Einde inhoudsopgave
Interinstitutioneel Akkoord betreffende begrotingsdiscipline, samenwerking in begrotingszaken en goed financieel beheer, alsmede betreffende nieuwe eigen middelen, met inbegrip van een routekaart voor de invoering van nieuwe eigen middelen
Bijlage II Interinstitutionele samenwerking inzake een routekaart voor de invoering van nieuwe eigen middelen
Geldend
Geldend vanaf 16-12-2020
- Bronpublicatie:
16-12-2020, PbEU 2020, L 433 I (uitgifte: 22-12-2020, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
16-12-2020
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
16-12-2020, PbEU 2020, L 433 I (uitgifte: 22-12-2020, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
EU-recht / Financiering
Preambule
- A.
De instellingen verplichten zich ertoe loyaal en transparant samen te werken en werk te maken van de tenuitvoerlegging van een routekaart voor de invoering van nieuwe eigen middelen voor de duur van het MFK 2021–2027.
- B.
De instellingen erkennen het belang van de context van het herstelinstrument voor de Europese Unie, waarin de nieuwe eigen middelen zouden moeten worden ingevoerd.
- C.
Uitsluitend met het oog op de aanpak van de gevolgen van de COVID-19-crisis zal de Commissie op grond van artikel 5, lid 1, van het eigenmiddelenbesluit worden gemachtigd om namens de Unie maximaal 750 miljard EUR aan financiële middelen in prijzen van 2018 te lenen op de kapitaalmarkten, waarvan maximaal 390 miljard EUR in prijzen van 2018 mag worden gebruikt voor uitgaven overeenkomstig artikel 5, lid 1, onder b), van dat besluit.
- D.
De terugbetaling van de hoofdsom van dergelijke middelen die dienen te worden gebruikt voor uitgaven uit hoofde van het herstelinstrument voor de Europese Unie en de daarmee samenhangende verschuldigde rente zullen moeten worden gefinancierd uit de algemene begroting van de Unie, onder meer middels voldoende opbrengsten uit nieuwe eigen middelen die na 2021 worden ingevoerd. Alle daarmee samenhangende verplichtingen zullen uiterlijk op 31 december 2058 volledig zijn terugbetaald, zoals bepaald in artikel 5, lid 2, tweede alinea, van het eigenmiddelenbesluit. De jaarlijkse te betalen bedragen zullen afhankelijk zijn van de looptijd van de uitgegeven obligaties en de schuldaflossingsstrategie, met inachtneming van de limiet voor de terugbetaling van de hoofdsom van de middelen bedoeld in de derde alinea van dat lid, die is vastgesteld op 7,5 % van het maximumbedrag dat moet worden gebruikt voor uitgaven als bedoeld in artikel 5, lid 1, onder b), van dat besluit.
- E.
De uitgaven uit de Uniebegroting ten behoeve van de terugbetaling van het herstelinstrument voor de Europese Unie zouden niet mogen leiden tot een onnodige vermindering van programma-uitgaven of investeringsinstrumenten uit hoofde van het MFK. Het is ook wenselijk de stijging van de bni-middelen voor de lidstaten te beperken.
- F.
Om die reden, en om de geloofwaardigheid en duurzaamheid van het terugbetalingsplan voor het herstelinstrument voor de Europese Unie te vergroten, zullen de instellingen streven naar de invoering van voldoende nieuwe eigen middelen ter dekking van een bedrag dat overeenkomt met de verwachte uitgaven met betrekking tot de terugbetaling. In overeenstemming met het universaliteitsbeginsel betekent dit niet dat bepaalde eigen middelen worden bestemd of toegewezen om een specifiek soort uitgave te dekken.
- G.
De instellingen erkennen dat de invoering van een pakket nieuwe eigen middelen de adequate financiering van uitgaven van de Unie in het MFK zou moeten ondersteunen en tegelijkertijd het aandeel nationale bni-bijdragen in de financiering van de jaarlijkse begroting van de Unie moet worden verminderd. De diversificatie van inkomstenbronnen zou er op haar beurt toe kunnen bijdragen dat uitgaven op Unieniveau meer worden toegespitst op prioritaire gebieden en op collectieve goederen met een grote efficiëntiewinst ten opzichte van nationale uitgaven.
