeelde partij] desondanks zich bleef onttrekken aan de aanhouding. In deze situatie was de verdachte bevoegd om een zwaarder geweldsmiddel, zoals fysiek geweld dan wel een wapenstok, in te zetten. De verdachte heeft [benadeelde partij] een vuistslag in het gezicht gegeven. Dit toegepaste geweld was gericht op voltooiing van de ingezette aanhouding. Anders dan de advocaat-generaal heeft betoogd, acht het hof dit toegepaste geweld in de gegeven situatie niet disproportioneel en/of in strijd met het subsidiariteitsbeginsel. Het toepassen van een lichter alternatief hoefde onder de gegeven omstandigheden niet van de verdachte te worden gevergd en een zwaarder heeft hij niet aangewend. Dat de verdachte mogelijk ook andere opties zou hebben gehad, maakt niet, indachtig het hiervoor gegeven toetsingskader, dat het toegepaste geweld niet aan de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit voldoet. Daarbij neemt het hof ook in aanmerking dat niet is komen vast te staan dat de verdachte tijdens de vuistslag handboeien in zijn hand had die hebben bijgedragen tot (de ernst van) het toegebrachte letsel.
Het hof spreekt de verdachte derhalve ook vrij van de onder 2 subsidiair ten laste gelegde mishandeling. De verdachte had een rechtvaardigingrond voor zijn handelen, zodat daaraan de wederrechtelijkheid ontbreekt. Aldus is geen sprake van mishandeling door de verdachte.
Vordering tot schadevergoeding
In het onderhavige strafproces heeft [benadeelde partij] zich als benadeelde partij gevoegd. De benadeelde partij heeft een vordering ingediend tot vergoeding van de geleden materiële schade en immateriële schade als gevolg van het aan de verdachte ten laste gelegde, tot een bedrag van € 10.388,91, te vermeerderen met de wettelijke rente.
In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot dit in eerste aanleg gevorderde en in hoger beroep gehandhaafde bedrag.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd dat de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard dient te worden.
De vordering van de benadeelde partij is door en namens de verdachte betwist.
Nu de verdachte ter zake van het ten laste gelegde wordt vrijgesproken, dient de benadeelde partij niet-ontvankelijk te worden verklaard in de vordering.
Kosten
Nu gesteld noch gebleken is dat de verdachte kosten heeft moeten maken teneinde zich tegen de vordering van de benadeelde partij te verdedigen, kan een beslissing inzake de proceskosten achterwege blijven.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 primair en 2 subsidiair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij]
Verklaart de benadeelde partij [benadeelde partij] in de vordering tot schadevergoeding niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door mr. R.F. de Knoop,
mr R.C. Schlingemann en mr. S. Verheijen, in bijzijn van de griffier mr. A. de Groot.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 17 november 2016.