- H.
De nieuwe eigen middelen zouden daarom op de beleidsdoelstellingen van de Unie moeten worden afgestemd, de prioriteiten van de Unie — zoals de Europese Green Deal en een Europa dat klaar is voor het digitale tijdperk — ondersteunen, en bijdragen tot eerlijke belastingheffing en een intensievere bestrijding van belastingfraude en belastingontduiking.
- I.
De instellingen komen overeen dat nieuwe eigen middelen bij voorkeur tot stand zouden moeten worden gebracht op een manier die het mogelijk maakt ‘vers geld’ te genereren. Tegelijkertijd streven zij ernaar administratieve rompslomp en de lasten voor bedrijven, met name kleine en middelgrote ondernemingen (kmo's), en voor burgers te verminderen.
- J.
Nieuwe eigen middelen zouden moeten voldoen aan de criteria eenvoud, transparantie, voorspelbaarheid en billijkheid. De berekening, overdracht en controle van de nieuwe eigen middelen zouden niet mogen leiden tot buitensporige administratieve lasten voor de Unie-instellingen en de nationale overheden.
- K.
Gezien de zware procedurele vereisten voor de invoering van nieuwe eigen middelen komen de instellingen overeen dat de noodzakelijke hervorming van het stelsel van eigen middelen zouden moeten worden verwezenlijkt met een beperkt aantal herzieningen van het eigenmiddelenbesluit.
- L.
De instellingen komen derhalve overeen in de periode 2021–2027 samen te werken op basis van de in deze bijlage geformuleerde beginselen, met als doel werk te maken van de invoering van nieuwe eigen middelen overeenkomstig de routekaart neergelegd in deel B en de daarin vermelde datums.
- M.
De instellingen erkennen ook het belang van de instrumenten voor beter wetgeven die zijn geformuleerd in het Interinstitutioneel Akkoord van 13 april 2016 over beter wetgeven (1), en met name de effectbeoordeling.
Deel A. Beginselen voor de uitvoering
1
De Commissie zal de nodige wetgevingsvoorstellen indienen voor nieuwe eigen middelen en voor mogelijke andere nieuwe eigen middelen als bedoeld in punt 10, in overeenstemming met de beginselen van betere wetgeving. Zij zal in dat verband terdege rekening houden met de suggesties van het Europees Parlement en van de Raad. Die wetgevingsvoorstellen zullen vergezeld gaan van de desbetreffende uitvoeringswetgeving inzake eigen middelen.
2
De instellingen komen de volgende leidende beginselen voor de invoering van een pakket nieuwe eigen middelen overeen:
- a)
door middel van de nieuwe eigen middelen wordt een bedrag geheven dat volstaat ter dekking van de totale verwachte uitgaven voor de terugbetaling van de hoofdsom en de rente van de geleende middelen voor uitgaven als bedoeld in artikel 5, lid 1, onder b), van het eigenmiddelenbesluit, met inachtneming van het universaliteitsbeginsel. Ontvangsten uit eigen middelen die de terugbetalingsbehoeften overschrijden, blijven als algemene ontvangsten terugvloeien naar de Uniebegroting overeenkomstig het universaliteitsbeginsel;
- b)
bij uitgaven ter dekking van de financieringskosten van het herstelinstrument voor de Europese Unie wordt ernaar gestreefd dat de uitgaven voor unieprogramma's en -fondsen niet hoeven te worden verminderd;
- c)
de eigen middelen worden afgestemd op de prioriteiten van de Unie, zoals de strijd tegen de klimaatverandering, de circulaire economie en een Europa dat klaar is voor het digitale tijdperk, en dragen bij tot eerlijke belastingheffing en tot een intensievere bestrijding van belastingfraude en belastingontduiking;
- d)
de criteria eenvoud, transparantie en billijkheid worden in acht genomen;
- e)
er wordt gezorgd voor stabiliteit en voorspelbaarheid van de inkomstenstroom;
- f)
er mogen geen buitensporige administratieve lasten voor de Unie-instellingen en de nationale overheden ontstaan;
- g)
er worden bij voorkeur extra ‘verse’ ontvangsten gegenereerd;
- h)
tegelijkertijd wordt ernaar gestreefd de administratieve rompslomp en de lasten voor de bedrijven, met name voor kmo's, en voor de burgers te verminderen.
3
Het Europees Parlement en de Raad zullen de in punt 1 bedoelde wetgevingsvoorstellen volgens hun interne procedures analyseren, bespreken en hieraan zonder onnodige vertraging een vervolg geven, teneinde een snelle besluitvorming te faciliteren. Nadat de Commissie haar voorstellen heeft ingediend, zullen leden van het Europees Parlement en vertegenwoordigers van de Raad in de loop van hun beraadslagingen in aanwezigheid van vertegenwoordigers van de Commissie bijeenkomen om elkaar te informeren over de stand van zaken. Voorts zullen de instellingen regelmatig met elkaar in dialoog gaan om de balans op te maken van de vorderingen met de routekaart.
Deel B. Routekaart naar de invoering van nieuwe eigen middelen
Eerste stap: 2021
4
In eerste instantie zullen vanaf 1 januari 2021 nieuwe eigen middelen worden ingevoerd en toegepast, die bestaan uit een deel inkomsten uit een nationale bijdrage berekend op basis van het gewicht van niet-gerecycled kunststof verpakkingsafval, waarin het eigenmiddelenbesluit voorziet. Dat besluit zal naar verwachting in januari 2021 in werking treden, onder voorbehoud van goedkeuring door de lidstaten overeenkomstig hun onderscheiden grondwettelijke bepalingen.
5
De Commissie zal haar werkzaamheden bespoedigen en, na de in 2020 gestarte effectbeoordelingen, voorstellen indienen voor een mechanisme voor koolstofcorrectie aan de grens en voor een digitale heffing, alsmede een begeleidend voorstel om uiterlijk in juni 2021 op die basis nieuwe eigen middelen in te voeren, met het oog op de invoering ervan uiterlijk op 1 januari 2023.
6
De Commissie zal in het voorjaar 2021 het EU-emissiehandelssysteem herzien, en daarbij nagaan of het kan worden uitgebreid tot de lucht- en zeevaartsectoren. Zij zal tegen juni 2021 een voorstel doen voor eigen middelen op basis van het EU-emissiehandelssysteem.
7
De instellingen zijn het erover eens dat het mechanisme voor koolstofcorrectie aan de grens en het EU-emissiehandelssysteem thematisch samenhangen en het derhalve gerechtvaardigd zou zijn deze in dezelfde geest te bespreken.
Tweede stap: 2022 en 2023
8
Met naleving van de in de Verdragen opgenomen toepasselijke procedures en onder voorbehoud van goedkeuring door de lidstaten overeenkomstig hun onderscheiden grondwettelijke bepalingen wordt beoogd deze nieuwe eigen middelen uiterlijk op 1 januari 2023 in te voeren.
9
De Raad zal deze nieuwe eigen middelen uiterlijk op 1 juli 2022 bespreken, opdat deze uiterlijk op 1 januari 2023 kunnen worden ingevoerd.
Derde stap: 2024–2026
10
De Commissie zal op basis van effectbeoordelingen aanvullende nieuwe eigen middelen voorstellen, waaronder eventueel een belasting op financiële transacties en een aan de bedrijfssector gekoppelde financiële bijdrage of een nieuwe gemeenschappelijke heffingsgrondslag voor de vennootschapsbelasting. De Commissie streeft ernaar uiterlijk in juni 2024 een voorstel in te dienen.
11
Met naleving van de in de Verdragen opgenomen procedures en onder voorbehoud van goedkeuring door de lidstaten overeenkomstig hun onderscheiden grondwettelijke bepalingen, wordt beoogd deze aanvullende nieuwe eigen middelen uiterlijk op 1 januari 2026 in te voeren.
12
De Raad zal deze nieuwe eigen middelen uiterlijk op 1 juli 2025 bespreken, opdat deze uiterlijk op 1 januari 2026 kunnen worden ingevoerd.
Voetnoten
Interinstitutioneel Akkoord tussen het Europees Parlement, de Raad van de Europese Unie en de Europese Commissie van 13 april 2016 over beter wetgeven (PB L 123 van 12.5.2016, blz. 1).